35 Toen zei ze tegen haar vader: ‘Word niet boos, mijn heer. Ik kan niet voor u opstaan, want ik ben ongesteld.’+ Hij zocht en zocht, maar hij vond de huisgoden+ niet.
35 Toen zei zij tot haar vader: „Laat er geen toorn in de ogen van mijn heer*+ opflikkeren dat ik niet in staat ben voor u op te staan, want wat voor vrouwen gewoon is, is over mij.”+ Hij zocht dus zorgvuldig verder, maar vond de terafim+ niet.