Zullen uw dagen „als de dagen van een boom” zijn?
IN EEN van de herstellingsprofetieën van Jesaja wordt de belofte gedaan: „Er zal van die plaats geen zuigeling meer komen van enkele dagen oud, noch een grijsaard die zijn dagen niet vervult . . . Want als de dagen van een boom zullen de dagen van mijn volk zijn.” — Jes. 65:20, 22.
Hier wordt een lang leven beloofd. Om echter duidelijk de betekenis van deze tekst en de toepassing ervan op ons leven te kunnen begrijpen, is het nuttig de illustratie „als de dagen van een boom” te begrijpen. Hoe lang leven bomen eigenlijk? Hoe nauwkeurig is de ouderdom die mensen aan veel bomen toeschrijven? Bestaat er een betrouwbare methode om precies vast te stellen hoe oud een boom is? Bestonden sommige bomen die nu nog leven, reeds vóór de vloed in Noachs dagen?
Men dient in gedachten te houden dat bomen en andere vegetatievormen veel langer op aarde bestaan dan de mens. De mens verscheen pas vlak vóór de zevende „dag” van de scheppings-„week”, of bijna 6000 jaar geleden, op het aardse toneel. „Vruchtbomen die vrucht opleveren naar hun soort” werden echter gedurende de derde scheppingsperiode geschapen. — Gen. 1:9-13.
Aangezien elk van de scheppings-„dagen” of -periodes klaarblijkelijk zevenduizend jaar duurde, nam de gehele scheppings-„week” 49.000 jaren in beslag. Als die periode met een twaalfurige klok wordt vergeleken, verschenen bomen en andere gewassen tussen ongeveer half vier en kwart over vijf. En de mens? Veel later — om ongeveer tien uur! Ja, de bomen op aarde zijn tussen de zevenentwintigduizend en vierendertigduizend jaar ouder dan de mens met zijn bijna zesduizendjarige bestaan.
DE „DAGEN VAN EEN BOOM” VASTSTELLEN
Afgezien van het bestaan van bomen in het algemeen, worden ook afzonderlijke bomen erg oud. Hoe oud precies?
Knoestige olijfbomen, waarvan wordt gezegd dat ze tussen de duizend en tweeduizend jaar oud zijn, dragen nog steeds vrucht, hetgeen ze waarschijnlijk tot de langst levende boomgaardsoort maakt. Bepaalde dennen met witte schors (Pinus bungeana), die in Noord-China inheems zijn, vallen volgens zeggen in dezelfde ouderdomscategorie. Ook de apebroodboom of baobab van midden-Afrika bereikt een hoge ouderdom.
Maar in al deze gevallen kan niemand precies zeggen hoe oud zulke bomen in werkelijkheid zijn, aangezien de ouderdomsschattingen op mondelinge overlevering gebaseerd zijn. Toch zijn er geschreven verslagen op grond waarvan men de geschatte ouderdom van sommige bomen beweert te kunnen bevestigen.
De Bo-boom (Bodhi-boom) in Anuradhapura, Ceylon, wordt soms „de oudste historische boom ter wereld” genoemd. Volgens de Mahavamsa (De grote kroniek van Ceylon, samengesteld in de vijfde eeuw G.T.), werd deze boom in het achttiende jaar van koning Devanampija Tissa, een jaar dat volgens de berekening van sommigen in 288 v.G.T. viel, geplant. Zelfs wanneer wij aannemen dat de tegenwoordige boom de oorspronkelijke is, zijn de nauwkeurigheid van deze chronologie en het bericht zelf zeer twijfelachtig. Leest u maar wat er zogenaamd gebeurd moet zijn toen de boom werd geplant:
„Nauwelijks had hij [de koning] hem uit zijn handen losgelaten of hij schoot tachtig el de lucht in, en aldus zwevend, zond hij schitterende stralen in zes kleuren uit . . . Toen de Bodhi-boom was neergekomen uit (zijn plaats in de lucht) . . . schudde de aarde. [En dan ongeveer een week later:] Te midden van deze grote menigte, die door dit wonder vol verbazing als aan de grond genageld stond, groeide er uit de oostelijke tak, terwijl zij toekeken, een volmaakte vrucht. . . . En terwijl zij allen nog toekeken, kwamen er acht loten uit voort; en daar stonden ze, jonge Bodhi-bomen, vier el hoog.”
Dit klinkt nu niet bepaald als een gezaghebbend verslag aan de hand waarvan men „de oudste historische boom ter wereld” zou kunnen dateren, is het wel?
Maar bestaat er ook een wetenschappelijke manier om „de dagen van een boom” te tellen? Wat valt er te zeggen over groeiringen?
Velen denken dat er bij alle bomen elk jaar een nieuwe ’ring’ aan hun stam wordt toegevoegd en dat men slechts de ringen van een boom behoeft te tellen om de leeftijd te weten te komen. Het zal hun daarom misschien verbazen te lezen dat deze methode in werkelijkheid onzeker, vaak onnauwkeurig en naar alle waarschijnlijkheid onvolledig is. Waarom zeggen wij dit?
Het is onder andere niet ongewoon dat er in één jaar twee ringen worden toegevoegd. Zo merkte een expert op het gebied van de bestudering van groeiringen, A. E. Douglass, op dat wegens deze reden „10 van 16 gele pijnbomen die op lagere hoogte in het Santa-Ritagebergte ten zuiden van Tucson groeien, [bij de bestudering van groeiringen] buiten beschouwing gelaten moesten worden, terwijl de jeneverbessen van Noord-Arizona zoveel verdachte ringen hebben dat het bijna onmogelijk is ermee te werken. Cypressen leveren ook veel moeilijkheden op.”
Bovendien zijn ringen gewoonlijk alleen duidelijk waarneembaar op hout dat snel en op bepaalde plaatsen groeit. Zo merkte B. Husch, een bosbouwkundig ambtenaar van de Verenigde Naties in Chili, op: „In tropische streken is dit groeikenmerk nutteloos voor het bepalen van de ouderdom van een boom, aangezien groeiperiodes niet altijd een geregeld terugkerende cyclus volgen.” Andere bomen groeien zo langzaam dat er geen ringen worden opgemerkt.
Niettemin is deze methode in zoverre nuttig dat men de „dagen” van bepaalde bomen hierdoor bij benadering kan bepalen. De Generaal Sherman Sequoia, die nog steeds in de hoge Sierra’s van Californië groeit, vormt hier een voorbeeld van. Boomexpert Douglass zei in de Tree Ring Bulletin dat het bewijsmateriaal in deze boom „de mogelijkheid verschafte de ouderdom van de boom op 3500 jaar te schatten”. Maar hij voegde hieraan toe „plus of min 500 jaar”. — Juli 1946, blz. 5; wij cursiveren.
Deze zelfde methode van ouderdomsbepaling wordt in de White Mountains van Californië, slechts ongeveer honderd vijftig kilometer verder, ook gevolgd bij de vertegenwoordigers van de Pinus aristata (een soort denneboom). Van op zijn minst één van deze bomen wordt beweerd dat hij 4600 jaar oud is. Ook al gaat men ervan uit dat de ringstructuur volledig wordt begrepen (en dit is niet het geval), moeten de ringen toch met de uiterste zorg geteld worden. Eén exemplaar bevat meer dan 1000 ringen in een afstand van nog geen twaalf en een halve centimeter! Ook dient te worden opgemerkt dat elke Pinus aristata in zeker opzicht niet een alleenstaande boom is, maar een „bosje” bomen met één wortelstelsel. Uit de oud aandoende voet zijn in werkelijkheid op verschillende tijden verschillende stammen gegroeid.
De Pinus aristata en de mammoetboom of reuzensequoia worden thans als de oudste bomen op aarde beschouwd. Maar wie zal zeggen of andere bomen niet even oud zijn? H. D. Tiemann, die in Selected Botanical Papers (1969) schrijft, houdt met deze mogelijkheid rekening: „Ongetwijfeld zijn sommige van de reusachtige ’kauri’-dennen van Nieuw-Zeeland (Agathis australis), met hun zuilvormige stammen en ronde, dichtbebladerde kruinen, even oud als de sequoia’s.”
HEBBEN BOMEN DE VLOED OVERLEEFD?
Wij zien dus dat de precieze ouderdom van zulke bomen niet vastgesteld kan worden, maar dit neemt niet weg dat alles erop wijst dat ze inderdaad heel oud zijn. Nu rijst echter de vraag: Moeten wij, aangezien de vloed van Noachs dagen ongeveer 4300 jaar geleden heeft plaatsgevonden, geloven dat sommige thans bestaande bomen, zoals de Pinus aristata, die 4600 jaar oud zou zijn, die gebeurtenis ongeschonden hebben overleefd?
De mogelijkheid kan niet helemaal worden uitgeschakeld. Met het oog op de geweldige omvang van de Vloed en de vernietigende uitwerking van water lijkt dit echter tamelijk onwaarschijnlijk. (Vergelijk Psalm 104:6-8.) De bedenkelijkheid van de nauwkeurigheid van de groeiringdateringsmethoden wordt hierdoor nog vergroot.
Maar zegt de bijbel niet dat toen Noach kort na de Vloed een duif losliet, deze met „een vers geplukt olijfblad in haar snavel” terugkeerde? Waar kreeg ze dat blad vandaan als de boom de Vloed niet had overleefd? — Gen. 8:11.
Sommige commentators beweren dat er geen twijfel over bestaat dat olijfbomen en andere bomen de Vloed ongeschonden hebben overleefd. Als bewijs dat deze bomen onder water in leven kunnen blijven, hebben zij zelfs twee oude schrijvers, Theophrastus en Plinius de Oudere, aangehaald, die levende olijfbomen onder de waterspiegel van de Rode Zee gezien zouden hebben. Maar is dat juist?
Theophrastus, soms de Vader van de Plantkunde genoemd, was een Griekse filosoof en natuurkenner uit de derde en vierde eeuw v.G.T. Een van zijn belangrijkste werken die tot in deze tijd zijn blijven bestaan, is Enquiry into Plants (Onderzoek naar planten). In een verwijzing naar de Rode Zee wordt hierin gezegd: „Maar er zijn planten in de zee die zij ’laurier’ en ’olijf’ noemen.”
De zogenoemde „olijf” die hij vervolgens beschrijft, is helemaal niet de werkelijke olijfboom, maar is, zoals wordt aangenomen, de witte mangrove. Deze laatste plant groeit inderdaad, zoals hij zegt, „in” — en niet, zoals commentators ten onrechte hebben laten doorschemeren, onder — het water. Theophrastus’ maatstaf voor het beschrijven van planten was de vorm van hun bladeren. Hij kan dus de uitdrukking „olijf” gebruikt hebben om de plant waarnaar hij hier verwees te beschrijven, omdat de bladstructuur ervan overeenkomt met die van de natuurlijke olijf.
Verscheidene eeuwen later verliet Plinius de Oudere, de Romein, zich voor zijn inlichtingen op Theophrastus, terwijl hij herhaalde wat deze vroegere schrijver had gezegd. Plinius, zo wordt er gezegd, „had noch het temperament om een oorspronkelijk onderzoek in te stellen, noch de vrije tijd die men daarvoor nodig heeft”. — The Encyclopœdia Britannica, 11de uitg., onder „Plinius”.
Wij moeten daarom concluderen dat geen van die oude schrijvers over echte olijfbomen sprak die onder de wateren van de Rode Zee groeiden.
Welnu, als het onwaarschijnlijk lijkt dat bomen ongeschonden de Vloed hebben overleefd, op welke andere manier kan het leven van bomen dan zijn blijven voortbestaan? Hedendaagse experimenten met overstromingen geven ons enkele aanwijzingen.
Geleerden hebben bijvoorbeeld bevonden dat zaadjes van bepaalde planten en bomen die in water zijn ondergedompeld, wel dertig maanden lang in leven kunnen blijven. Bovendien moet worden opgemerkt dat nog niet volledig wordt begrepen in hoeverre verschillende uitwendige omstandigheden een verwoestende uitwerking hebben op kiemplanten en stekken. Een autoriteit, J. Levitt van de Universiteit van Missouri, zegt hierover:
„Er moet worden toegegeven dat — ondanks de vele inlichtingen die door onderzoekers zijn bijeengebracht over de uitwerking die omstandigheden als bevriezing, droogte en hitte hebben — noch de werking van de daardoor aangerichte schade noch die van de erdoor teweeggebrachte weerstand volledig wordt begrepen. In het geval van andere nadelige factoren [met inbegrip van wat hij ’overstromingsschade’ noemt] is zelfs nog minder bekend.”
In het uit het Russisch vertaalde werk Wintering of Plants (het overwinteren van planten), door I. M. Vasil’yev (1956) wordt op deze onbekende factor de nadruk gelegd:
„Een overvloedige hoeveelheid water is op zichzelf genomen niet schadelijk . . . in het geval van overstromingen in de winter of dooi in het vroege voorjaar, voordat de groei begint en de ademhaling betrekkelijk zwak is — planten kunnen lang zonder enige zichtbare schadelijke nawerking onder water in leven blijven omdat hun zuurstofbehoefte klein is en volledig kan worden gedekt door de zuurstof uit het water dat de planten omringt, vooral als het stroomt.”
Het is waar dat al zulke bewijzen beperkt zijn, maar toont het niet aan hoe geweldig groot de mogelijkheid is dat verscheidene boomzaden, kiemplanten en stekken een overstroming kunnen overleven?
Toen bomen en andere planten na de Vloed weer begonnen te groeien, waren er natuurlijk verscheidene soorten die zeer snel groeiden. De teakboom bereikt in slechts vijftien jaar een hoogte van achttien meter en de parapluboom of musanga kan in veertien jaar vierentwintig meter hoog worden. Het kleine eiland Krakatau, dat in 1883 door een vulkaanuitbarsting van zijn plantengroei werd ontdaan, was nog geen vijftig jaar later weer net zo bebost als de rest van het omringende gebied. Wat de olijftak betreft die de duif naar Noach bracht, deze zou van een tamelijk jonge loot afkomstig geweest kunnen zijn die na de Vloed was uitgesproten.
JESAJA’S ILLUSTRATIE BEGRIJPEN
Dit korte onderzoek toont in ieder geval aan dat bomen, door hun hoge ouderdom en gehardheid, een passende illustratie vormen van „de dagen” van godvruchtige mensen, zoals in Jesaja 65:22 staat.
Uit de context blijkt dat die profetische woorden in zeker opzicht in vervulling gingen ten aanzien van de getrouwe joden die in 537 v.G.T. uit de Babylonische ballingschap terugkeerden. Onder de „nieuwe hemelen” (of het bestuur van stadhouder Zerubbábel en de hogepriester Jozua) had een herstelde maatschappij, of een „nieuwe aarde”, reden over de menigvuldige zegeningen te jubelen (Jes. 65:17-25). Een van deze zegeningen was de belofte van een lang leven. Omdat zij aan de hoge maatstaven van de Mozaïsche wet vasthielden, ging Gods Woord jegens hen in vervulling: „Ik zal het getal van uw dagen vol maken.” Ja, God gaf hun de verzekering: „Uw dagen [zullen] lang . . . blijken te zijn op de grond.” In hun geval werden zulk een ’volheid’ en ’lengte’ van dagen passend vergeleken met dat wat, van menselijk standpunt uit geredeneerd, erg lang gedijt, een boom. — Ex. 23:26; 20:12; vergelijk Psalm 92:13-15.
Maar deze profetie over de „dagen van een boom” gaat ook in deze tijd in vervulling. De apostelen Petrus en Johannes zinspelen op Jesaja’s woorden wanneer zij zeggen dat christenen ’nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarin rechtvaardigheid zal wonen’ verwachten. Heel binnenkort zal er onder Gods hemelse koninkrijk, nadat goddeloosheid is vernietigd, een gereinigde mensenmaatschappij of „nieuwe aarde” gedijen. „De dood zal niet meer zijn.” — 2 Petr. 3:13; Openb. 21:1-4.
Wilt u dan leven? Indien dit het geval is, dienen Petrus’ verdere woorden u belang in te boezemen: „Doet uw uiterste best om tenslotte door hem onbevlekt en onbesmet en in vrede bevonden te worden.” Ja, er wordt van u verlangd dat u thans iets doet.
Wanneer u ijverig de schriftuurlijke beginselen in uw leven toepast, kunt u ervan verzekerd zijn dat u gedurende de „grote verdrukking” Gods bescherming zult genieten en zijn nieuwe ordening zult binnengaan. Maar ook in het huidige samenstel zal dit u veel lijden en mogelijk een onnodige vroegtijdige dood besparen.
Wanneer u bijvoorbeeld afvalligen mijdt, zult u niet door hun verdraaide ideeën op een dwaalspoor worden gebracht. Op overeenkomstige wijze zult u, door verkeerde en immorele omgang en slechte praktijken te mijden, naar alle waarschijnlijkheid niet ten slachtoffer vallen aan syfilis, gonorroea of andere ziekten. Ja, de juiste handelwijze die in Gods Woord wordt aangegeven, heeft velen reeds geholpen hun maximale ouderdom te bereiken. — 2 Petr. 2:14-18.
Afgezien hiervan is er het wonderbare vooruitzicht in Gods nieuwe ordening te leven. Wanneer die nieuwe ordening er is, zullen bomen vanzelfsprekend blijven sterven. Maar het nimmer eindigende leven van rechtvaardige mensen zal „als de dagen van een boom” zijn: duizenden jaren lang.
[Tabel op blz. 279]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
7.000 JAAR
14.000 JAAR
Derde dag De bomen geschapen
21.000 JAAR
28.000 JAAR
35.000 JAAR
Zesde dag De mens geschapen
42.000 JAAR
49.000 JAAR