Hoe toont de vrouw achting voor de man als hoofd?
DE MAN werd naar Gods „beeld” geschapen (Gen. 1:26). Aangezien God een „Geest” is, houdt dit vanzelfsprekend geen fysieke gelijkenis tussen de man en God in (Joh. 4:24). De man werd veeleer geschapen met morele hoedanigheden zoals die van God — liefde en rechtvaardigheid, macht en wijsheid — die hem ver boven de dieren plaatsten. De man kan derhalve de dingen waarderen die God waardeert en waarin hij vreugde schept. Deze omvatten schoonheid, kunst, spreken, redeneren en soortgelijke processen waarbij de geest en het hart zijn betrokken.
Ook de vrouw werd met deze hoedanigheden geschapen. Haar positie verschilt echter van die van de man. De bijbel zegt dat de „[man] Gods beeld en heerlijkheid is; maar de vrouw is de heerlijkheid van de man” (1 Kor. 11:7). Maar waarom zegt deze tekst niet dat de vrouw eveneens Gods „beeld” is?
Men dient te bedenken dat de man het eerst werd geschapen en enige tijd alleen was. Hij was toen dus de enige die naar Gods beeld was geschapen. De vrouw werd uit de man gemaakt en moest onderworpen zijn aan de man. De positie van de vrouw kan dus niet Gods positie als hoofd over zijn schepselen weerspiegelen, en wat in 1 Korinthiërs hoofdstuk 11 wordt besproken, is deze kwestie van de positie die de man als hoofd bekleedt. Jehovah God is aan niemand onderworpen. In tegenstelling tot de vrouw heeft de man als het op zaken met betrekking tot zijn vrouw en kinderen aankomt, geen aards hoofd boven zich. Vandaar dat hij in dit opzicht alleen „Gods beeld” is. In andere opzichten weerspiegelt de vrouw natuurlijk, evenals de man, de bewonderenswaardige en beminnelijke eigenschappen van God.
Dat de vrouw onderworpen is aan de man vernedert haar niet. Dit blijkt uit het feit dat van haar wordt gezegd dat zij de „heerlijkheid van de man” is. Wie vernederd en laag is, of het nu een man of een vrouw is, kan niet als een werkelijke heerlijkheid voor iemand dienen. Iemand die een waardige positie bekleedt, die opvalt door een voortreffelijk gedrag en bewonderenswaardige hoedanigheden, is echter zeer beslist een eer of heerlijkheid voor zijn of haar omgeving.
Als de „heerlijkheid van de man”, kan en moet de vrouw de meer verantwoordelijke positie van de man als „Gods beeld en heerlijkheid” verhogen en vergroten. Haar man dient haar te kunnen prijzen als de bekwame vrouw die in het bijbelboek Spreuken wordt genoemd: „Er zijn vele dochters die zich bekwaam hebben betoond, maar gij — gij zijt boven hen allen uit gestegen.” — Spr. 31:29.
ONDERWORPENHEID AAN DE ECHTGENOOT
Wil een vrouw een „heerlijkheid” voor haar man zijn, dan vereist dit dat zij een juiste achting voor zijn positie als hoofd toont. Zelfs wanneer haar man geen getrouwe aanbidder van Jehovah is, dient zij toch onderworpen te blijven en zijn beslissingen als hoofd van het gezin te ondersteunen. Zij behoort een prijzenswaardig gedrag aan de dag te blijven leggen en moet bewijzen een werkelijke eer voor haar man te zijn. Dit is in overeenstemming met de raad die de apostel Petrus geeft: „Gij vrouwen, weest aan uw eigen man onderworpen, opdat, indien sommigen niet gehoorzaam zijn aan het woord, zij zonder woord gewonnen mogen worden door het gedrag van hun vrouw, omdat zij ooggetuigen zijn geweest van uw eerbare gedrag te zamen met diepe achting. . . . [Uw versiering] zij de verborgen persoon van het hart in de onverderfelijke tooi van de stille en zachtaardige geest, die van grote waarde is in de ogen van God.” — 1 Petr. 3:1-4.
De christelijke vrouw dient in haar onderworpenheid een „stille en zachtaardige geest” ten toon te spreiden. Dit betekent dat, ongeacht de omstandigheden, een gevoel van kalmte bij haar de overhand zal hebben en dat zij een gelijkmatig humeur bezit en niet agressief is. Haar hart dient haar ertoe aan te sporen een juiste onderworpenheid aan haar man als hoofd aan de dag te leggen. Dit was het geval met Abrahams vrouw Sara. Petrus merkte op: „Zo versierden zich vroeger ook de heilige vrouwen die op God hoopten, zich aan hun eigen man onderwerpend, zoals Sara Abraham gehoorzaamde, hem ’heer’ noemend” (1 Petr. 3:5, 6). Sara noemde haar man niet louter voor anderen hoorbaar, maar zelfs „in zichzelf” „heer”. — Gen. 18:12.
Wil een christelijke vrouw als Sara zijn, dan betekent dit natuurlijk dat zij nooit iets doet wet in strijd is met de wil van God. Dit komt doordat zij gebonden is door de hogere wet van God en van Christus. Vandaar dat zij, wanneer de „wet” van haar man in botsing komt met de ware aanbidding, evenals de apostelen in de eerste eeuw ’God als regeerder meer zal gehoorzamen dan een mens’ (Hand. 5:29). Op alle andere terreinen dient haar onderworpenheid aan haar man echter voorbeeldig te zijn.
EEN HOOFDBEDEKKING DRAGEN
Er zijn tijden dat een christelijke vrouw als bewijs van het feit dat zij de man als hoofd erkent, een uiterlijk teken draagt. Dit gebeurt wanneer zij zaken in verband met de aanbidding moet behartigen die normaal door haar man of een andere man zouden worden behartigd. De basis hiervoor wordt uiteengezet in 1 Korinthiërs 11:4-6: „Iedere man die bij het bidden of profeteren iets op het hoofd heeft, maakt degene die zijn hoofd is, te schande; maar iedere vrouw die met ongedekt hoofd bidt of profeteert, maakt degene die haar hoofd is, te schande, want het is precies hetzelfde als was zij een vrouw met een kaalgeschoren hoofd. Want indien een vrouw zich niet dekt, moet zij ook maar kortgeknipt worden; is het echter voor een vrouw een schande kortgeknipt of kaalgeschoren te zijn, dan moet zij zich bedekken.”
Welnu, in het gezin is de man en vader Gods vertegenwoordiger ten opzichte van zijn vrouw en kinderen. Als zodanig is hij degene die in zaken die de aanbidding betreffen de leiding moet nemen. Maar indien de man een ongelovige is, kan deze verantwoordelijkheid op de moeder vallen. Vandaar dat als een christelijke vrouw in aanwezigheid van haar man ten behoeve van zichzelf en anderen hardop bidt of een bijbelstudie met de kinderen of anderen leidt, zij terecht een hoofdbedekking draagt. Zij toont hierdoor dat zij erkent in de plaats van haar man te dienen.
Daar zij van Godswege gemachtigd is de kinderen te onderwijzen (Spr. 1:8; 6:20; vergelijk 2 Timótheüs 1:5; 3:14, 15), zal zij normaal gesproken geen hoofdbedekking dragen als haar man niet aanwezig is. Het kan echter zijn dat een zoon in het gezin een opgedragen en gedoopte dienstknecht van Jehovah God is. In dat geval zal de moeder, als zij in zijn aanwezigheid hardop ten behoeve van een groep zou bidden of een bijbelstudie met hem en de andere kinderen zou leiden, een hoofdbedekking dragen. De reden hiervoor is dat de zoon een lid van de christelijke gemeente is en als zodanig onderricht van die mannelijke leden van de gemeente dient te ontvangen (1 Tim. 2:12). Indien zijn vader een gelovige was, zou de zoon dit onderwijs van zijn vader krijgen. De hoofdbedekking van de moeder geeft dan dus te kennen dat zij in deze kwestie voor haar man en/of de mannelijke leden van de gemeente optreedt. Wanneer het echter andere gezinsaangelegenheden betreft, kan de moeder haar gezag over de zoon uitoefenen zonder een hoofdbedekking te dragen.
Er doen zich in de gemeenten van Jehovah’s getuigen omstandigheden voor waarin het nodig is dat een vrouw een hoofdbedekking draagt. Soms is er op een gemeentevergadering (gewoonlijk in kleine gemeenten of groepen) geen gedoopte mannelijke Getuige aanwezig. Dit zou het noodzakelijk maken dat een gedoopte vrouwelijke Getuige bidt of de vergadering leidt. In erkenning van het feit dat zij iets doet wat normaal door een man zou worden behartigd, zal zij een hoofdbedekking dragen.
Er zijn gelegenheden dat christelijke vrouwen mondeling bijbellezingen moeten vertalen of de paragrafen van een bijbels studiehulpmiddel moeten voorlezen dat op een gemeentevergadering wordt gebruikt. Vrouwen die deze taken behartigen, hebben geen leiding en onderwijzen ook niet, en daarom is het niet noodzakelijk dat zij een hoofdbedekking dragen. Sommige christelijke vrouwen willen dit ter wille van hun geweten misschien toch doen. Hieraan is stellig niets verkeerds.
Het onderwijzen van mannelijke gelovigen moet door de mannen in de gemeente worden gedaan. De apostel Paulus schreef aan Timótheüs: „Ik sta een vrouw niet toe te onderwijzen of autoriteit te oefenen over een man, maar zij moet in stilheid zijn” (1 Tim. 2:12). Toch dienen zowel mannen als vrouwen een aandeel te hebben aan het onderwijzen van buitenstaanders. Jezus Christus gaf zijn volgelingen in feite de opdracht: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matth. 28:19, 20). Zulke toekomstige discipelen zouden natuurlijk zowel mannen als vrouwen omvatten. Aangezien dit prediken en onderwijzen de verantwoordelijkheid van zowel mannen als vrouwen is, behoeft een vrouw, wanneer zij in aanwezigheid van een mannelijke getuige van Jehovah met anderen over Gods Woord spreekt, geen hoofdbedekking te dragen. Als zij er echter ter wille van haar geweten de voorkeur aan geeft dit wel te doen, is dit uitstekend.
De situatie is enigszins anders als er in een huis een geregelde bijbelstudie wordt geleid en er een opgedragen, gedoopte man aanwezig is. Dit is een van tevoren afgesproken tijd waarin onderwijs wordt gegeven, terwijl degene die de studie houdt, in werkelijkheid de leiding heeft. Wanneer er een gedoopte mannelijke Getuige aanwezig is, wordt dit een verlengstuk van de gemeente. Als een gedoopte vrouwelijke Getuige om de een of andere reden zo’n studie leidt, zal zij terecht een hoofdbedekking dragen, waardoor zij erkent dat onder zulke omstandigheden normaal de man bijbels onderricht zou geven.
Christelijke vrouwen hebben een goede reden passende aandacht aan het dragen van een hoofdbedekking te schenken als de gelegenheid dit eist. Zoals de apostel Paulus duidelijk maakte, wordt dit „ter wille van de engelen” gedaan (1 Kor. 11:10). Ja, het is het voorrecht van christelijke vrouwen een goed voorbeeld voor de engelen te zijn in hun eigen loyale onderworpenheid aan Jehovah God en zijn regerende Koning, Jezus Christus. Dit wil niet zeggen dat de engelen van het goede voorbeeld van christelijke vrouwen leren. Miljoenen engelen hebben zich, lang voordat de mens werd geschapen, loyaal aan God onderworpen en blijven dit doen. Maar evenals wij worden aangemoedigd door het goede voorbeeld van medegelovigen, scheppen de engelen er behagen in vrouwen te zien die een juiste zienswijze over de positie als hoofd hebben.
Wat een voortreffelijke aansporing dient dit voor christelijke vrouwen te zijn om een juiste achting te blijven tonen voor de positie van hoofd die de man in Jehovah’s regeling bekleedt!