Jobs beloning — een bron van hoop
„Jehovah . . . zegende het einde van Job daarna meer dan zijn begin.” — JOB 42:12.
1. Wat doet Jehovah voor zijn volk, zelfs wanneer beproevingen hen ernstig verzwakken?
JEHOVAH ’wordt de beloner van wie hem ernstig zoeken’ (Hebreeën 11:6). Ook beweegt hij zijn toegewijde dienstknechten ertoe moedig te prediken, zelfs al hebben beproevingen hen zwak en machteloos gemaakt als in de dood (Job 26:5; Openbaring 11:3, 7, 11). Dat bleek zo te zijn in het geval van de in ellende verkerende Job. Hoewel drie valse vertroosters vernietigende kritiek op hem uitoefenden, liet hij zich niet door mensenvrees het zwijgen opleggen. Hij gaf daarentegen een vrijmoedig getuigenis.
2. Hoe zijn Jehovah’s Getuigen, ook al hebben zij aan vervolging en ontbering blootgestaan, uit hun beproevingen te voorschijn gekomen?
2 Veel hedendaagse getuigen van Jehovah hebben aan zulke zware vervolging en ontbering blootgestaan dat zij de dood nabij zijn geweest (2 Korinthiërs 11:23). Evenals Job hebben zij echter liefde voor God getoond en rechtvaardigheid beoefend (Ezechiël 14:14, 20). Zij zijn ook uit hun beproevingen te voorschijn gekomen met het vaste besluit Jehovah te behagen, gesterkt om een vrijmoedig getuigenis te geven en vervuld met echte hoop.
Job geeft een vrijmoedig getuigenis
3. Wat voor getuigenis gaf Job in zijn laatste rede?
3 In zijn laatste rede gaf Job een zelfs nog groter getuigenis dan voordien. Hij bracht zijn valse vertroosters volledig tot zwijgen. Met bijtend sarcasme zei hij: „O, hoezeer hebt gij de krachteloze geholpen!” (Job 26:2) Job verheerlijkte Jehovah, wiens kracht onze aardbol in de ruimte ophangt aan niets en met water gevulde wolken boven de aarde doet zweven (Job 26:7-9). Toch waren volgens Job zulke wonderwerken ’slechts de zomen van Jehovah’s wegen’. — Job 26:14.
4. Wat zei Job over rechtschapenheid, en waarom kon hij zich zo uitdrukken?
4 Overtuigd van zijn onschuld verklaarde Job: „Totdat ik de laatste adem uitblaas, zal ik mijn rechtschapenheid niet van mij laten wijken!” (Job 27:5) In tegenstelling tot de valse beschuldigingen die tegen hem waren ingebracht, had hij niets gedaan waardoor hij datgene zou verdienen wat hem overkomen was. Job wist dat Jehovah de gebeden van afvalligen niet verhoort, maar rechtschapenheidbewaarders zal belonen. Dit kan ons er heel goed aan herinneren dat binnenkort de storm van Armageddon de goddelozen uit hun machtspositie zal slingeren, en zij zullen niet ontkomen aan Gods niets ontziende hand. Tot aan die tijd zullen Jehovah’s dienstknechten in hun rechtschapenheid wandelen. — Job 27:11-23.
5. Hoe definieerde Job ware wijsheid?
5 Denkt u zich eens in hoe het wereldwijze trio luisterde terwijl Job duidelijk maakte dat de mens zijn vaardigheden heeft gebruikt om goud, zilver en andere schatten in de aarde en in de zee te zoeken. „Maar”, zo zei hij, „een buidel met wijsheid is meer waard dan een buidel vol parels” (Job 28:18). Jobs valse vertroosters konden geen ware wijsheid kopen. De bron daarvan is de Schepper van de wind, de regen, de bliksem en de donder. Ja, de eerbiedige „vrees voor Jehovah — dat is wijsheid, en van het kwade te wijken, is verstand”. — Job 28:28.
6. Waarom sprak Job over zijn vroegere leven?
6 Ondanks zijn lijden hield Job er niet mee op Jehovah te dienen. In plaats van zich van de Allerhoogste af te keren, verlangde deze rechtschapen man vurig naar zijn vroegere „vertrouwelijke omgang met God” (Job 29:4). Het was geen grootspraak toen Job verhaalde hoe hij vroeger ’de ellendige verloste, zich met rechtvaardigheid bekleedde en een echte vader voor de armen was’ (Job 29:12-16). Hij noemde veeleer de feiten uit zijn leven als getrouwe dienstknecht van Jehovah. Hebt u zo’n voortreffelijk bericht opgebouwd? Natuurlijk toonde Job tevens aan hoe leugenachtig de beschuldigingen waren die door de drie vrome bedriegers waren uitgebracht.
7. Wat voor persoon was Job geweest?
7 Job werd uitgelachen door jongere mannen ’wier vaders hij geweigerd zou hebben bij de honden van zijn kudde te zetten’. Hij werd verfoeid en bespuwd. Hoe ernstig Job ook gekweld was, er werd hem geen consideratie betoond (Job 30:1, 10, 30). Omdat hij Jehovah echter volledig toegewijd was, had hij een zuiver geweten en kon hij zeggen: „Hij [zal] mij op een nauwkeurige weegschaal wegen en God zal mijn rechtschapenheid te weten komen” (Job 31:6). Job was geen overspeler of intrigant, en hij had niet nagelaten de behoeftigen te helpen. Hoewel hij rijk geweest was, had hij nooit op stoffelijke rijkdom vertrouwd. Bovendien liet Job zich niet in met afgoderij door levenloze dingen zoals de maan te vereren (Job 31:26-28). Door op God te vertrouwen, gaf hij een voortreffelijk voorbeeld als rechtschapenheidbewaarder. Ondanks al zijn lijden en de aanwezigheid van valse vertroosters hield Job een meesterlijke verdediging en gaf hij een schitterend getuigenis. Toen hij uitgesproken was, zag hij naar God op als zijn Rechter en Beloner. — Job 31:35-40.
Elihu spreekt
8. Wie was Elihu, en hoe legde hij zowel respect als moed aan de dag?
8 Binnen gehoorsafstand bevond zich de jonge man Elihu, een nakomeling van Nahors zoon Buz en dus een verre verwant van Jehovah’s vriend Abraham (Jesaja 41:8). Elihu toonde respect voor oudere mannen door naar beide partijen in het debat te luisteren. Maar hij deinsde er niet voor terug over datgene te spreken waarin zij ongelijk hadden. Zijn toorn ontbrandde bijvoorbeeld toen Job „veeleer zijn eigen ziel rechtvaardig verklaarde dan God”. Vooral tegen de valse vertroosters was Elihu’s gramschap gericht. Ogenschijnlijk verheerlijkten zij God door hun uitspraken, maar in werkelijkheid wierpen zij smaad op hem doordat zij Satans kant van het geschil kozen. Elihu, die „vol woorden” was en door heilige geest werd bewogen, was een onpartijdige getuige van Jehovah. — Job 32:2, 18, 21.
9. Hoe zinspeelde Elihu op herstel voor Job?
9 Job had zich meer bekommerd om zijn eigen rechtvaardiging dan om die van God. In feite had hij met God getwist. Nu Jobs ziel de dood nabij was, werd er echter op herstel gezinspeeld. Hoe dan wel? Welnu, Elihu werd ertoe bewogen te zeggen dat Jehovah als een uiting van zijn gunst Job de volgende boodschap deed toekomen: „Laat hem niet in de kuil afdalen! Ik heb een losprijs gevonden! Zijn vlees worde frisser dan in de jeugd; hij kere terug tot de dagen van zijn jeugdige kracht.” — Job 33:24, 25.
10. In welke mate zou Job getoetst worden, maar waarvan kunnen wij met het oog op 1 Korinthiërs 10:13 zeker zijn?
10 Elihu wees Job terecht omdat hij gezegd had dat het een mens niet baat zijn welgevallen te hebben in God door zijn rechtschapenheid te bewaren. Elihu zei: „Verre zij het van de ware God wetteloos te handelen, en van de Almachtige onrechtvaardig te handelen! Want naar de wijze waarop de aardse mens handelt, zal hij hem vergelden.” Job handelde overhaast door zijn eigen rechtvaardigheid te beklemtonen, maar hij deed dit zonder voldoende kennis en inzicht. Elihu voegde eraan toe: „Laat Job tot het uiterste worden getoetst wegens zijn antwoorden onder mensen die het schadelijke beoefenen” (Job 34:10, 11, 35, 36). Op dezelfde wijze kunnen ons geloof en onze rechtschapenheid alleen ten volle getoetst worden indien wij op de een of andere manier ’tot het uiterste beproefd’ worden. Niettemin zal onze liefdevolle hemelse Vader niet toelaten dat wij worden verzocht boven hetgeen wij kunnen dragen. — 1 Korinthiërs 10:13.
11. Wat dienen wij te bedenken wanneer wij zwaar op de proef worden gesteld?
11 Zijn rede vervolgend, liet Elihu opnieuw uitkomen dat Job te veel de nadruk legde op zijn eigen rechtvaardigheid. De aandacht dient gericht te worden op onze Grote Maker (Job 35:2, 6, 10). God „zal geen goddeloze in leven laten, maar het recht van de ellendigen zal hij verschaffen”, zei Elihu (Job 36:6). Niemand kan God rekenschap vragen van zijn weg en zeggen dat Hij onrechtvaardig is geweest. Hij is verhevener dan wij kunnen weten, en zijn jaren zijn onnaspeurlijk in aantal (Job 36:22-26). Wanneer wij zwaar worden beproefd, bedenk dan dat onze eeuwig levende God rechtvaardig is en ons zal belonen voor onze getrouwe activiteiten tot lof van hem.
12. Wat geven Elihu’s slotwoorden te kennen omtrent Gods oordeelsvoltrekking aan de goddelozen?
12 Terwijl Elihu sprak, was er een storm op komst. Toen deze naderbij kwam, sprong zijn hart op en begon te beven. Hij sprak over grote dingen die door Jehovah worden gedaan en zei: „Leen toch het oor hieraan, o Job; sta stil en betoon u opmerkzaam ten opzichte van de wonderwerken van God.” Evenals Job moeten wij Gods wonderwerken en zijn vrees inboezemende waardigheid beschouwen. „Wat de Almachtige aangaat, wij hebben hem niet doorgrond”, zei Elihu. „Hij is verheven in kracht, en gerechtigheid en overvloed van rechtvaardigheid zal hij niet geringachten. Laten de mensen hem daarom vrezen” (Job 37:1, 14, 23, 24). Elihu’s slotwoorden herinneren ons eraan dat wanneer God binnenkort het oordeel aan de goddelozen voltrekt, hij gerechtigheid en rechtvaardigheid niet zal geringachten en degenen die hem als zijn eerbiedige aanbidders vrezen, zal redden. Wat een voorrecht te behoren tot zulke rechtschapenheidbewaarders, die Jehovah als de Universele Soeverein erkennen! Volhard net als Job, en laat de Duivel u nooit aftrekken van uw gezegende plaats onder deze gelukkige menigten.
Jehovah antwoordt Job
13, 14. (a) Waarover begon Jehovah Job te ondervragen? (b) Wat valt er te leren uit andere vragen die God aan Job stelde?
13 Hoe verbaasd moet Job geweest zijn toen Jehovah uit de storm tot hem sprak! Die storm was een daad van God, in tegenstelling tot de hevige wind die Satan had gebruikt om het huis te doen instorten en Jobs kinderen te doden. Job was sprakeloos toen God vroeg: „Waar bevondt gij u, toen ik de aarde grondvestte? . . . Wie heeft haar hoeksteen gelegd, toen de morgensterren te zamen een vreugdegeroep aanhieven, en alle zonen Gods voorts juichend hun instemming betuigden?” (Job 38:4, 6, 7) Jehovah vuurde de ene vraag na de andere op Job af, over de zee, haar wolkenkleed, de dageraad, de poorten van de dood, licht en duisternis, en de sterrenbeelden. Job wist niets te zeggen toen hem werd gevraagd: „Zijt gij de inzettingen van de hemel te weten gekomen?” — Job 38:33.
14 Andere vragen gaven te kennen dat voordat de mens geschapen werd en de heerschappij over de vissen, de vogels, de viervoetige dieren en het kruipend gedierte kreeg, God al voor ze zorgde — zonder enige hulp of raad van mensen. Jehovah’s verdere vragen maakten gewag van dieren als de wilde stier, de struisvogel en het paard. Job werd gevraagd: „Is het op uw bevel dat een arend omhoogvliegt en dat hij zijn nest in de hoogte bouwt?” (Job 39:27) Natuurlijk niet! Stel u Jobs reactie voor toen God hem vroeg: „Dient een vitter op enigerlei wijze te twisten met de Almachtige?” Geen wonder dat Job zei: „Zie! Ik ben van weinig betekenis geworden. Wat zal ik u antwoorden? Mijn hand heb ik op mijn mond gelegd” (Job 40:2, 4). Aangezien Jehovah het altijd bij het rechte eind heeft, dienen wij, mochten wij ooit in de verleiding komen ons over hem te beklagen, ’onze hand op onze mond te leggen’. Gods vragen verheerlijkten ook zijn superioriteit, waardigheid en kracht, zoals die in de schepping tot uitdrukking komen.
De Behemoth en de Leviathan
15. Als welk dier wordt de Behemoth algemeen beschouwd, en wat zijn enkele van zijn kenmerken?
15 Vervolgens maakte Jehovah melding van de Behemoth, naar algemeen wordt aangenomen het nijlpaard (Job 40:15-24). Deze herbivoor, opmerkelijk wegens zijn enorme omvang, zijn grote gewicht en zijn taaie huid, ’eet groen gras’. Zijn kracht en energie schuilen in zijn heupen en zijn buikspieren. De beenderen van zijn poten zijn zo sterk als „koperen buizen”. De Behemoth raakt in woest kolkende wateren niet in paniek, maar zwemt met gemak tegen de stroom in.
16. (a) Welk dier beantwoordt aan de beschrijving van de Leviathan, en wat zijn enkele feiten over hem? (b) Welke gedachte kan de kracht van de Behemoth en de Leviathan bij ons oproepen wat het behartigen van toewijzingen in Jehovah’s dienst betreft?
16 God vroeg ook aan Job: „Kunt gij de Leviathan met een vishaak optrekken, of kunt gij met een touw zijn tong neerhouden?” De beschrijving van de Leviathan past goed bij de krokodil (Job 41:1-34). Hij zal met niemand een vredesverbond sluiten, en geen verstandig mens is zo vermetel dat hij dit reptiel zou prikkelen. Pijlen jagen hem niet weg, en „hij lacht om het geratel van een werpspies”. Wanneer de Leviathan tekeergaat, doet hij de diepten koken als een ziedende zalfpot. Het feit dat de Leviathan en de Behemoth veel sterker waren dan Job, droeg ertoe bij hem nederig te stemmen. Ook wij moeten nederig erkennen dat wij van onszelf machteloos zijn. Wij hebben door God geschonken wijsheid en sterkte nodig om aan de giftanden van Satan, de Slang, te ontkomen en onze toewijzingen in Jehovah’s dienst te behartigen. — Filippenzen 4:13; Openbaring 12:9.
17. (a) Hoe ’aanschouwde’ Job God? (b) Wat werd bewezen door de vragen die Job niet kon beantwoorden, en hoe kan dit ons helpen?
17 Volkomen nederig gestemd, erkende Job zijn verkeerde zienswijze en gaf hij toe zonder kennis te hebben gesproken. Toch had hij uiting gegeven aan het geloof dat hij ’God zou aanschouwen’ (Job 19:25-27). Hoe zou dat kunnen, aangezien geen mens Jehovah kan zien en in leven kan blijven? (Exodus 33:20) In werkelijkheid zag Job de manifestatie van goddelijke kracht, hoorde hij de woorden van God en werden de ogen van zijn verstand geopend zodat hij de waarheid omtrent Jehovah zag. Daarom ’herriep Job en had hij berouw in stof en as’ (Job 42:1-6). De vele vragen die hij niet had kunnen beantwoorden, hadden Gods oppermacht bewezen en hadden getoond hoe nietig de mens is, zelfs iemand die Jehovah zo toegewijd was als Job. Dit helpt ons te zien dat onze belangen niet boven de heiliging van Jehovah’s naam en de rechtvaardiging van zijn soevereiniteit mogen worden geplaatst (Mattheüs 6:9, 10). Onze voornaamste zorg dient te zijn onze rechtschapenheid jegens Jehovah te bewaren en zijn naam te eren.
18. Wat moesten Jobs valse vertroosters doen?
18 Maar hoe verging het de zelfrechtvaardige valse vertroosters? Jehovah had Elifaz, Bildad en Zofar terecht kunnen doden omdat zij niet de waarheid over hem hadden gesproken, zoals Job had gedaan. „Neemt u zeven stieren en zeven rammen en gaat naar mijn knecht Job,” zei God, „en gij moet een brandoffer ten behoeve van u offeren; en mijn knecht Job zal zelf voor u bidden.” Het drietal moest zich vernederen om hieraan gevolg te geven. Job, die zijn rechtschapenheid had bewaard, moest voor hen bidden, en Jehovah aanvaardde zijn gebed (Job 42:7-9). Maar hoe stond het met Jobs vrouw, die hem had aangespoord God te vervloeken en te sterven? Naar het schijnt werd zij door Gods barmhartigheid met hem verzoend.
In het vooruitzicht gestelde beloningen schenken ons hoop
19. Hoe toonde Jehovah in verband met Job dat Hij superieur was aan de Duivel?
19 Zodra Job ermee ophield zich zorgen te maken over zijn lijden en hij weer in Gods dienst werd hersteld, bracht Jehovah verandering in zijn situatie. Nadat Job voor het drietal had gebeden, ’bracht God een keer in zijn toestand van gevangenschap’ en gaf hem ’alles wat hij bezeten had, in dubbele mate’. Jehovah toonde dat Hij superieur was aan de Duivel door Satans ziekmakende hand af te wenden en Job door een wonder te genezen. Ook drong God de demonenhorden terug en hield hen op een afstand door Job weer te omheinen met Zijn legerkamp van engelen. — Job 42:10; Psalm 34:7.
20. Op welke manieren beloonde en zegende Jehovah Job?
20 Jobs broers, zusters en vroegere kennissen bleven komen om bij hem te eten, hem hun deelneming te betuigen en hem te troosten over de rampspoed die Jehovah over hem had laten komen. Ieder van hen gaf Job geld en een gouden ring. Jehovah zegende het einde van Job meer dan zijn begin, zodat hij in het bezit kwam van 14.000 schapen, 6000 kamelen, 1000 span runderen en 1000 ezelinnen. Job kreeg ook zeven zonen en drie dochters, hetzelfde aantal als hij voordien had gehad. Zijn dochters — Jemima, Kezia en Keren-Happuch — waren de mooiste vrouwen in het land, en Job gaf hun een erfdeel onder hun broers (Job 42:11-15). Bovendien leefde Job nog 140 jaar en kreeg vier generaties van zijn nageslacht te zien. Het verslag besluit met de woorden: „Ten slotte stierf Job, oud en verzadigd van dagen” (Job 42:16, 17). De verlenging van zijn leven was een wonderwerk van Jehovah God.
21. Hoe worden wij geholpen door het in de Schrift opgetekende verslag over Job, en waartoe dienen wij vastbesloten te zijn?
21 Het in de Schrift opgetekende verslag over Job maakt ons sterker bewust van Satans listen en helpt ons te begrijpen hoe universele soevereiniteit verband houdt met menselijke rechtschapenheid. Allen die God liefhebben, zullen evenals Job worden beproefd. Maar wij kunnen net als Job volharden. Hij kwam uit zijn beproevingen te voorschijn met ongeschonden geloof en hoop, en ontving talrijke beloningen. Als Jehovah’s dienstknechten in deze tijd hebben wij waar geloof en ware hoop. En wat een schitterende hoop heeft de Grote Beloner ieder van ons in het vooruitzicht gesteld! Door de hemelse beloning in gedachte te houden, zullen gezalfden geholpen worden gedurende de rest van hun leven op aarde God loyaal te dienen. Velen met aardse vooruitzichten zullen helemaal nooit sterven, maar degenen die dat wel overkomt, zullen beloond worden met een opstanding in het Paradijs op aarde, samen met Job. Laten allen die God liefhebben, met die echte hoop in hart en geest, bewijzen dat Satan een leugenaar is door standvastig aan Jehovah’s zijde te staan als rechtschapenheidbewaarders en onwrikbare ondersteuners van zijn universele soevereiniteit.
Wat zou u antwoorden?
◻ Wat waren enkele dingen die Job in zijn laatste antwoord aan zijn valse vertroosters liet uitkomen?
◻ Hoe bleek Elihu een onpartijdige getuige van Jehovah te zijn?
◻ Wat waren enkele van Gods vragen aan Job, en welke uitwerking hadden ze?
◻ Hoe heeft het in de Schrift opgetekende verslag over Job u geholpen?
[Illustraties op blz. 18]
Wat Jehovah over de Behemoth en de Leviathan zei, droeg ertoe bij Job nederig te stemmen