4 Later werd de groep vreemdelingen*+ die zich onder hen bevond zelfzuchtig en ontevreden.*+ Ook de Israëlieten begonnen opnieuw te jammeren. ‘Wie zal ons vlees te eten geven?’,+ zeiden ze.
4 En de gemengde schare*+ die zich in hun midden bevond, gaf uiting aan een zelfzuchtig verlangen,+ en ook de zonen van I̱sraël gingen weer wenen en zeiden: „Wie zal ons vlees te eten geven?+