Zegen Jehovah’s heilige naam!
„De lof van Jehovah zal mijn mond spreken; en alle vlees zegene zijn heilige naam tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig.” — PSALM 145:21.
1, 2. (a) In welk opzicht heeft Satan Gods heerschappij betwist? (b) Welke vragen betreffende Psalm 145:11-21 worden opgeworpen?
JEHOVAH is ontwijfelbaar de Universele Soeverein. Maar Satan heeft de rechtvaardigheid en rechtmatigheid van Gods heerschappij betwist (Genesis 2:16, 17; 3:1-5). De Duivel heeft ook de rechtschapenheid van al Gods dienstknechten in de hemel en op aarde in twijfel getrokken (Job 1:6-11; 2:1-5; Lukas 22:31). Daarom heeft Jehovah tijd toegestaan opdat alle met verstand begiftigde schepselen de slechte vruchten van opstand tegen zijn heerschappij kunnen zien en kunnen tonen welk standpunt zij ten aanzien van deze strijdpunten innemen.
2 Psalm 145 helpt ons een krachtig standpunt voor Gods heerschappij in te nemen. Hoe dan wel? Wat zegt David over Jehovah’s koningschap? En hoe handelt God met de ondersteuners ervan? Psalm 145:11-21 verschaft nuttige antwoorden.
Over Jehovah’s koningschap spreken
3. Indien Jehovah’s koningschap ons dierbaar is, wat zullen wij dan doen?
3 Jehovah’s heerschappij was een zaak van groot belang voor David, die zei: „Over de heerlijkheid van uw koningschap zullen zij praten, en over uw macht zullen zij spreken, om de mensenzonen zijn machtige daden bekend te maken en de heerlijkheid van de pracht van zijn koningschap” (Psalm 145:11, 12). Mensen praten over dingen die hun interesseren. Daarom spreekt een man over zijn gezin, zijn huis, het gewas op zijn veld. Jezus zei: „Een goed mens brengt uit de goede schat van zijn hart het goede voort” (Lukas 6:45). Indien Gods heerschappij ons na aan het hart ligt, zullen wij om de komst van zijn koninkrijk bidden, en wij zullen anderen vertellen over de gerechtigheid, de vrede en de rechtvaardigheid die dan zullen heersen. Wij zullen Jehovah als de „Koning der eeuwigheid” loven, en wij zullen erover spreken hoe zijn soevereiniteit via het Messiaanse koninkrijk in handen van zijn geliefde Zoon, Jezus Christus, tot uitdrukking wordt gebracht (Openbaring 15:3; Jesaja 9:6, 7). Wat een voorrecht is het te spreken over de hemelse heerlijkheid van Jehovah’s koningschap, die spoedig weerspiegeld zal worden in de schoonheid van een met volmaakt gelukkige schepselen gevuld aards paradijs! — Lukas 23:43.
4. Wanneer hebben wij de gelegenheid om over Jehovah’s „macht” te spreken, en hoe worden wij in deze activiteit geschraagd?
4 Waardering zal ons er ook toe bewegen over Jehovah’s „macht” te spreken. Hoewel hij „verheven in kracht” of macht is, misbruikt hij zijn macht nooit (Job 37:23). Hij gebruikte zijn macht om de aarde en het mensdom te scheppen en zal zijn macht aanwenden om de goddelozen te vernietigen. Wij hebben de gelegenheid om over Gods macht te spreken wanneer wij het goede nieuws bekendmaken. En zijn wij niet dankbaar dat deze hoogste en uiteindelijke Bron van sterkte ons in staat stelt dit werk te doen? (Jesaja 40:29-31) Ja, als Jehovah’s Getuigen worden wij in heilige dienst geschraagd door Gods kracht en geest. Alleen op deze wijze wordt de Koninkrijksboodschap met schitterend succes over de hele wereld verkondigd. — Psalm 28:7, 8; Zacharia 4:6.
5. Wat moeten wij doen, aangezien grote aantallen mensen Jehovah’s „machtige daden” niet kennen?
5 Het is noodzakelijk dat wij aan de mensenzonen de „machtige daden” van Jehovah bekendmaken, net zoals de Israëlieten hun kinderen vertelden hoe God hen uit Egyptische knechtschap had bevrijd (Exodus 13:14-16). Mensen bouwen monumenten ter ere van personen wier daden zij als opmerkelijk beschouwen, maar hoevelen zijn op de hoogte van de machtige daden van God? Zoals één geleerde het onder woorden bracht: „Zij graveren de daden van hun helden in koper, maar de roemrijke daden van Jehovah zijn in het zand geschreven, en het getij van de tijd wist ze weg uit de huidige herinnering.” Die daden zijn niet echt weggewist, hoewel grote aantallen mensen ze niet kennen. Laten wij dus in ons van-huis-tot-huiswerk, wanneer wij huisbijbelstudies leiden en bij andere gelegenheden enthousiast over Gods machtige daden spreken.
6. (a) Bij welke gelegenheid jaren geleden werd de ijverige geest waarmee wij onze bediening ten uitvoer brengen, heel mooi tot uitdrukking gebracht? (b) Wat werd in 1922 over het verkondigen van het Koninkrijk gezegd?
6 Wij dienen ook ijverig de heerlijkheid van Gods koningschap bekend te maken. IJver voor een dergelijke Koninkrijksdienst trad beslist duidelijk aan de dag toen J. F. Rutherford, de toenmalige president van het Wachttorengenootschap, in 1922 de congresgangers te Cedar Point (Ohio, VS) toesprak en zei: „Sedert 1914 heeft de Koning der heerlijkheid zijn macht aanvaard . . . Het koninkrijk des hemels is nabij; de Koning regeert; Satans rijk stort ineen; miljoenen nu levende mensen zullen nimmer sterven. Gelooft u dat? . . . Dan terug naar het veld, o zonen van de allerhoogste God! Doet uw wapenrusting aan! Weest nuchter, weest waakzaam, weest actief, weest dapper. Weest getrouwe en ware getuigen voor de Heer. Gaat voorwaarts in het gevecht, totdat elk spoortje van Babylon verwoest is. Maakt de boodschap wijd en zijd bekend. De wereld moet weten dat Jehovah God is en dat Jezus Christus Koning der koningen en Heer der heren is. Dit is de dag der dagen. Ziet, de Koning regeert! Gij zijt zijn openbare aankondigers. Daarom: Verkondigt, verkondigt, verkondigt de Koning en zijn koninkrijk.”
7. Hoe dienen wij over onze activiteit als Koninkrijksverkondigers te denken?
7 Wat een vreugde om ’aan Gods naam te denken’, anderen over zijn heerschappij te vertellen en het Messiaanse koninkrijk van zijn geliefde Zoon te verkondigen! (Maleachi 3:16) Als verkondigers en ondersteuners van Gods koninkrijk achten wij ons voorrecht het goede nieuws bekend te maken en het hart van anderen tot God, Christus en het Koninkrijk te keren, dierbaar. In ons moet een brandend verlangen zijn om anderen over de luisterrijke heerlijkheid van Jehovah’s koningschap te vertellen. — Vergelijk Jeremia 20:9.
8. (a) Waarin is Jehovah’s heerschappij in deze tijd vertegenwoordigd? (b) Waarom kan er worden gezegd dat God „gedurende alle opeenvolgende geslachten” heerschappij heeft?
8 Wij dienen ertoe bewogen te worden Gods koninkrijk met grote ijver aan te kondigen, want David zei vervolgens: „Uw koningschap is een koningschap voor alle onbepaalde tijden, en uw heerschappij is gedurende alle opeenvolgende geslachten” (Psalm 145:13). Terwijl de psalmist verder nadacht over Jehovah’s koningschap, ging hij van het voornaamwoord „zijn” over op het voornaamwoord „uw” en richtte zijn onder gebed geuite woorden rechtstreeks tot God. Natuurlijk vervangt Jehovah’s heerschappij zoals die vertegenwoordigd is in het Messiaanse koninkrijk niet Gods eeuwige koningschap. En inderdaad zal Christus, wanneer de gehoorzame mensheid tot volmaaktheid is opgeheven, het Koninkrijk aan zijn Vader overdragen (1 Korinthiërs 15:24-28). God heeft dus heerschappij „gedurende alle opeenvolgende geslachten”. Jehovah was Koning toen Adam werd geschapen en zal voor eeuwig heerschappij over rechtvaardige mensen hebben.
9. Wat kan er gezegd worden over een vers in Psalm 145 dat met de Hebreeuwse letter noen begint?
9 In deze acrostische psalm laat de masoretische tekst een vers weg dat met de Hebreeuwse letter noen begint. Maar in overeenstemming met de Griekse Septuaginta, de Syrische Pesjitta en de Latijnse Vulgaat luidt dat vers in één Hebreeuws handschrift: „Jehovah is getrouw in al zijn woorden en loyaal in al zijn werken” (Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen, voetnoot). God vervult al zijn beloften en is loyaal jegens allen die zijn goedheid waarderen. — Jozua 23:14.
Jehovah’s steun faalt nimmer
10. Hoe ’ondersteunt God ons’?
10 De Eeuwige Koning gaat nooit voorbij aan de benarde toestand van zijn dienstknechten. Daarom kon David zeggen: „Jehovah ondersteunt allen die vallen, en richt alle neergebogenen op” (Psalm 145:14). Sedert de dagen van Abel heeft Jehovah Zijn aanbidders ondersteund. Aan onszelf overgelaten zouden wij vele malen bezwijken onder onze lasten. Wij hebben niet voldoende kracht om alle verdrietige omstandigheden van het leven te dragen en het hoofd te bieden aan de vervolging die wij als Gods volk ondergaan, maar Jehovah houdt ons staande. De hier gebruikte vorm van het Hebreeuwse werkwoord duidt erop dat God ons voortdurend „ondersteunt”. Er kan opgemerkt worden dat Johannes de Doper en Gods eigen Zoon gevallen zondaars hielpen moreel weer overeind te komen. Wanneer deze personen berouw hadden en Jehovah’s dienstknechten werden, verheugden zij zich in de wonderbaarlijke zegen van goddelijke steun. — Mattheüs 21:28-32; Markus 2:15-17.
11. Op welke wijze ’richt Jehovah alle neergebogenen op’?
11 Het is vertroostend te weten dat Jehovah allen die door verscheidene beproevingen ’neergebogen zijn’, opricht. Hij montert de moedelozen onder ons op, vertroost degenen die verdriet hebben en helpt ons zijn woord vrijmoedig te spreken wanneer wij vervolgd worden (Handelingen 4:29-31). Hij laat nooit toe dat wij verpletterd worden onder onze lasten, als wij zijn hulp maar aanvaarden (Psalm 55:22). Dus evenals de „dochter van Abraham” die „kromgebogen” was maar in fysiek opzicht door Jezus werd genezen, dienen wij „God [te] verheerlijken” wanneer hij ons geestelijk gesproken opricht (Lukas 13:10-17). Gezalfden die neergebogen waren in Babylonische knechtschap waren dankbaar toen God hen in 1919 oprichtte, en sinds 1935 richt hij dankbare „andere schapen” op. — Johannes 10:16.
12. Hoe „zien de ogen van allen hoopvol” naar God op?
12 Jehovah laat zijn volk nimmer in de steek, zoals David vervolgens duidelijk maakte: „Naar u zien de ogen van allen hoopvol uit, en gij geeft hun hun voedsel te rechter tijd. Gij opent uw hand en verzadigt de begeerte van al wat leeft” (Psalm 145:15, 16). Het is alsof de ogen van alle levende schepselen vol hoop gericht zijn op de Universele Soeverein. De engelen zien voor de instandhouding van hun leven naar God op. En zoals een kind naar een ouder opziet voor de dingen die hij nodig heeft, zien wij naar onze hemelse Vader op. In feite ontvangen zowel mensen als dieren hun levensbenodigdheden van hem. Niemand anders kan in hun behoeften voorzien. God geeft hun „hun voedsel te rechter tijd”, dat wil zeggen, op het tijdstip dat het nodig is.
13. Op welke manieren ’opent Jehovah zijn hand en verzadigt hij de begeerte van al wat leeft’?
13 God ’opent zijn hand en verzadigt de begeerte van al wat leeft’ (Psalm 104:10-28). Zeker, sommige dieren sterven door gebrek aan voedsel. Veel mensen lijden honger als slachtoffers van zelfzucht, onderdrukking en misbruik van natuurlijke hulpbronnen. Bovendien voorzei Jezus dat „voedseltekorten” een kenmerk zouden zijn van „het teken” van zijn tegenwoordigheid in deze laatste dagen (Mattheüs 24:3, 7). Maar niets van dit alles gebeurt omdat Jehovah gierig is of niet in staat om in het nodige te voorzien. Denk eens aan de miljarden schepselen wier leven in stand wordt gehouden! Bovendien geeft deze psalm de verzekering dat onder de Koninkrijksheerschappij, wanneer ’de ene mens niet over de andere mens heerst tot diens nadeel’, God onze materiële en geestelijke behoeften zal bevredigen (Prediker 8:9; Jesaja 25:6). Zelfs in deze tijd hoeven wij niet te hongeren naar geestelijk voedsel, want God voorziet er te rechter tijd overvloedig in door bemiddeling van „de getrouwe en beleidvolle slaaf” (Mattheüs 24:45-47; 1 Petrus 2:2). Geestelijk gesproken zijn Jehovah’s Getuigen de best gevoede mensen op aarde. Toont u diepe waardering voor zo’n overvloed?
Jehovah behoedt degenen die hem liefhebben
14. Waarom kon David zeggen dat ’Jehovah rechtvaardig is in al zijn wegen en loyaal in al zijn werken’?
14 Onze dwaasheid kan ’onze weg verdraaien’ en ons in problemen brengen, maar nooit dienen wij God de schuld te geven van deze moeilijkheden (Spreuken 19:3). David laat de reden hiervoor zien wanneer hij zegt: „Jehovah is rechtvaardig in al zijn wegen en loyaal in al zijn werken” (Psalm 145:17). God handelt altijd eerlijk, rechtvaardig en barmhartig. Zijn barmhartigheid treedt vooral duidelijk aan het licht in zijn voorziening voor redding door middel van Jezus’ loskoopoffer (Handelingen 2:21; 4:8-12). Jehovah is ook „loyaal in al zijn werken”, altijd getrouw, liefdevol en onpartijdig. Laten wij, als „navolgers van God”, dus eerlijk, rechtvaardig, barmhartig, onpartijdig en loyaal zijn. — Efeziërs 5:1, 2; Deuteronomium 32:4; Psalm 7:10; 25:8; Jesaja 49:7; Handelingen 10:34, 35.
15. Hoe hebben wij ’God in waarachtigheid’ aangeroepen, en welke resultaten heeft dit voor ons afgeworpen?
15 Aangezien God rechtvaardig en loyaal is, voelen wij ons tot hem aangetrokken. Bovendien verzekert David ons: „Jehovah is nabij allen die hem aanroepen, allen die hem aanroepen in waarachtigheid” (Psalm 145:18). Door als opgedragen gelovigen gedoopt te worden, hebben wij de naam van Jehovah aangeroepen (Handelingen 8:12; 18:8; Romeinen 10:10-15). Daar wij aldus tot God naderden, nadert hij tot ons (Jakobus 4:8). Wij ’roepen hem aan in waarachtigheid’ omdat wij dit op de ware manier doen, door bemiddeling van Jezus Christus. En Jehovah zal nabij blijven indien wij hem „met geest en waarheid” aanbidden, „geloof zonder huichelarij” tentoonspreiden en ’standvastig blijven als zien wij de Onzichtbare’ (Johannes 4:23, 24; 1 Timotheüs 1:5; Hebreeën 11:27). Dan zullen wij niet tevergeefs bidden of helemaal alleen het hoofd moeten bieden aan Satans wereld, maar wij zullen goddelijke hulp en leiding blijven genieten (Psalm 65:2; 1 Johannes 5:19). Wat een zekerheid betekent dit!
16. Waarom en hoe ’voldoet Jehovah aan de begeerte van hen die hem vrezen’?
16 Wij verheugen ons ook in ware zekerheid vanwege andere dingen die Jehovah ten behoeve van ons doet. David zei: „Aan de begeerte van hen die hem vrezen, zal hij voldoen, en hun hulpgeschreeuw zal hij horen, en hij zal hen redden” (Psalm 145:19). Jehovah ’voldoet aan onze begeerte’ omdat wij diepe eerbied voor God hebben en een gezonde vrees om hem te mishagen (Spreuken 1:7). Ons gehoorzame hart heeft ons ertoe bewogen ons aan Jehovah op te dragen, en onze geesteshouding is: „Uw wil geschiede.” Aangezien het zijn wil is dat wij de Koninkrijksboodschap bekendmaken, vervult hij ons verlangen om dat werk te doen (Mattheüs 6:10; Markus 13:10). God ’voldoet aan onze begeerte’ omdat wij niet zelfzuchtig bidden maar om dingen vragen die in harmonie zijn met zijn wil. Hij schenkt datgene wat in overeenstemming is met zijn wil en tot ons welzijn is. — 1 Johannes 3:21, 22; 5:14, 15; vergelijk Mattheüs 26:36-44.
17. Waarom kunnen wij er zeker van zijn dat ons „hulpgeschreeuw” door God gehoord zal worden?
17 Als Jehovah’s loyale getuigen kunnen wij er ook zeker van zijn dat Jehovah nooit zijn oren sluit voor ons „hulpgeschreeuw”. God bevrijdde David van rampspoed en redde Jezus, ja, wekte hem zelfs uit de doden op. Wanneer wij door de vijand worden aangevallen, vooral tijdens de aanval van Gog, kunnen wij er zeker van zijn dat Jehovah ons zal bevrijden (Ezechiël 38:1–39:16). In feite kunnen wij evenals David in elke tijd van moeilijkheden met vertrouwen bidden: „Betoon mij gunst, o Jehovah, want ik verkeer erg in benauwdheid. . . . Ik heb het slechte bericht uitgebracht door velen gehoord, verschrikking aan alle kanten. Wanneer zij zich als één blok aaneensluiten tegen mij, is het om mijn ziel weg te nemen dat zij in werkelijkheid plannen smeden. Maar ik — op u heb ik mijn vertrouwen gesteld, o Jehovah. Ik heb gezegd: ’Gij zijt mijn God.’” — Psalm 31:9-14.
18. Welk nut werpt het voor ons af te weten dat Jehovah ’allen die hem liefhebben behoedt’, maar ’de goddelozen zal verdelgen’?
18 Jehovah staat altijd klaar om ons te helpen. Zoals David zegt: „Jehovah behoedt allen die hem liefhebben, maar alle goddelozen zal hij verdelgen” (Psalm 145:20). Ja, als wij God liefhebben, zal hij ons zegenen en behoeden (Numeri 6:24-26). Hij „vergeldt bovenmate al wie blijk geeft van hoogmoed” maar beschermt zijn nederige dienstknechten en laat niets gebeuren dat hun blijvende schade berokkent. Laten wij, daar Jehovah met ons is, moedig zijn (Psalm 31:20-24; Handelingen 11:19-21). ’Geen wapen dat tegen ons gesmeed wordt, zal succes hebben’ (Jesaja 54:17; Psalm 9:17; 11:4-7). Dat is de ondervinding van degenen die als Gods getrouwe, opgedragen dienstknechten van hun liefde voor hem blijk geven. Als groep zullen Jehovah’s Getuigen veilig door „de grote verdrukking” die over de goddelozen wordt gebracht, heen komen (Openbaring 7:14). En wat een zegen zal de beslechting van de grote strijdvraag inzake Jehovah’s universele koningschap zijn voor „allen die hem liefhebben”!
Ga ermee voort Jehovah’s heilige naam te zegenen
19. Waarom spreekt onze mond „de lof van Jehovah”?
19 David besluit deze ontroerende psalm met de woorden: „De lof van Jehovah zal mijn mond spreken; en alle vlees zegene zijn heilige naam tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig” (Psalm 145:21). Als Jehovah’s Getuigen waarderen wij Gods grootheid, goedheid, welwillende koningschap, nimmer-falende steun en onophoudelijke waakzame zorg. Daarom spreekt onze mond, net als in het geval van David, de lof van God. Wij worden ertoe bewogen hem exclusieve toewijding te schenken, hem te danken voor zijn vele zegeningen, en zijn „luisterrijke naam” te loven. — 1 Kronieken 29:10-13; Exodus 20:4-6.
20. Wat dient nu, met de eeuwigheid in het vooruitzicht, ons vaste besluit te zijn?
20 Laten wij, aangezien Jehovah ons dagelijks zegent, hem geregeld zegenen, of goed van hem spreken. Laten wij tot lof van God het goede nieuws ijverig prediken en anderen vertellen dat binnenkort ’alle vlees zijn heilige naam zal zegenen’. Hoe prachtig zal het zijn te leven wanneer alle aardbewoners — ja, alle met verstand begiftigde schepselen in het universum — lofzangen voor onze hemelse Vader zullen zingen! (Psalm 148:1-13) Gezegend zij Jehovah omdat hij zijn naam heeft onthuld en ons het voorrecht heeft geschonken zijn Getuigen te zijn (Psalm 83:18; Jesaja 43:10-12). Mogen wij ons gedragen op een wijze die passend is voor wie die naam als heilig beschouwen en om de heiliging ervan bidden (Lukas 11:2). Laten wij God loyaal dienen zodat in zijn nieuwe samenstel onze stem gehoord mag worden in het koor van degenen die Jehovah’s heilige naam voor eeuwig zegenen.
Wat zijn uw commentaren?
◻ Wat zullen wij doen als Jehovah’s koningschap ons dierbaar is?
◻ Waarin wordt Gods koningschap in deze tijd vertegenwoordigd?
◻ Hoe ’richt Jehovah alle neergebogenen op’?
◻ Op welke manieren ’opent God zijn hand en verzadigt hij de begeerte van al wat leeft’?
◻ Hoe kunnen wij Jehovah’s heilige naam zegenen?
[Illustratie op blz. 17]
In 1922 spoorden de woorden ’verkondigt de Koning en het Koninkrijk’ ondersteuners van Jehovah’s koningschap tot grotere activiteit aan