30 De koning van Israël zei tegen Josafat: ‘Ik zal vermomd de strijd ingaan, maar jij moet je koninklijke gewaad aandoen.’ De koning van Israël vermomde zich+ dus en trok ten strijde.
30 De koning van I̱sraël zei nu tot Jo̱safat: „[Voor mij zal het betekenen] vermomd in de strijd te gaan,*+ maar doet gíȷ́ uw klederen+ aan.” Bijgevolg vermomde+ de koning van I̱sraël zich en ging de strijd in.+