24 Toen zei God: ‘De aarde moet levende wezens* voortbrengen naar hun soort: tamme dieren, kruipende dieren* en wilde dieren, naar hun soort.’+ En zo gebeurde het.
24 Verder zei God: „Laat de aarde+ levende zielen voortbrengen naar hun soort: huisdieren*+ en zich bewegend+ gedierte en wild gedierte*+ der aarde naar hun soort.” En het werd zo.