Meer zendelingen voor de wereldwijde oogst
SEPTEMBER is voor de boeren een oogstmaand, maar een veel belangrijker oogstwerk was de aanleiding dat er op 8 september 1991 een grote menigte samenstroomde in de congreshal van Jehovah’s Getuigen in Jersey City, een stad aan de Hudson, tegenover New York City. De studenten van de 91ste klas van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead ontvingen hun diploma. Er waren ongeveer 4263 leden van de Bethelfamilie en genodigden aanwezig, terwijl nog eens 1151 personen op het hoofdbureau in Brooklyn en op de boerderijen in Wallkill en Patterson via telefoonlijnen met de congreshal verbonden waren.
De bijna 98-jarige president van de Gileadschool, Frederick W. Franz, opende het programma met een roerend en intens eerbiedig gebed. Albert D. Schroeder, een lid van het Besturende Lichaam en voorheen administratief hoofd en leraar van de school, trad als voorzitter van het graduatieprogramma op. Hij herinnerde de toehoorders aan Psalm 2:1, 2 en andere profetieën waarin deze tijd van schudding en tumult onder de natiën is voorzegd. Deze toestand van ontwrichting heeft ertoe geleid dat er veel nieuwe velden voor het oogstwerk zijn geopend.
De eerste lezing werd uitgesproken door een lid van het Bethelcomité, George M. Couch. Zijn thema was „Tel je zegeningen”. Hij herinnerde de Gileadstudenten eraan dat men hier nooit te vroeg mee kan beginnen. Hij merkte op dat de studenten zelf beslist gezegend waren, maar dat deze zegeningen alleen na veel hard werk gekomen waren. Evenzo had de 97-jarige Jakob de hele nacht met een engel geworsteld — enkel om een zegen te ontvangen (Genesis 32:24-32). Broeder Couch spoorde de studenten aan niet bij negatieve gedachten stil te staan maar een zegen voor anderen te worden door via gebed en vastberadenheid vrede des geestes aan te kweken.
John E. Barr, van het Besturende Lichaam, sprak vervolgens over het thema ’Heb liefde onder elkaar’. Jezus’ volgelingen waren bereid voor elkaar te sterven. „Voelen jullie deze soort van liefde in je hart opwellen?”, vroeg hij aan de studenten. ’Zonder deze liefde’, zo zei hij, ’zijn wij niets. Zo simpel ligt het’ (1 Korinthiërs 13:3). Broeder Barr noemde enkele praktische manieren om liefde tentoon te spreiden. Hij moedigde de studenten aan medezendelingen met respect te bejegenen en altijd te trachten de dingen tactvol te zeggen. ’Vergeet de onbelangrijke geschilpunten’, raadde hij aan, daarbij 1 Petrus 4:8 citerend. Hij merkte op dat zelfs de kookdagen van de zendelingen gelegenheden waren om liefde tentoon te spreiden, door het werk als meer te bezien dan iets wat louter plichtshalve gedaan moet worden. Hij herinnerde de studenten eraan dat ’wij onze broeders en zusters altijd liefde verschuldigd blijven’. — Romeinen 13:8.
„Hoe groot is je vertrouwen?” was het interessante thema dat door David A. Olson, van het dienstafdelingcomité, werd uitgewerkt. Hij legde de nadruk op twee terreinen van vertrouwen: in Jehovah en zijn organisatie, waarvoor wij talloze redenen hebben (Spreuken 14:6; Jeremia 17:8), en in onszelf. Zendelingen kunnen terecht een mate van zelfvertrouwen hebben, onder andere wegens hun achtergrond als bedienaren en ook wegens het vertrouwen dat Jehovah en zijn organisatie in hen stellen. De apostel Paulus gaf er om soortgelijke redenen blijk van zo’n vertrouwen te bezitten (1 Korinthiërs 16:13; Filippenzen 4:13). Broeder Olson waarschuwde evenwel tegen het al te grote zelfvertrouwen dat door de wereld wordt gestimuleerd, zoals wordt geïllustreerd door wat een beroemd schrijver gezegd zou hebben: „Ik citeer vaak mezelf. Het kruidt mijn conversatie.” Vertrouwen dat in evenwicht is met nederigheid, kan echter anderen met vertrouwen bezielen. Dit was beslist zo in het geval van Paulus. — Filippenzen 1:12-14.
Lyman A. Swingle, van het Besturende Lichaam, moedigde de studenten vervolgens aan: „Op naar de velden die geoogst moeten worden, afgestudeerden van Gilead!” Hij zei dat het thans voor de Gileadschool en voor de wereldwijde broederschap een oogsttijd was, aangezien de afgestudeerden uitgezonden zouden worden om zich aan te sluiten bij de duizenden vroegere afgestudeerden die nog steeds zendingswerk verrichten — sommige uit de eerste, de tweede en de derde klas in de jaren veertig! Broeder Swingle merkte op dat niemand destijds wist dat het zendingswerk nog eens vijftig jaar zou voortduren of dat het nazisme, het fascisme en andere van regeringswege opgeworpen barrières voor het predikingswerk zouden afbrokkelen. „Als datgene wat Jehovah in het verleden heeft gedaan, ons met ontzag vervult,” zei hij, „wat valt er dan over de toekomst te zeggen?” Hij besloot met de bezielende oproep tot de studenten: „Op naar het veld!”
Daarna spraken de twee vaste leraren van de Gileadschool de 91ste klas voor het laatst toe. Jack D. Redford sprak over het thema: „Verwerf wijsheid”. De Gileadschool, zo zei hij tot de studenten, geeft onderricht in kennis en inzicht, maar de studenten moeten wijsheid verwerven — het vermogen om hun kennis goed te gebruiken. Hij spoorde de studenten aan de mythe te verwerpen dat zij alles al op Gilead hadden geleerd. „Wat jullie na de school leren telt.” Wat zij zoal nog moeten leren is: vreedzaam met mensen om te gaan en in staat te zijn „Het spijt me” te zeggen tegen een partner, tegen medezendelingen en tegen plaatselijke broeders en zusters; ervoor op te passen zich op een eerste indruk te verlaten en te beseffen dat elk probleem complex is en een dieper inzicht in de omstandigheden vereist voordat er wijze raad gegeven kan worden; alsook respect te hebben voor de plaatselijke broeders en zusters wegens hun vermogen zich door moeilijke omstandigheden heen te slaan. — Spreuken 15:28; 16:23; Jakobus 1:19.
Ulysses V. Glass, het administratief hoofd van de Gileadschool, maakte Filippenzen 3:16 tot het thema van zijn lezing. Hij prees de studenten voor de vorderingen die zij hadden gemaakt en spoorde hen aan in overeenstemming met die schriftplaats te blijven handelen. Hoewel de studenten nauwkeurige kennis zouden moeten blijven verwerven, zo merkte hij op, zouden zij nooit alles weten. Hij illustreerde dit punt met een digitaal horloge. De eigenaar ervan zal misschien weten hoe hij het moet laten functioneren zonder precies te weten hoe het in feite werkt. Evenzo dienen zendelingen niet neer te kijken op degenen die dan misschien niet zo’n diepgaande kennis hebben als zij, maar niettemin weten wat belangrijk is — hoe Jehovah te vrezen (Spreuken 1:7). Hij herinnerde de klas eraan hoe belangrijk het is een ’zuiver oog’ te behouden (Mattheüs 6:22). Net als in het geval van het fysieke gezichtsvermogen, kan het geestelijke gezichtsvermogen belemmerd zijn. Sommigen zien bijvoorbeeld als door een kokertje — doordat zij zich zozeer op enkele details concentreren dat zij niet het hele beeld kunnen onderscheiden — terwijl anderen, in tegenstelling daarmee, alleen bijkomstige kwesties opmerken en zich steeds weer opnieuw laten afleiden van de kernpunten waaraan zij aandacht behoren te schenken.
De laatste lezing die ’s ochtends werd gehouden, was getiteld „Jehovah’s organisatie identificeren en ermee samenwerken”, uitgesproken door Theodore Jaracz, van het Besturende Lichaam. Broeder Jaracz merkte op dat hoewel er in de wereld duizenden organisaties en genootschappen zijn, slechts een van deze niet uit de wereld voortspruit. Hoe kan deze organisatie, die Jehovah vertegenwoordigt, geïdentificeerd worden? Gods Woord verschaft de identificerende kenmerken. De bijbel toont aan dat zijn hemelse schepping in hoge mate georganiseerd is (Psalm 103:20, 21; Jesaja 40:26). Jehovah’s aardse organisatie kan ook geïdentificeerd worden door haar ordelijkheid alsook door haar afgescheidenheid van de wereld, haar strikt vasthouden aan bijbelse beginselen, haar hoge niveau van morele reinheid en de liefde die er onder haar leden bestaat. Broeder Jaracz spoorde de Gileadstudenten aan zoveel mogelijk mensen in hun toewijzing te helpen Jehovah’s organisatie aan de hand van de Schrift te identificeren. Hij deed in dat verband een opwindende bekendmaking: De Gileadschool zal binnenkort in grootte verdubbelen, tot ongeveer 50 studenten in de 93ste klas! Ook zullen er omstreeks dezelfde tijd in Duitsland toegevoegde Gileadcursussen beginnen. Er werd lang en luid geapplaudisseerd!
Als hoogtepunt van de ochtend ontvingen alle 24 Gileadstudenten een diploma. Weldra zouden zij op weg zijn naar 12 verschillende landen in de wereld. De klas bood een resolutie aan waarin de studenten het Besturende Lichaam en de Bethelfamilie van ganser harte bedankten. Na de lunch leidde broeder Charles J. Rice, van het Wachttoren-boerderijencomité, een verkorte Wachttoren-studie. Vervolgens voerden de afgestudeerden een levendig programma op waarin zij enkele van de ervaringen uitbeeldden die zij tijdens hun vijfmaandse cursus te Wallkill in de Amerikaanse staat New York hadden opgedaan. Daarna voerden verkondigers uit verschillende plaatselijke gemeenten een drama op, getiteld: Jongeren die hun Schepper nu gedenken.
Aan het einde van het programma zond broeder George Gangas, een 95-jarig lid van het Besturende Lichaam, een voor hem karakteristiek bezielend gebed tot Jehovah op. De toehoorders gingen opgewekt naar huis, terwijl iedereen er ongetwijfeld toe aangemoedigd was een nog groter aandeel aan het wereldwijde oogstwerk te hebben.
[Kader op blz. 22]
Statistiek van de klas
Aantal vertegenwoordigde landen: 6
Aantal landen waaraan toegewezen: 12
Aantal studenten: 24
Aantal echtparen: 12
Gemiddelde leeftijd: 33,4
Gemiddelde jaren in de waarheid: 16,13
Gemiddelde jaren in de volle-tijddienst: 11,3
[Illustratie op blz. 23]
91ste afstuderende klas van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead
In onderstaande lijst zijn de rijen genummerd van voor naar achter en staan de namen per rij van links naar rechts vermeld.
(1) A. McDowell; L. Youngquist; B. Skokan; N. Wargnier; Y. Miller; M. Muñoz (2) M. Bales; D. Perez; E. Attick; A. Vainikainen; K. Mostberg (3) D. DePriest; T. DePriest; R. Perez; J. Wargnier; J. Muñoz; J. Miller (4) S. McDowell; D. Bales; M. Skokan; C. Attick; W. Youngquist; J. Vainikainen; S. Mostberg