12 Toen zei Jehovah tegen Satan: ‘Goed, alles wat hij heeft, is in je hand.* Alleen hemzelf mag je niet aanraken!’ Daarna ging Satan bij* Jehovah weg.+
12 Toen zei Jehovah tegen Satan: ‘Goed, alles wat hij heeft, is in je hand.* Alleen hemzelf mag je niet aanraken!’ Daarna ging Satan bij* Jehovah weg.+