4 Het moesten jonge mannen* zijn zonder gebreken, knap van uiterlijk, begiftigd met wijsheid, kennis en inzicht,+ en geschikt om in het paleis van de koning te dienen. Hij moest ze onderwijzen in het schrift* en de taal van de Chaldeeën.
4 Het moesten jonge mannen* zijn zonder gebreken, knap van uiterlijk, begiftigd met wijsheid, kennis en inzicht,+ en geschikt om in het paleis van de koning te dienen. Hij moest ze onderwijzen in het schrift* en de taal van de Chaldeeën.