9 Geef uw dienaar daarom een gehoorzaam hart om recht te spreken over uw volk,+ om onderscheid te kunnen maken tussen goed en kwaad.+ Want wie zou recht kunnen spreken over dit enorme* volk van u?’
9 En gij moet uw knecht een gehoorzaam hart* geven om uw volk te richten,+ om te onderscheiden tussen goed en kwaad;+ want wie is in staat dit moeilijke* volk van u+ te richten?”+