40 ‘Hij heeft hun ogen verblind en hun hart ongevoelig gemaakt. Daardoor zullen ze niet met hun ogen zien en met hun hart begrijpen en zullen ze niet omkeren en door mij genezen worden.’+
40 „Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard,+ opdat zij niet met hun ogen zouden zien en met hun hart de gedachte zouden begrijpen en zich zouden omkeren en ik hen gezond zou maken.”+