woensdag 31 januari
Gebruik je tijd zo goed mogelijk. — Kol. 4:5.
Jezus wilde niet dat zijn discipelen met de armen over elkaar het einde zouden afwachten. Hij gaf ze werk te doen. Hij gaf ze de opdracht het goede nieuws te prediken ‘in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot in de meest afgelegen delen van de aarde’ (Hand. 1:6-8). Wat een enorme taak! Jezus’ volgelingen konden hun tijd niet beter gebruiken dan voor die opdracht. Goed op jezelf letten houdt ook in dat je nadenkt over hoe je je tijd gebruikt. ‘Tijd en toeval’ treffen iedereen (Pred. 9:11). Er kan plots een eind komen aan je leven. Je kunt je tijd het best gebruiken door Jehovah’s wil te doen en je vriendschap met hem te versterken (Joh. 14:21). Doe je best om ‘standvastig en onwrikbaar’ te zijn en ‘zorg dat je altijd volop te doen hebt in het werk van de Heer’ (1 Kor. 15:58). Als dan het einde komt — het einde van je leven of het einde van deze slechte wereld — zul je nergens spijt van hebben (Matth. 24:13; Rom. 14:8). w23.02 18 ¶12-14
donderdag 1 februari
Heb elkaar lief net zoals ik jullie heb liefgehad. — Joh. 15:12.
Wat houdt de tekst voor vandaag in? Zoals Jezus uitlegde, gaat het om zelfopofferende liefde — de liefde die een christen ertoe beweegt om zo nodig zelfs te sterven voor een geloofsgenoot. In Gods Woord speelt liefde een belangrijke rol. Ga maar na welke Bijbelverzen voor velen lievelingsteksten zijn. ‘God is liefde’ (1 Joh. 4:8). ‘Je moet je naaste liefhebben als jezelf’ (Matth. 22:39). ‘Liefde bedekt een groot aantal zonden’ (1 Petr. 4:8). ‘Liefde faalt nooit’ (1 Kor. 13:8). Zulke teksten laten zien hoe belangrijk en hoe mooi liefde is. Echte liefde komt van Jehovah. Alleen dankzij zijn geest en zegen kan een groep aanbidders echte liefde hebben (1 Joh. 4:7). Om die reden zei Jezus dat zijn ware volgelingen te herkennen zouden zijn aan onzelfzuchtige liefde. Zoals Jezus voorspelde, hebben veel mensen zijn ware volgelingen herkend aan hun oprechte onderlinge liefde. w23.03 27-28 ¶5-8
vrijdag 2 februari
Je zonden zijn je vergeven. — Luk. 7:48.
Stel dat je wilt werken aan je vergevingsgezindheid. Lees en mediteer dan om te beginnen over personen in de Bijbel die anderen van harte vergaven en over personen die dat niet deden. Denk na over het voorbeeld van Jezus. Hij vergaf anderen graag (Luk. 7:47). Hij was niet gefocust op hun fouten maar keek naar hun potentieel. Jezus was heel anders dan de farizeeën, ‘die op anderen neerkeken’ (Luk. 18:9). Als je over zulke voorbeelden hebt gemediteerd, vraag je dan af: Wat zie ik in anderen? Op welke eigenschappen ben ik gefocust? Als je het moeilijk vindt iemand te vergeven, probeer dan zo veel mogelijk van zijn goede eigenschappen op te schrijven. Vraag je vervolgens af: Hoe beziet Jezus die persoon? Zou hij hem vergeven? Zo’n studieproject kan je helpen je manier van denken te corrigeren. Aanvankelijk kan het nog best moeilijk zijn iemand die je heeft gekwetst te vergeven. Maar als je eraan blijft werken, zul je na verloop van tijd makkelijker vergeven. w22.04 23 ¶6