Kun jij eraan deelnemen?
1 Kunnen jonge mensen die met Jehovah’s organisatie verbonden zijn, aan de christelijke bediening deelnemen? Ja, dat kunnen zij en zij worden hiertoe uitgenodigd. Hoe kunnen zij dit doen? Op vele manieren.
2 Wij allen, jong en oud, kunnen in de velddienst de waarheid met anderen delen en wij dienen dit ook geregeld te doen. Doe jij dat? Als je op school bent, spreek je dan op geschikte ogenblikken ook met je klasgenoten over de waarheid? Heb je ooit je onderwijzer getuigenis gegeven? Na schooltijd, als de anderen weg zijn, zou hier wellicht een geschikte tijd voor zijn. Je onderwijzer of onderwijzeres dient de waarheid ook te horen en jij bent misschien de enige van Jehovah’s volk met wie hij of zij geregeld contact heeft.
3 Het prediken en onderwijzen van het goede nieuws van het Koninkrijk van God is het voornaamste werk dat Jezus zijn volgelingen te doen gaf. Vooral in deze tijd, vlak voor de grote verdrukking, is het belangrijk. Als mensen het einde van dit samenstel van dingen willen overleven, moeten zij de Koninkrijksboodschap horen en er gunstig op reageren. Kun jij aan dit deel van de bediening een vollediger aandeel hebben? — Matth. 28:19, 20.
4 De Schrift maakt in het bijzonder melding van twee jongemannen, Johannes Markus en Timótheüs, die in een ander belangrijk onderdeel van de christelijke bediening goed werk deden. Natuurlijk predikten zij het goede nieuws. Maar ook dienden zij de apostel Paulus en anderen, en waren hen behulpzaam. Waarschijnlijk deden zij inkopen en brachten boodschappen over; wellicht hebben zij van het nodige voorzien en andere nuttige diensten verricht. Zij dienden getrouw, en later in hun leven genoten zij extra dienstvoorrechten. — Hand. 13:5; 19:22; 2 Tim. 4:11.
5 Er is ook veel wat jíj kunt doen om de dienaren in de gemeente te helpen. Zou jij jezelf graag beschikbaar willen stellen om in de Koninkrijkszaal met dingen te helpen waaraan aandacht besteed moet worden? Zo ja, zeg dan aan een van de dienaren dat je bereid bent dit te doen. Misschien zal hij je vragen erop te helpen toezien dat de Koninkrijkszaal er netjes uitziet — de stoelen recht te zetten, vóór de vergaderingen rommel van de vloer te rapen of het podium op orde te houden. Misschien kun je na de vergaderingen met het schoonmaken van de zaal helpen. Misschien moet er aan de verlichting en de ventilatie aandacht geschonken worden of wordt jou gevraagd erop toe te zien dat de ramen na afloop van de vergaderingen gesloten worden. Misschien moeten er herstelwerkzaamheden verricht worden, moet er iets worden geschilderd, moet het gras worden gemaaid, enz. Jouw hulp bij dergelijke werkzaamheden zou je dienst heel nuttig maken, en ook dit maakt deel uit van de christelijke bediening.
6 Het Griekse woord diakoneo, dat met „dienen” vertaald wordt, heeft met persoonlijke dienst te maken. Is er iemand in jouw gemeente die persoonlijke hulp nodig heeft om naar de Koninkrijkszaal te komen? Zou jij kunnen helpen? Is er in je gemeente iemand op leeftijd of iemand die niet gezond is, die een bezoekje nodig heeft? Ben jij ooit bij zo iemand op bezoek geweest? Je zou een van de dienaren kunnen vragen of er iemand in jullie gemeente is die in enigerlei opzicht hulp nodig heeft en die jij naar zijn mening zou kunnen helpen. Sommigen die niet gezond zijn, waarderen het wellicht als jij hun iets voorleest of hen enkele dingen vertelt die jij op de laatste vergadering in de Koninkrijkszaal gehoord hebt. Het kan zijn dat zij jou nodig hebben om een boodschap voor hen te doen, iets uit de winkel mee te brengen, de vloer te vegen, sneeuw te ruimen of het huisvuil naar buiten te brengen. Zou jij met iets dergelijks willen helpen? Als je dat wilt, zal het je waarschijnlijk aanmoedigen te weten dat niet alleen je broeders waardering zullen hebben voor de vriendelijkheid waarmee je hen op deze wijze dient, maar dat Jehovah het ook opmerkt als jij liefde voor zijn naam toont door degenen te helpen die hij liefheeft, en Jehovah zal je met gunst bedenken en het je terugbetalen. In Hebreeën 6:10 staat: „Want God is niet onrechtvaardig zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond doordat gij de heiligen hebt gediend en blijft dienen, zou vergeten.” — Ps. 11:4, 5, 7; Gal. 6:10.
7 Zijn er thuis soortgelijke dingen die je doen kunt? Die zijn er ongetwijfeld. De dienst die je op juiste wijze onder leiding van je ouders verricht, wordt ook door Jehovah opgemerkt. Ja, in Kolossenzen 3:20 staat: „Gij, kinderen, weest uw ouders gehoorzaam in alles, want dit is de Heer welgevallig.” En in vers 23 staat: „Wat gij ook doet, verricht uw werk met geheel uw ziel als voor Jehovah.” Je kunt er zeker van zijn dat Jehovah gunstig zal neerzien op de dienst die je op deze wijze met je gehele hart in de christelijke bediening verricht.
8 Heb je erbij stilgestaan dat wat je doet en zegt op andere jonge mensen een invloed ten goede kan hebben? Het kan zijn dat je voorstel aan andere jongeren om samen met jou aan de een of andere geplande activiteit in de gemeente deel te nemen in plaats van iets anders te doen, op anderen een zeer heilzame uitwerking zal hebben. Ook in een gesprek zou je fijn de geestelijke zienswijze op de dingen naar voren kunnen brengen. Ja, je streven om in gedrag en gezonde spraak een fijn voorbeeld voor anderen te zijn, kan een uitstekende dienst jegens anderen zijn. — 1 Tim. 4:12; Tit. 2:7, 8.
9 Jezus stelde: „Wie getrouw is in het geringste, is ook getrouw in veel” (Luk. 16:10). En dat is waar. Als je een goed voorbeeld blijft geven en als je toont dat men op je kan rekenen en dat je betrouwbaar bent in het behartigen van kleine diensttoewijzingen die je thuis of elders ontvangt, kun je er zeker van zijn dat dit zal worden opgemerkt en er zal uit blijken dat je in staat bent om in de toekomst grotere toewijzingen in de christelijke bediening te behartigen. Toon dus ijver in deze aangelegenheden. Bedenk dat Jehovah je werk en de liefde die je voor hem en zijn volk toont niet zal vergeten, maar dat hij je rijkelijk voor je getrouwe aandeel in de christelijke bediening zal zegenen. Hebr. 6:10-12.
[Inzet op blz. 1]
Gedenk je Schepper! — Pred. 12:1