Waarom heeft God tot onze tijd goddeloosheid toegelaten?
DOOR de gehele geschiedenis van de mens heen is er veel goddeloosheid geweest. En tegenwoordig is er, waar u ook in de wereld kijkt, bloedvergieten, misdaad, haat en immoraliteit. Maar al te vaak zijn het de onschuldige, fatsoenlijke mensen die te lijden hebben van de goddeloze daden van anderen. Zij kunnen het slachtoffer zijn van gewelddaad en hierbij misschien hun huis, personen van wie zij houden of zelfs hun eigen leven verliezen. U kunt dergelijke dingen al dan niet persoonlijk hebben ondervonden. Maar ook al hebt u ze niet ondervonden, dan hebt u waarschijnlijk wel dingen ervaren die mentaal lijden hebben veroorzaakt, doordat u bijvoorbeeld onrechtvaardig of onvriendelijk werd bejegend, werd afgezet of bedrogen.
Waarom heeft God dergelijke goddeloosheid tot onze tijd toegelaten? Er bestaan een aantal redenen voor, maar ten einde een juist begrip van die redenen te krijgen, moeten wij de strijdpunten onderzoeken die ten tijde van de eerste opstand werden opgeworpen. U hebt waarschijnlijk het verslag hierover in het derde hoofdstuk van Genesis gelezen. Laten wij derhalve de ware betekenis van deze gebeurtenissen beschouwen.
In het kort gebeurde het volgende: Jehovah vertelde de mens dat zijn leven afhankelijk was van gehoorzaamheid aan zijn Schepper en dat ongehoorzaamheid de dood tot gevolg zou hebben (Gen. 2:17). Gods tegenstander, Satan, sprak deze duidelijke verklaring tegen. Hij zei Adams vrouw, dat het mensenpaar ongehoorzaam kon zijn en dat zij toch ’geenszins zouden sterven’. Verder beweerde hij dat zulk een ongehoorzaamheid de zaken in werkelijkheid voor hen zou verbeteren, omdat hierdoor hun ogen geopend zouden worden en zij ’als God zouden zijn, kennende goed en kwaad’ (Gen. 3:4, 5). Welnu, wat was bij deze opstandige handelwijze van Satan betrokken?
DE STRIJDPUNTEN DIE OP HET SPEL STONDEN
Er werden een aantal strijdpunten of zeer belangrijke kwesties opgeworpen. In de eerste plaats trok Satan de waarheidsgetrouwheid van God in twijfel. In feite noemde hij God een leugenaar. Ten tweede trok hij ’s mensen afhankelijkheid van zijn Schepper voor blijvend leven en geluk in twijfel. Hij beweerde dat noch het leven van de mens noch zijn vermogen om zijn aangelegenheden op succesvolle wijze te besturen, van gehoorzaamheid aan Jehovah afhankelijk waren. Hij betoogde dat de mens onafhankelijk van zijn Schepper kon handelen en als God kon zijn, door zelf te beslissen wat juist of verkeerd, goed of kwaad is. Ten derde beweerde hij in werkelijkheid, door Gods bekendgemaakte wet tegen te spreken, dat Gods wijze van heerschappij voeren verkeerd is en niet tot welzijn van zijn schepselen strekt, en aldus betwistte hij zelfs Gods recht om heerschappij te voeren.
Maar door zijn handelwijze wierp Satan nog een andere kwestie op, zoals later in de bijbel, in de hoofdstukken 1 en 2 van het boek Job, wordt aangetoond. Daar wordt, in verband met een man genaamd Job, aangetoond dat Satan de getrouwheid en loyaliteit van alle schepselen ten opzichte van Jehovah God in twijfel trok.
Met zoveel woorden deed Satan de bewering dat zij die God dienen, dit niet doen omdat zij God en zijn rechtvaardige heerschappij liefhebben, maar slechts om zelfzuchtige redenen, zoals de materiële zegeningen die God hun schenkt. Hij beweerde dat indien zulke redenen werden weggenomen, zelfs een man als Job zich van God zou afkeren (Job 1:6-11; 2:4, 5). Ja, door Satans opstand in Eden werd de loyaliteit van al Gods schepselen in hemel en op aarde in twijfel getrokken. Zouden zij, indien zij op de proef werden gesteld, hun liefde jegens hun hemelse Vader bewijzen en tonen dat zij zijn heerschappij bovenal verkozen?
OP WELKE WIJZE GOD DE STRIJDPUNTEN OPLOST
Gelieve op te merken dat Satan geen strijdvraag opwierp met betrekking tot Gods kracht. Hij daagde Jehovah niet uit, zijn macht te gebruiken ten einde hem als een tegenstander te verdelgen. Maar hij betwistte wel Gods recht om te heersen en de juistheid van de wijze waarop hij heerschappij voerde. Ook trok hij de loyaliteit van Gods schepselen in twijfel. Er moest dus een morele strijdvraag opgelost worden, in plaats dat er sprake was van een krachtproef.
De valse beschuldigingen die Satan tegen God inbracht, kunnen tot op zekere hoogte op een menselijke wijze worden geïllustreerd. Veronderstel dat een man die een groot gezin heeft, door een van zijn buren van vele valse dingen wordt beschuldigd omtrent de wijze waarop hij zijn huisgezin bestuurt. Veronderstel dat de buurman ook zegt dat de gezinsleden geen werkelijke liefde voor hun vader hebben, maar dat zij slechts bij hem blijven om het voedsel en de materiële dingen te krijgen die hij hun geeft. Hoe zou de vader van het gezin dergelijke beschuldigingen kunnen beantwoorden?
Indien hij zonder meer geweld tegenover de beschuldiger gebruikte, zou dit geen antwoord op de beschuldigingen verschaffen. Het zou in plaats daarvan suggereren dat ze waar waren. Maar wat een voortreffelijk antwoord zou er worden verschaft indien hij de leden van zijn eigen gezin als zijn getuigen zou laten optreden om te tonen dat hun vader inderdaad een rechtvaardig en liefdevol gezinshoofd was en dat zij graag bij hem woonden omdat zij hem liefhadden! Aldus zou hij volledig gerechtvaardigd worden. — Spr. 27:11; Jes. 43:10.
Dit illustreert in bepaalde opzichten wat God heeft gedaan. Bovendien heeft hij voldoende tijd toegestaan — nu bijna 6000 jaar — opdat de strijdvraag ontwijfelbaar opgelost zou worden. Hij heeft deze tijd niet alleen toegestaan om zijn getrouwe schepselen te laten bewijzen dat zij hem en zijn heerschappij toegewijd zijn, maar ook om te tonen dat elke andere soort van heerschappij alleen maar slechte gevolgen heeft. — Spr. 1:30-33; Jes. 59:4, 8.
Door tegen Jehovah God in opstand te komen, heeft Satan zich als een mededingende heerser opgeworpen. En doordat het eerste mensenpaar de door Satan aanbevolen handelwijze volgde, verklaarden zij dat zij onafhankelijk van Jehovah’s heerschappij waren en kwamen zij onder Satans macht (Gen. 3:6; Rom. 6:16). Doordat God zowel Satan als de mens tot het uiterste liet gaan in hun pogingen om onafhankelijk van hun Schepper te handelen en te heersen, zou hun totale mislukking om een goede regering tot stand te brengen, die werkelijke voordelen voor de gehele mensheid afwerpt, duidelijk aan het licht treden en voor alle toekomstige tijd als iets onloochenbaars vaststaan. Ondertussen zou Jehovah degenen op aarde die hem liefhebben, zijn naam en voornemens laten verkondigen, tot verlichting van allen die het goede liefhebben en zoeken.
De situatie lijkt dus veel op die waarbij een farao van Egypte betrokken was die een soortgelijke handelwijze volgde als Satan de Duivel, doordat hij Jehovah God tegenstond, en tot wie Jehovah zei: „Reeds nu had ik mijn hand kunnen uitsteken om u en uw volk met pestilentie te slaan en opdat gij van de aarde verdelgd zoudt worden. Maar hiertoe juist heb ik u laten bestaan, om u mijn kracht te tonen en ten einde mijn naam over de gehele aarde te laten bekendmaken.” — Ex. 9:15, 16, NW.
WAT HEBBEN DE RESULTATEN GETOOND?
De bijbel toont aan dat Satan gebruik heeft gemaakt van de tijd om in hemel en op aarde een organisatie op te bouwen waarover hij heerst. In hoeverre zijn macht over de aarde zich uitstrekt, wordt te kennen gegeven door het feit dat hij Jezus alle koninkrijken der wereld kon aanbieden in ruil voor Jezus’ aanbidding (Matth. 4:8, 9). Daarom wordt Satan „de god van dit samenstel van dingen” en „de heerser van deze wereld” genoemd (2 Kor. 4:4; Joh. 16:11). Wat heeft dit voor de mensheid betekend, en welk resultaat heeft het gehad dat de mens een handelwijze van onafhankelijkheid van God heeft gevolgd?
De geschiedenis getuigt van het feit dat dit de mensheid geen vrede, tevredenheid en eeuwig leven heeft gebracht. Het heeft het tegenovergestelde gebracht: duizenden jaren van smart, lijden en de dood. Het geschiedkundige verslag en de huidige verschrikkelijke stand van zaken in de wereld vormen het bewijs dat de mens er niet in is geslaagd zonder God te regeren. De mens heeft allerlei regeringen geprobeerd, doch het ontbreekt hem nog steeds aan zekerheid en duurzaam geluk.
Zeker, er is in materialistisch opzicht vooruitgang geboekt. Maar kan men van werkelijke vooruitgang spreken wanneer mensen raketten naar de maan sturen en toch niet te zamen in vrede op aarde kunnen leven? Wat voor nut heeft het als zij huizen bouwen die van alle gemakken zijn voorzien, maar een gezin hebben dat door echtscheiding en misdadigheid wordt verscheurd? Zijn oorlogen, straatrelletjes, vernietiging van leven en eigendommen, en alom verbreide wetteloosheid iets om trots op te zijn? Volstrekt niet! Ze vormen echter de vruchten van een bestuur waarin God wordt genegeerd. Precies zoals in Prediker 8:9 wordt gezegd, heeft „de ene mens macht . . . over den ander tot diens onheil”.
Doordat God goddeloosheid zo lang heeft toegelaten, is dus ontwijfelbaar bewezen dat de poging van de mens om ’God te spelen’ een jammerlijke mislukking is (Ps. 127:1). Zo zei een vooraanstaand redacteur: „Hoe meer wij een alibi zoeken, des te meer wij tot de ontdekking komen dat het gemis van geluk op aarde aan de mens zelf te wijten is. Onze voornaamste zwakheid is, dat wij het probleem van zelfbestuur niet hebben opgelost.”a De geïnspireerde bijbelschrijver Jeremia zei terecht: „Ik weet heel goed, o Jehovah, dat het niet aan de aardse mens is zijn weg te bepalen. Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten. Corrigeer mij, o Jehovah.” — Jer. 10:23, 24, NW; zie ook Spr. 16:25.
Satans invloed op de aangelegenheden der aarde heeft verdeeldheid, goddeloosheid en de dood gebracht, en hij heeft door middel van bedrog, geweld en zelfzucht geheerst. Hij heeft bewezen ongeschikt te zijn om over wie of wat maar ook te heersen. Jehovah is nu derhalve volkomen gerechtvaardigd wanneer hij deze ontaarde opstandeling te zamen met allen die een aandeel aan zijn goddeloze daden hebben gehad, verdelgt (Rom. 16:20). Maar hoe staat het met de loyaliteit van Gods schepselen jegens Jehovah’s liefdevolle heerschappij en met Satans bewering dat allen zich van hem zouden afkeren indien zij beproefd werden?
Jehovah God wist dat ’de liefde nimmer faalt’ en hij wist dat sommigen van de mensheid hem gewillig, uit liefde, zouden dienen en niet omdat zij hiertoe omgekocht of gedwongen werden (1 Kor. 13:8). Vele duizenden hebben dit door alle eeuwen heen gedaan.
Zoals wij hebben vernomen, heeft de volmaakte man Jezus aan al Satans verzoekingen en omkoperijen weerstand geboden. Voorts heeft Jezus, toen hij door militaire bewakers werd geslagen en aan een wrede martelpaal werd genageld om te sterven, vastgehouden aan zijn loyaliteit jegens God (1 Petr. 2:23). Hierdoor werd bewezen dat de volmaakte Adam hetzelfde had kunnen doen indien hij dit had gewild, en dat God niet onrechtvaardig was door volledige gehoorzaamheid van de mens te eisen (2 Thess. 1:4, 5). Door zijn loyaliteit jegens Jehovah verschafte Jezus het voortreffelijkste antwoord op Satans uitdaging.
Maar aangezien Satans geest door zelfzucht en trots verwrongen is, heeft hij zijn krankzinnige loopbaan in hetzelfde tempo vervolgd. Ofschoon sindsdien reeds lang bewezen is dat hij ongelijk had en een leugenaar is, blijft hij personen die God liefhebben, vervolgen (Openb. 12:17). Sedert Jezus’ dood hebben vele duizenden christenen Jehovah God gediend omdat zij hem liefhadden en wilden dat hij zijn liefdevolle heerschappij over hen voerde. En op dit ogenblik verklaren honderdduizenden hun loyaliteit jegens Jehovah als regeerder (Openb. 7:9, 10). Doordat zij zich getrouw aan Jehovah’s Woord houden en respect voor zijn wet tonen, hebben zij, ondanks alle tegenstand van Satan, in tevredenheid kunnen leven.
Wat is er door de eenheid, liefde en rechtschapenheid die Gods dienstknechten in de loop der eeuwen aan de dag hebben gelegd, een berg van bewijsmateriaal tegen Satan en ten behoeve van Jehovah verschaft! Hierdoor wordt duidelijk aangetoond dat alleen Jehovah het recht heeft om te regeren, dat de wijze waarop Jehovah heerschappij voert, namelijk in liefde, de enig juiste is, dat de mens onder de zwaarste beproeving loyaal jegens hem kan blijven en dat Satan de monsterachtigste leugenaar aller tijden is.
[Voetnoten]
a D. Lawrence, U.S. News & World Report, 25 sept. 1967, blz. 128.