Vragen van lezers
● Toen een vriend van mij een christen werd, liet zijn vrouw zich van hem scheiden en weigerde hem zelfs te zien. Hoewel hij op grond van de bijbel beseft dat hij niet vrij is om te hertrouwen, maakt hij al enige tijd afspraakjes met iemand. Wat geeft de bijbel over het maken van zulke afspraakjes te kennen, en hoe kan ik hem het beste helpen?
Het is droevig dat zijn vrouw hem, door een echtscheiding op onjuiste gronden, aan eenzaamheid en verleiding heeft blootgesteld. Zolang hij schriftuurlijk niet vrij is om te hertrouwen, is het evenwel verkeerd en gevaarlijk dat hij afspraakjes maakt. Hij heeft vriendelijke maar krachtige hulp nodig, waarvan u misschien ook een deel voor uw rekening kunt nemen.
In deze tijd worden op veel gronden wettelijke echtscheidingen verleend. Wanneer zo’n echtscheiding officieel is uitgesproken, zijn de twee personen in de ogen van de regering weer „ongehuwd”. Gods Woord geeft echter een andere opvatting weer. Jezus zei dat „al wie zich van zijn vrouw laat scheiden, behalve op grond van hoererij [porneia, grove seksuele immoraliteit], en een ander trouwt, overspel pleegt” (Matth. 19:9). Indien een regering een wettelijke echtscheiding verleent terwijl er geen schriftuurlijke basis voor bestaat en zich sindsdien geen immoraliteit heeft voorgedaan, beschouwt God de twee dus nog steeds als gehuwd.
Deze wetenschap helpt christenen te beseffen hoe iemand die schriftuurlijk niet vrij is om te hertrouwen, zich behoort te gedragen. Zo iemand behoort zich net zo te gedragen alsof hij of zij nog steeds wettelijk gehuwd was en met een huwelijkspartner samenleefde. Hoewel in Spreuken 5:15-21 in het bijzonder naar de huwelijksverhouding wordt verwezen, tonen deze verzen duidelijk aan dat een gehuwde man geen romantische belangstelling voor andere vrouwen aan de dag mag leggen: ’Wees trouw aan uw eigen vrouw en geef uw liefde aan haar alleen. Wees gelukkig met uw vrouw en verheug u met het meisje met wie u bent getrouwd. Laten haar charmes u gelukkig houden; laat zij u met haar liefde omringen. Waarom zou u uw liefde aan een ander geven? De Heer ziet alles wat u doet’ (Good News Bible). Ja, iemand die in Gods ogen gehuwd is, dient het te vermijden romantische banden met iemand anders aan te knopen. De getrouwe Jozef weigerde zich in immorele betrekkingen met een gehuwde vrouw te laten verwikkelen. — Gen. 39:10-12.
Door een andere handelwijze te volgen, toont men minachting voor de huwelijksregeling en voor Degene die het huwelijk heeft ingesteld, Jehovah, en geeft men een slecht voorbeeld met betrekking tot christelijk gedrag. Zouden twee mensen ermee doorgaan romantische omgang met elkaar te hebben, dan zouden zij zich bovendien aan sterke druk blootstellen om op seksueel terrein dingen te doen die alleen in het huwelijk juist zijn. Wij lezen: „Het huwelijk zij eerbaar onder allen en het huwelijksbed zonder verontreiniging, want God zal hoereerders en overspelers oordelen.” — Hebr. 13:4.
Geestelijk bekwame personen dienen aan iemand die afspraakjes maakt terwijl hij schriftuurlijk niet vrij is om te trouwen, op de bijbel gebaseerde raad te geven en te trachten zo iemand te „herstellen” (Gal. 6:1). Reageert hij hier niet gunstig op, dan zullen zij zich blijven inspannen om hem te helpen, te waarschuwen en terecht te wijzen, ja, hem zelfs ’streng terecht te wijzen’. — Spr. 29:1; Tit. 1:10, 13.
Misschien zullen zij zijn liefde voor God kunnen versterken en hem kunnen helpen een grotere waardering te hebben voor het intense genoegen en de grote voldoening die voortspruiten uit de wetenschap dat men Gods liefde en zegen geniet (Rom. 8:35-39; 2 Kor. 4:16-18). Zij en anderen in de gemeente kunnen hem misschien helpen eenzaamheid te overwinnen door juiste en opbouwende omgang te hebben en druk bezig te blijven met voortreffelijke werken (Tit. 2:14). Aldus zullen zij hem misschien kunnen doen terugkeren van een weg die tot het overtreden van Gods wet tegen overspel zou kunnen leiden, want dan zou hij misschien uit de gemeenschap gesloten moeten worden. — 1 Kor. 5:9-11.
Indien iemand ermee voortgaat afspraakjes te maken terwijl hij of zij niet de schriftuurlijke vrijheid heeft om te trouwen, zullen velen in de gemeente zich waarschijnlijk verplicht voelen de bijbelse raad toe te passen die wordt gegeven met betrekking tot iemand die weigert te werken: „Is iemand niet gehoorzaam aan ons woord . . . , houdt hem getekend, gaat niet meer met hem om, opdat hij beschaamd moge worden. Beschouwt hem evenwel niet als een vijand, maar blijft hem vermanen als een broeder” (2 Thess. 3:14, 15). Veel christenen die een grote achting hebben voor Gods huwelijksregeling, zullen geen gezellige omgang willen hebben met iemand die deze regeling opzettelijk onteert. Door hun weigering zulke gezellige omgang met hem of haar te hebben en door wat zij in de gemeente zeggen over het aanvaarden van Gods wijze raad, zullen zij die persoon er misschien toe kunnen brengen zijn verkeerde handelwijze de rug toe te keren. — Jud. 23a.
● Waarom wordt in de Wachttoren-uitgave van 15 februari 1980 (blz. 27, 28) gezegd dat er binnenkort een einde zal komen aan het „nieuwe verbond”, terwijl Hebreeën 13:20 over dit verbond zegt dat het „een eeuwig verbond” is?
De Wachttoren verklaarde: „Het is duidelijk dat er binnenkort een einde zal komen aan het nieuwe verbond, aangezien het doel van dit verbond om 144.000 door God goedgekeurde geestelijke Israëlieten voort te brengen, bijna is volbracht. Al dezen zullen dan met Jezus Christus verenigd zijn in het hemelse koninkrijk, de ideale regering voor de mensheid. Wanneer de laatsten van deze goedgekeurde geestelijke Israëlieten ophouden ’mensen’ te zijn, doordat zij hier op aarde sterven en een opstanding ontvangen om een aandeel in het hemelse koninkrijk te hebben, zal ook het middelaarschap van Jezus Christus ophouden.”
Merk op dat er niet in De Wachttoren werd gezegd dat de voordelen van dit nieuwe verbond zouden ophouden. Degenen die op aarde leven, zullen eeuwig voordeel trekken van het feit dat dit nieuwe verbond zijn doel heeft verwezenlijkt om 144.000 geestelijke zonen van God voort te brengen die als medeërfgenamen met Christus in de hemel zullen regeren. Iemand zou bijvoorbeeld een contract kunnen sluiten waarin wordt bepaald dat iemand een huis voor hem zal bouwen. Wanneer het huis overeenkomstig het bestek is gebouwd en de betaling is gedaan, is het contract nagekomen, maar door het gebruik van het huis blijven de voordelen van het contract zich tot in de onbepaalde toekomst uitstrekken.
In Hebreeën 13:20 zegt de apostel Paulus dat Jehovah „de grote herder van de schapen met het bloed van een eeuwig verbond [Grieks: diathèkè aionios], onze Heer Jezus, uit de doden heeft doen opkomen”. The Emphatic Diaglott vertaalt deze uitdrukking als „het bloed van een aeonen-durend verbond (interlineair: ’eeuwig-durend’)”. Deze zelfde Griekse uitdrukking werd door de vertalers van de Septuaginta-vertaling gebruikt als vertaling van de Hebreeuwse woorden berith ohlam in Exodus 31:16, met betrekking tot de sabbatwet (deel van het Wetsverbond) waaraan een eind kwam, hoewel veel vertalingen in dit verband ook over een „eeuwig verbond” spreken (Ex. 31:17, LXX; Kol. 2:13-16). Evenzo was het verbond met Aäron en zijn zonen voor een „altoosdurend [Hebreeuws: ohlam; Grieks: aionia] priesterschap” (Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap) slechts „tot onbepaalde tijd” van kracht (Nieuwe-Wereldvertaling). — Ex. 40:15; Num. 25:13; Hebr. 7:11, 12.
Het Hebreeuwse woord ohlam en het Griekse equivalent aionios kunnen eeuwig betekenen in de zin dat iets nooit eindigt òf ze kunnen betekenen dat iets tot een onbepaalde toekomstige tijd voortduurt. Het Mozaïsche Wetsverbond en het verbond voor de levitische priesterschap eindigden nadat ze een onbepaalde tijd hadden bestaan en hun doel hadden gediend, evenwel met blijvende voordelen. Evenzo zal het nieuwe verbond eindigen wanneer alle gezalfden tot hemels onsterfelijk leven zijn opgewekt.
Evenzo verklaarde Jehovah dat zijn verbond met Abraham betreffende het ’zaad der zegening’ „een verbond tot onbepaalde tijd” [Hebreeuws: ohlam; Griekse Septuaginta: aionion] ofte wel „een eeuwig verbond” (NBG) zou zijn (Gen. 17:7; 22:18). Toen Jehovah een eind maakte aan het Mozaïsche Wetsverbond, doordat hij het aan de martelpaal nagelde, kwam het nieuwe verbond ervoor in de plaats als aanvulling op het Abrahamitische verbond. Aangezien het verbond met Abraham „tot onbepaalde tijd” voortduurt, zal het vervuld zijn wanneer de laatsten van degenen die tot het secundaire ’zaad van Abraham’ behoren, hun beloning in de hemel ontvangen en dit „zaad” — Christus en zijn 144.000 mederegeerders — zijn duizendjarige toewijzing heeft voltooid om de mensheid levengevende voordelen en een volmaakte regering te verschaffen. — Gal. 3:16, 19, 29; Openb. 14:1; 20:6; 1 Kor. 15:24, 28.