Behoud een evenwichtige kijk op dieren
„AUTOMOBILIST sterft bij poging gewonde hond te helpen”, aldus een bericht in de New York Daily News van 29 augustus 1975. Een man uit Long Island stopte en verliet zijn auto om een hond te helpen die gewond op straat lag. Hij werd echter door een andere auto geschept en dodelijk geraakt. De hond ging naar een asiel en leefde, maar de man was dood.
Zijn houding illustreert de medelijdende bezorgdheid die veel mensen — en misschien ook u — voor dieren koesteren. De man riskeerde zijn eigen leven wegens zijn hoge achting voor dierlijk leven. Juist?
„Nee”, zullen sommigen nadrukkelijk zeggen. Op een bijeenkomst in een Engelse stad sprak bijvoorbeeld een lid van het verkeersveiligheidscomité met klem over de gevaren die ontstaan wanneer automobilisten voor honden uitwijken:
„Zou men mensen eenmaal zover kunnen krijgen dat ze indien nodig recht over een hond rijden, dan zou er heel wat menselijk leed kunnen worden voorkomen. . . . Wij zijn ten aanzien van dieren zo sentimenteel geworden dat een automobilist instinctief zal uitwijken om een dier te ontwijken — zonder er misschien rekening mee te houden dat op de stoep een rij wachtenden voor de bus staat. . . . Vijf van de 42 ongelukken in het district in één maand tijds waren te wijten aan honden. Mijn bloed kookt wanneer ik zoiets hoor.”
Maar niet alleen zijn bloed kookte. Veel toehoorders waren diep verontwaardigd over zijn kijk op dierlijk leven.
Ja, de emoties raken snel in beroering wanneer het gaat om dierlijk leven. Wat bijvoorbeeld te denken van jagen? Bepaalde mensen zijn er snel bij om dit heftig af te keuren als een wreed, gevoelloos en onmenselijk bedrijf. Anderen zien er geen enkel bezwaar in een dier voor voedsel of omwille van zijn pels te doden. Wat moet men ervan denken? Wat is de evenwichtige kijk hierop?
Natuurlijk zijn bij elke situatie weer andere factoren en omstandigheden betrokken, zodat een „recht-toe-recht-aan”-antwoord in feite zinloos is. Een basis voor een evenwichtige kijk op dierlijk leven bestaat er niettemin wel.
De Schepper der dieren
De basis voor een evenwichtige kijk op dierlijk leven is niet afkomstig van een onvolmaakt mens, die hoe oprecht hij ook mag zijn, zijn eigen zienswijze en gevoelens heeft, nee, daarvoor moeten we naar de Schepper van het dierlijk leven, wiens zienswijze (en beginselen) volmaakt zijn. — Deut. 32:4.
Na de dieren te hebben geformeerd die zich op het land, in de zee en in de lucht ophielden, „zag God alles wat hij gemaakt had en zie! het was zeer goed” (Gen. 1:20-25, 31). Dieren zijn dus goed. Ze vervullen een belangrijke rol in de natuurlijke kringlopen hier op aarde. Ze vormen een levend vertoon van Gods wijsheid (Ps. 148:7, 10; Job 12:7-9). Maar hoe dienen wij volgens God de dieren te behandelen?
Inzicht hierin kunnen wij krijgen door een onderzoek van de wet die God aan de Israëlieten gaf. Hij verlangde van hen dat zij bij hun omgang met dieren barmhartig en rechtvaardig zouden zijn. Beschouwen we slechts een paar voorbeelden. Een stier en ezel mochten niet samen onder één juk worden gebracht, opdat het kleinere en zwakkere dier niet zou lijden (Deut. 22:10). En de sabbat van rust gold evenzeer voor de mensen als voor de dieren (Ex. 23:12). Een stier die graan dorste mocht niet gemuilband worden, maar had de vrijheid van het graan te eten; het zou een wrede tantalus-kwelling zijn hem tussen voedsel te laten lopen dat hij niet kon eten (Deut. 25:4). Bovendien zei God: „Een goed mens zorgt voor zijn huisdieren, maar de goddelozen behandelen ze wreed” (Spr. 12:10, Today’s English Version). Het is dus duidelijk dat God zich om dieren bekommert.
Maar betekent dit nu dat mensen geen dieren mogen doden, door bijvoorbeeld ter wille van voedsel en huiden op ze te jagen? Wat is de evenwichtige kijk op de dood van een dier?
Leven en dood in het dierenrijk
De Schepper heeft zowel mens als dier met leven begiftigd. Maar hoe lang was de bedoeling dat zij zouden leven?
Geleerden weten ons te vertellen dat de mens de mogelijkheid lijkt te bezitten om eeuwig te leven, zodat onderzoekers in feite perplex staan dat de mens desondanks sterft. De bijbel geeft hier echter de reden voor. Daarin wordt verteld dat de Schepper de mens de gelegenheid gaf om eeuwig te leven, maar dat hij in opstand kwam en daarom moest sterven (Gen. 2:17; 3:17-19; Rom. 5:12). Maar dieren? Zij zijn niet in staat tot een bewuste opstand tegen God; toch leven ze slechts een bepaalde tijd en sterven dan. Het is derhalve duidelijk dat het nooit in de bedoeling van de Schepper heeft gelegen dat afzonderlijke dieren voor eeuwig zouden leven. Voor hen is de dood iets natuurlijks. — 2 Petr. 2:12.
Duidelijk is het daarom dat iemand met betrekking tot de dood van een huisdier, toch andere gevoelens zal moeten hebben dan wanneer het gaat om een mens, hoe gehecht hij aan het dier ook is. Voor sommigen schijnt dat niettemin erg moeilijk te zijn.a
Er zijn in deze tijd heel wat „dierenbegraafplaatsen” in gebruik. In een krant in Toronto stond een artikel over één zo’n kerkhof, dat onder andere in het bezit is van een begrafenisaula. Het biedt begrafenissen in speciaal met zijde gevoerde doodskisten. De kosten? Van $100 (ƒ 260) voor een vogel, tot $800 (ƒ 2080) voor een paard. Volgens de New York Post stuurt een voormalige president van de Verenigde Staten jaarlijks een cheque van $20 naar een dierenbegraafplaats voor zijn daar begraven dode hond.
Wat is echter passend en evenwichtig in het licht van Gods Woord? Het heeft nooit in de bedoeling van de Schepper gelegen dat dieren zonder te sterven zouden voortleven. Moet men dan zoveel aandacht en geld besteden aan de dood van een dier? In overeenstemming met de evenwichtige zienswijze van de bijbel kenden de Israëlieten geen dierenbegraafplaatsen.
Jagen — Wat is evenwichtig?
Bij gesprekken over het leven van dieren is jagen wel een van de meest controversiële onderwerpen. En dat is zeker in niet geringe mate te wijten aan de excessen die daarbij voorkomen. Enkele jaren terug bijvoorbeeld wisten tien jagers in Tsjechoslowakije het te presteren binnen zes dagen 9359 hazen, 7245 patrijzen en 5089 fazanten te schieten — in totaal 21.693 dieren. Zo’n regelrechte slachtpartij mag voor die mannen dan een opwindende ervaring zijn geweest, vele anderen worden er uitgesproken tegenstanders van jagen door.
Soms zijn de excessen echter meer het gevolg van de grote aantallen jagers. In juni 1975 verscheen bijvoorbeeld het volgende verslag uit Rome:
„Jagers uitgerust met een grote verscheidenheid van wapens, van geweren tot netten en vallen, doden meer dan 200 miljoen vogels per jaar . . . De massale slachting van vogels heeft zo’n omvang aangenomen dat het milieu er grote veranderingen door ondergaat. Nu miljoenen vogels zijn vernietigd of niet meer over Italië vliegen, hebben insekten en ziektes vrij spel. Dit betekent dat boeren grote hoeveelheden insekticiden toepassen om hun velden te beschermen, en daarmee het evenwicht in de natuur verstoren. . . . Per jaar raken in Italië vermoedelijk 7000 mensen gedood of gewond omdat jagers op elkaar in plaats van op hun prooi schieten.”
Sommige jagers jagen slechts om de trofeeën die zij hopen te bemachtigen zodat ze kunnen pochen en opscheppen over de „vangsten” die ze hebben gedaan. Voor hen is jagen weinig meer dan een „egotrip”. Anderen verlustigen zich in de vreugde van het doden. Is dat juist? Gezien Gods bezorgdheid voor dieren, die duidelijk spreekt uit de joodse wet, is het uitgesloten dat hij zijn goedkeuring zou hechten aan jagen omwille van de trofeeën, de opwinding of de sport. Integendeel, de bijbel spreekt in veroordelende zin over een vroegere opstandeling tegen God, Nimrod, die kennelijk voor de sport op jacht ging en daarbij behalve op dieren misschien ook nog op mensen joeg. Hij wordt beschreven als „een geweldig jager gekant tegen Jehovah”. — Gen. 10:9.
Bij een onbevooroordeelde lezing van de bijbel blijkt echter niet dat de Schepper ook tegen het doden van dieren omwille van voedsel is. Na de Vloed zei God tot Noach, de stamvader van het hele mensengeslacht: „Al het zich bewegende gedierte dat leeft, mag u tot voedsel dienen. . . . Alleen vlees met zijn ziel — zijn bloed — moogt gij niet eten” (Gen. 9:3, 4). Was dit een ommekeer in Gods zienswijze omtrent het dierenleven? Nee, want zoals we hebben gezien, was het niet zijn bedoeling dat de dieren voor eeuwig zouden leven.
Vandaar dat het de Israëlieten ook niet verboden was te jagen of te vissen. De enige bepaling die God gaf, was dat een jager het bloed van een gedood dier moest uitgieten (1 Kon. 4:22, 23; Lev. 17:13, 14). Dit zou de jagers helpen achting voor het leven te blijven koesteren, in de erkenning dat zelfs het leven (bloed) van dieren van God is. Respectvolle achting voor het dierlijke leven werd ook bevorderd door de goddelijke wet dat het leven van een moedervogel niet te zamen met haar eieren of nageslacht mocht worden weggenomen. De moeder, die vanwege de hang naar haar jongen gemakkelijker te vangen zou zijn, moest men laten ontsnappen, opdat ze nog meer nageslacht zou kunnen voortbrengen en er geen gevaar voor uitroeiing van de soorten zou ontstaan. — Deut. 22:6, 7.
Er wordt in de bijbel tal van malen verwezen naar het vangen van vogels en vissen in netten (Spr. 1:17; Hos. 7:11, 12; Hab. 1:15). Zelfs Jezus Christus, die enkele beroepsvissers als apostelen uitkoos, nam bij een bepaalde gelegenheid de leiding over een beperkte visvangst. — Matth. 17:27; Joh. 21:5-13.
Aan de andere kant is het u misschien bekend dat veel mensen de mening zijn toegedaan dat jagen voor voedsel alleen gerechtvaardigd is wanneer er geen ander voedsel beschikbaar is. Maar is dat zo? Toont men minachting voor dierlijk leven door op voedsel te gaan jagen wanneer men het kan kopen?
Een bijbels verslag aangaande Isaäk en zijn zoons helpt ons het antwoord op deze vraag te bepalen. Isaäks zoon Esau was gewoon door middel van de jacht in voedsel te voorzien (Gen. 25:28). Op een keer zei Isaäk tot hem: „Ga naar buiten, het veld in, en jaag op een stuk wild voor mij”, omdat, zoals Isaäk zei, ’hij het graag had’. Was wild het enige vlees dat beschikbaar was? Nee, want Jakob maakte bij die gelegenheid een smakelijk gerecht van twee geitebokjes (Gen. 27:1-10). Zo kan het ook nu gebeuren dat iemand de voorkeur geeft aan een bepaald wildbraad, hoewel hij ander vlees in de winkel kan kopen. Hij kan redeneren: ’Wat maakt het voor verschil of ik wild eet dat door een jager is gedood of een koe die door een slager is geslacht?’ En iemand die vist, zal misschien vinden dat hij op die manier het nuttige met het aangename verenigt doordat hij tegelijkertijd geniet van de vreugde die het geeft om in de bossen te wandelen of rustig langs een stroom te zitten.
Niettemin zal een ieder die wil jagen, zich goed bewust moeten zijn van de gevaren. Het gevaar onder andere dat hij langzamerhand een bepaalde bloeddorst gaat ontwikkelen. Hoeveel jagers die zijn begonnen te jagen om voedsel, zijn niet in de greep gekomen van de „lust tot doden”, zonder nog een greintje respect voor dierlijk leven te tonen? Kolonel Ch. Askins, een jager op groot wild, merkte hierover op: „Jagen is een glorieus soort van kwaad, met een even doeltreffende werking als opium.” Is dat misschien de uitwerking die het ook op u heeft?
Leer en bont
Andere jagers zijn vooral uit op huiden en pelzen. Nee, niet om er ego-versterkende trofeeën van te maken, maar om ze te verkopen voor de leer- of bontindustrie. Mag men een dier daarvoor doden? Of geeft men dan blijk van een grove minachting voor dierlijk leven?
Een belangrijk bezwaar tegen het zonder onderscheid doden van dieren omwille van hun pels, is het effect dat dit heeft op de totale dierenbevolking. Voordat bijvoorbeeld in Noord-Amerika de Europese vallenzetters arriveerden, lag de beverbevolking daar tussen de 60 en 100 miljoen. Maar omstreeks de eeuwwisseling waren ze bijna uitgeroeid, vanwege de uitzinnige vraag naar beverpelzen en bevermutsen. Om dan nog maar te zwijgen van de bijna volledige uitroeiing van diersoorten als het luipaard, de cheetah en de tijger wegens de vraag naar „chique” kleding van hun pelzen.
Een rage of modegril is nooit een excuus om welke vorm van dierlijk leven maar ook, bijna volledig uit te roeien. Toen de Schepper de mens de heerschappij over de dieren gaf, was dat geen vrijbrief om Gods scheppingswerk moedwillig uit te roeien! (Gen. 1:26) Moet men aan de andere kant echter stellen dat respect voor dierlijk leven het in alle gevallen verbiedt een dier omwille van zijn bedekking of pels te doden?
Wel, ook wat dit betreft verschaft de bijbel een evenwichtige kijk. Er wordt in aangegeven dat de dieren er zijn ten behoeve van de mens. En al vroeg in de menselijke geschiedenis gebruikte de Schepper zelf dierenhuiden om het eerste mensenpaar mee te bekleden (Gen. 3:21). Was dat verkeerd van zijn kant? Het zou onevenwichtig zijn God daarom te bekritiseren. Later gaf hij als Schepper de volgende aanwijzing met betrekking tot de bouw van zijn heiligdom: „En gij moet een dekkleed voor de tent maken van roodgeverfde ramsvellen en daar overheen een dekkleed van robbevellen” (Ex. 26:14; 39:34, 43). En zo blijkt uit de Schrift ook dat ware aanbidders dierenhuiden voor kleding en andere doeleinden benutten. — Lev. 13:48; Matth. 3:4; Hebr. 11:37.
De bijbel verbiedt dus stellig niet het gebruik van kleding of andere nuttige voorwerpen die van leer of huid gemaakt zijn. Wanneer natuurlijk iemand als het even kan geen bont wil dragen, is dat een persoonlijke aangelegenheid. Een ieder persoonlijk zal trouwens bij een evenwichtige kijk op dierlijk leven al willen overwegen of hij een kledingstuk of ander voorwerp kan kopen, dat is vervaardigd uit de huid (of enig ander deel) van een dier dat met uitroeiing wordt bedreigd.
Bescherming van leven en eigendom?
Soms wordt men voor de beslissing geplaatst een dier te doden dat zich roofzuchtig of hinderlijk gedraagt. Wat is ten aanzien daarvan de evenwichtige zienswijze?
In feite zult u elke afzonderlijke kwestie op zijn eigen merites moeten beoordelen. Neem bijvoorbeeld het volgende. Getuigt het van minachting voor dierlijk leven om een rat of kakkerlak te doden die zich in uw keuken ophoudt? De meeste mensen zullen er geen bezwaar in zien zo’n dier te vernietigen omdat het anders naar alle waarschijnlijkheid menselijk voedsel zal eten of besmetten of misschien zelfs ziekten zal overbrengen. Maar een vos of een wolf die zo af en toe een kip of een schaap roven?
Ook ten aanzien van deze kwestie laat de Schepper ons niet in het ongewisse. Ofschoon de bijbel ons definitief aanspoort respect voor het leven te hebben, blijkt er ook uit dat wanneer een leeuw of beer Davids kudde bedreigde, hij er niet van weerhouden werd deze roofdieren te doden (1 Sam. 17:34-36). Evenmin is dit een kwestie van „beter een roofdier dood dan een dier van de kudde”. In het Hooglied van Salomo (2:15) is sprake van bepaalde maatregelen die worden genomen om wijngaarden tegen vossen te beschermen. Iemand zou dus zelfs een dier kunnen doden ter bescherming van zijn voedsel of eigendommen. En wanneer het gaat om de bescherming van ons leven, is het natuurlijk helemaal niet vreemd om te lezen over Simson die een aanvallende leeuw doodde en Paulus die een giftige adder in het vuur schudde (Recht. 14:5, 6; Hand. 28:3-6). Duidelijk blijkt dus dat de dreiging die een dier vormt, gerede aanleiding kan zijn om het te doden. — Ex. 21:28, 29.
Maar natuurlijk moet dit ook weer niet tot onevenwichtige uitersten worden doorgedreven. De bijbel geeft niet de aanmoediging om alle vossen en beren uit te roeien, enkel omdat sommige exemplaren problemen veroorzaken. Op de Tasmaanse buidelwolf in Australië is zo intensief gejaagd dat hij nu uitgeroeid lijkt, alleen omdat hij de schaapskudden bedreigde. In de Verenigde Staten bestaat een heftige discussie omtrent een soortgelijk probleem. Veel schapenfokkers en veehouders vinden dat wolven en coyotes zonder meer mogen worden weggeschoten omdat ze de kudden in gevaar brengen. Natuurbeschermers en ecologen daarentegen geloven dat de schade aan schapen en koeien minimaal is en zeker niet de uitroeiing rechtvaardigt van wilde dieren die belangrijk zijn voor het „evenwicht in de natuur”. Wat in delen van Brazilië en Australië is gebeurd, illustreert hun bedoeling. Dorpsbewoners daar doodden zonder onderscheid elke uil en boskat die ze maar te pakken konden krijgen, in de mening dat het schadelijke dieren waren. Het resultaat? De huizen worden nu overlopen door ziekteverspreidende ratten.
Ja, het probleem is ingewikkeld en het is eenvoudig niet mogelijk een algemeen antwoord te geven dat op alle situaties onverkort van toepassing is. Toch is het beslist een hulp ons te laten leiden door de evenwichtige richtlijnen uit Gods Woord. Daaruit blijkt dat dieren gedood mogen worden om menselijk leven en menselijke eigendommen te beschermen, maar dat dit wel moet worden afgewogen tegen de hoge achting die in de bijbel aan het dierenleven wordt toegekend. Daarna zal iemand een persoonlijke beslissing moeten nemen. Andere, verwante kwesties, zal men op dezelfde wijze moeten oplossen.
Een leerling zal misschien zijn ouders vragen wat hij moet doen wanneer er tijdens de biologieles van hem wordt verwacht een bepaald dier te ontleden, misschien een sprinkhaan, een kikker, worm of geconserveerde varkensfoetus. Veel schoolautoriteiten hechten aan dergelijke experimenten een grote opvoedkundige waarde. Een laboratorium-assistent merkte op: „Je kunt rustig gaan zitten en van elke ader [van een varkensfoetus] nagaan hoe hij is verbonden met het hart. Dat haal je niet uit een leerboek.” Eén leerling was het daarmee eens, en vond dat hij van de ontleding van een foetaal biggehart veel had geleerd, maar over een ander experiment merkte hij op: „Ik vond het volstrekt onnodig de kikker te doden. Een van de dingen die ik heb geleerd, is dat leven een erg ingewikkeld geheel is — dan moet je niet gaan doden voor een nutteloos experiment.” Op een andere school verklaarde een zeventienjarig meisje: „De leraar zei ons dat we meer waardering voor het leven zouden krijgen; dat vond ik belachelijk. Hoe kun je het leven meer gaan waarderen door te doden?” Wat zou uw standpunt met betrekking tot dergelijke aangelegenheden zijn?
Wanneer zich een probleem voordoet, kunnen ouders de gelegenheid te baat nemen om met hun kinderen te spreken over de evenwichtige zienswijze die in de bijbel met betrekking tot het dierenleven staat uiteengezet. Hierdoor en ook door te spreken over de eisen die de school stelt en de onderwijskundige aspecten, kunnen zij beslissen wat te doen, en daarbij ook het geweten van hun kinderen in aanmerking nemen.
Dat er heel wat vragen rijzen wanneer het gaat om de juiste behandeling van dieren, daar bestaat geen twijfel over, en die vragen zal elke volwassene persoonlijk voor zichzelf moeten beantwoorden. We kunnen evenwel dankbaar zijn voor de evenwichtige richtlijnen die we van de Schepper van het leven hebben ontvangen.
[Voetnoten]
a Zie het artikel „Van dieren genieten — zonder hun plaats te vergeten!” in Ontwaakt! van 22 mei 1976.
[Illustraties op blz. 17]
„Hartsdale-Hondenbegraafplaats.” Aangezien het nooit in de bedoeling van de Schepper heeft gelegen dat dieren zonder te sterven zouden voortleven, hoeveel geld en aandacht moet men dan besteden aan de dood van een dier?