Wat is in overeenstemming met de feiten?
NAARMATE KENNIS TOENEEMT, MOET EVOLUTIE WIJKEN
DE OUDE Egyptenaren zagen scarabeeën uit de grond te voorschijn komen en geloofden dat ze vanzelf waren ontstaan. Maar de wijfjes van deze mestkeversoort hadden hun eitjes gelegd in ballen mest en die begraven, en later waren daaruit de nieuwe dieren gekomen. Aristoteles dacht dat wormen en slakken voortbrengselen van verrotting waren. Nog in de 17de eeuw onderwezen de geleerden Francis Bacon en William Harvey spontane generatie.
Voortschrijdende kennis veranderde dat alles. In diezelfde 17de eeuw toonde Redi aan dat maden alleen in vlees verschenen nadat vliegen er hun eitjes op hadden gelegd. Bacteriën werden ontdekt en toegejuicht als voorbeelden van spontane generatie, maar een eeuw later vernietigde Spallanzani die illusie. In de volgende eeuw stelde Pasteur definitief vast dat leven slechts uit leven ontstaat. Dit heeft nu de kracht van een axioma. Zelfs Darwin aanvaardde het en zei in de slotzin van The Origin of Species dat leven zijn oorsprong vond in het feit dat ’de Schepper het oorspronkelijk in slechts weinige of zelfs één enkele levensvorm had ingeblazen’.
Schepping is in overeenstemming met het feit dat leven slechts uit leven ontstaat. Over Jehovah God staat geschreven: „Bij u is de bron van het leven.” — Ps. 36:9.
Vervolgens zeggen ook de fossielen dat er schepping moet zijn geweest. Simpson schrijft in The meaning of Evolution: „Vroeg-Cambrisch gesteente dat zo’n 500.000.000 jaar geleden is gevormd, wemelt van fossielen. . . . Maar in gesteenten van vóór het Cambrium, hetgeen de enorme periode vertegenwoordigt van 1.500.000.000 jaar, zijn fossielen in het algemeen zeldzaam en gewoonlijk twijfelachtig en omstreden.” Dit abrupte verschijnen van fossielen van alle grote groepen of phyla, behalve de gewervelden, noemt Simpson „dit grote mysterie van de geschiedenis van het leven”. — Blz. 16-19.
Professor Romer van Harvard citeerde Darwins commentaar op dit mysterie, „Ik kan er geen bevredigend antwoord op geven” — en Romer voegde eraan toe „En dat kunnen we vandaag de dag nog niet”. Veelbetekenend merkte hij toen op: „Redelijkerwijs kan men zeggen dat het algemene beeld verenigbaar is met de idee van een speciale schepping aan het begin van het Cambriumtijdperk.” Maar laat het zo overvloedige fossielenverslag van na het Cambrium ons het begin van de gewervelden zien? Neen. Professor Goldschmidt zei in The Material Basis of Evolution: „De feiten verschaffen geen enkele informatie over de oorsprong van werkelijke soorten, om nog maar niet de hogere categorieën te noemen” (Blz. 165). Onder deskundigen op het gebied van fossielen is dit tegenwoordig een geaccepteerd feit.
Evolutionisten zijn zich ervan bewust dat het fossielenverslag meer in overeenstemming is met schepping dan met evolutie, hoe heftig zij schepping ook afwijzen. Jaren geleden gaven enkelen toe: „Hoe langer iemand paleontologie studeert, hoe zekerder het voor hem wordt dat evolutie puur op geloof gebaseerd is; precies hetzelfde soort van geloof dat hij moet hebben wanneer hij tegenover de grote religieuze mysteries staat. . . . Het enige alternatief is de leer van speciale schepping, die misschien waar is, maar irrationeel” (L. T. More). „Evolutie is onbewezen en onbewijsbaar. Wij geloven er alleen in omdat het enige alternatief speciale schepping is en dat is ondenkbaar.” — Sir Arthur Keith.
Tegenwoordig beschouwen sommigen schepping nog steeds als in overeenstemming met de feiten. J. H. Corner, plantkundige en evolutionist aan de Cambridge University, verklaarde: „Ik denk nog steeds dat voor de onbevooroordeelden het fossielenverslag van de planten ten gunste van speciale schepping pleit.” — Contemporary Botanical Thought, 1961, blz. 97.
Het fossielenverslag vormt geen ondersteuning voor de evolutietheorie. Schepping is wel in overeenstemming met de feiten.
Zelfs mutaties kunnen de evolutie niet schragen. Mutaties zijn veranderingen in het genetisch materiaal en brengen nieuwe erfelijke kenmerken teweeg. De overgrote meerderheid van de kleine mutaties is schadelijk; de grote zijn verminkend of dodelijk. Men gelooft dat ze bijdragen tot de degeneratie van organismen en verantwoordelijk zijn voor vele ziekten en misvormingen. Niettemin stellen evolutionisten hun hoop erop als mechanismen voor evolutie. Maar ze blijken ontoereikend te zijn om nieuwe families voort te brengen. Evolutionist Bengelsdorf zei: „Mutaties, waarbij fundamentele veranderingen in genen betrokken zijn, kunnen de verschillen tussen twee mensen verklaren . . . Maar om verscheidene redenen kunnen ze niet de verklaring vormen voor het totale evolutieprobleem — waarom er vissen, reptielen, vogels en zoogdieren zijn.”
Creationisten hebben altijd variatie binnen de familiesoorten van Genesis hoofdstuk één erkend — de mate van variatie waarvan in het tijdschrift Science van 21 november 1980 wordt getuigd: „Soorten hebben inderdaad een vermogen om geringe veranderingen te ondergaan in hun fysieke en andere kenmerken, maar dit is beperkt en in een groter perspectief wordt het weerspiegeld in een schommeling om een gemiddelde.” Experimenten hebben dit bevestigd: geleerden hebben grote aantallen mutaties teweeggebracht in zich snel voortplantende insekten, maar „na 40 jaar manipuleren van evolutie in fruitvliegjes, die in enkele dagen alweer een nieuwe generatie voortbrengen, zijn wel vele bizarre veranderingen gezien, maar fruitvliegjes zijn nog altijd fruitvliegjes”.
Het fossielenverslag laat zien hoe soorten zich onveranderd hebben voortgeplant gedurende perioden van miljoenen jaren zoals evolutionisten zeggen. Mutaties, zowel in waarnemingen als in experimenten, tonen de constantheid der soorten. Wanneer Genesis 1:12, 21, 24 zegt dat het leven zich „naar zijn soort” zou voortplanten, is dat in overeenstemming met de wetenschappelijke feiten.
Ten slotte de grootste kloof van alle. Er gaapt een enorme afstand tussen de mens en het dier dat evolutionisten als zijn naaste verwant beschouwen. „Zelfs deze betrekkelijk recente geschiedenis”, zegt Dobzhansky, „is doorweven met onzekerheden; deskundigen zijn het vaak oneens, zowel omtrent fundamentele kwesties als ten aanzien van details.” — Mankind Evolving, blz. 168.
’s Mensen gaven van taal, logica, creatief denken, muziek en beeldende kunst, zijn besef van verleden, heden en toekomst, zijn behoefte aan een betekenis en een doel in zijn leven en een gevoel iets bereikt te hebben, zijn mogelijkheden op het vlak van rechtvaardigheid, vriendelijkheid, mededogen, liefde — dit alles plaatst de mens ver boven ieder dier. Dit laat zich niet verklaren op basis van evolutie, maar het moet toegeschreven worden aan de schepping van de mens ’naar het beeld en de gelijkenis van God’ (Gen. 1:26, 27). Alweer is het schepping waarmee alle feiten in overeenstemming zijn.
Overigens aanvaarden vele moderne gelovigen evolutie in die zin dat zij zeggen dat God de mens schiep, maar er een evolutieproces voor gebruikte. Het Genesisverslag laat geen ruimte voor deze gedachte. Onze Schepper deed niet de mens uit een of ander dier evolueren, maar „Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem”. — Gen. 2:7.
De oorsprong van het leven zegt Schepping! Fossielen zeggen Schepping! Mutaties zeggen Schepping! De kloof tussen de mens en het dier dat hem het dichtst nabijkomt, zegt overduidelijk Schepping! Het is schepping en niet evolutie waarmee de wetenschappelijke feiten in overeenstemming zijn!
[Inzet op blz. 24]
’Voor de onbevooroordeelden pleit het fossielenverslag van de planten ten gunste van speciale schepping’
[Kader op blz. 23]
DE LENGTE VAN DE SCHEPPINGSDAGEN
Terwijl evolutionisten hun theorie verhullen in een mystieke waas van miljarden jaren, zijn vaak de zes scheppings-„dagen” van de bijbel bespot. De bijbel toont echter zelf dat dit geen dagen van 24 uur waren. Het Hebreeuwse woord „joom”, in Genesis hoofdstuk 1 en 2 vertaald met „dag”, kan verschillende betekenissen hebben, zoals: (1) de periode van licht, daglicht (Spr. 4:18), (2) een etmaal, dag en nacht (Gen. 7:17) en (3) een door bepaalde gebeurtenissen gekenmerkte tijdsperiode, zoals gedefinieerd in William Wilsons „Old Testament Word Studies”: „Een dag; wordt vaak gebruikt voor tijd in het algemeen, of voor een lange tijd; een hele behandelde periode . . . Dag wordt ook gebruikt voor een bepaald tijdperk waarin iets bijzonders gebeurt.” — blz. 109.
Voorbeelden:
„Dag” kan zomer en winter omvatten, het voorbijgaan van jaargetijden (Zach. 14:8). Van een bepaalde „dag” kan later worden getoond dat hij uit vele dagen bestaat (Ezech. 38:14, 16; vergelijk Spreuken 25:13 met Genesis 30:14). Duizend jaar wordt vergeleken met een dag, zelfs met een nachtwake van vier uur: „Duizend jaren zijn in uw ogen slechts als de dag van gisteren . . . en als een wake in de nacht” (Ps. 90:4; zie ook 2 Petrus 3:8, 10). De „dag van redding” omvat duizenden jaren (Jes. 49:8). De „oordeelsdag” beslaat vele jaren (Matth. 10:15; 11:22-24).
De scheppingsdagen:
Hoe weten wij dat de scheppingsdagen uit Genesis geen dagen van 24 uur zijn? Omdat deze zes dagen te zamen in Genesis 2:4 één dag worden genoemd. „Dit is een geschiedenis van de hemel en de aarde ten tijde [zes dagen] dat ze werden geschapen, op de dag [één dag] waarop Jehovah God aarde en hemel maakte.” Bovendien was de zevende dag van de scheppingsweek Jehovah’s rustdag, of sabbat, waarop hij rustte van zijn aardse scheppingswerken, en die dag duurt volgens de bijbel nog steeds voort. — Hebr. 4:3-11.
De zes scheppingsdagen markeerden tijdsperioden waarin een bepaald werk werd voltooid. Het Hebreeuwse woord „joom”, vertaald met „dag”, laat toe dat het om lange tijdsperioden gaat. — Zie „Aid to Bible Understanding”, blz. 1427, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.