13 De zonen van A̱mram waren Aä̱ron+ en Mo̱zes.+ Maar Aä̱ron werd afgezonderd+ om het Allerheiligste+ te heiligen, hij en zijn zonen tot onbepaalde tijd, om offerrook te brengen+ voor het aangezicht van Jehovah, om hem te dienen+ en in zijn naam te zegenen+ tot onbepaalde tijd.