2 Jullie verlangen naar iets, en toch krijgen jullie het niet. Jullie blijven moorden en begeren, en toch kunnen jullie het niet krijgen. Jullie blijven vechten en strijden.+ Jullie krijgen het niet omdat jullie niet vragen.
2 GIJ begeert en toch hebt GIJ niet. GIJ blijft moorden+ en hebzucht koesteren,*+ en toch kunt GIJ niet verkrijgen. GIJ blijft strijden+ en oorlog voeren. GIJ hebt niet, omdat GIJ niet vraagt.