Vereist: een bewustzijn van God, een bewustzijn van anderen, een bewustzijn van onszelf
„Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben . . . Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.” — Mark. 12:30, 31.
WIJ moeten onszelf zien zoals wij zijn, hoe wij zijn gemaakt, wat de geschiedenis ons over onszelf heeft onthuld. Welke handelwijze is praktisch en heilzaam gebleken?
Wij zijn vleselijk, maar wij hebben ook een geestelijke zijde. Zullen wij zijn als de hedonisten en altijd aan de verlangens van ons vlees toegeven? Of als de asceten die het vlees tuchtigen om de geest te verheffen?
Natuurlijk spreekt de bijbel zich niet uit ten gunste van het hedonisme. En in tegenstelling tot het voorbeeld van sommige religies is de bijbel ook niet voor ascetisme: „Toegegeven, het heeft een schijn van wijsheid, met zijn gedwongen vroomheid, zijn zelfkastijding en zijn hardheid jegens het lichaam; maar het heeft geen enkel nut voor het bestrijden van zinnelijkheid.” — Kol. 2:23, The New English Bible.
De bijbel geeft zijn steun niet aan extremisme maar aan evenwichtigheid en rede. „Uw redelijkheid”, staat er, „worde aan alle mensen bekend” (Fil. 4:5). Als wij het vlees oververzadigen, verhongert de geest. Als onze benadering van geestelijke zaken fanatiek wordt, heeft het vlees te lijden. Draag zorg voor het vlees zonder materialistisch te worden: „Wanneer wij . . . voedsel en kleding hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn.” Het vlees is belangrijk, maar de geest is veel belangrijker: „De geest van een man kan zijn kwaal verdragen; maar wat een terneergeslagen geest betreft, wie kan die dragen?” Het is daarom van levensbelang ons bewust te zijn van de geestelijke behoeften: „Gelukkig zijn zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nood.” — 1 Tim. 6:8; Spr. 18:14; Matth. 5:3.
U moet uzelf liefhebben
Uzelf liefhebben? Klinkt dat niet alsof de ik-generatie aan het woord is? Neen, want dit is niet de egocentrische liefde van de mythologische Narcissus, waardoor de mogelijkheid werd uitgeschakeld anderen werkelijk lief te hebben. Het is in feite noodzakelijk uzelf lief te hebben voordat u anderen kunt liefhebben. De moderne psychologie weet dit, maar het werd 35 eeuwen vóór de hedendaagse psychologie erkend. Mozes schreef in Leviticus 19:18: „Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.” U moet uzelf liefhebben, en uw naaste als uzelf.
Wij moeten onszelf liefhebben in de zin dat wij voor onszelf zorgen, onszelf respecteren, een gevoel van eigenwaarde hebben. Om dit te kunnen, moeten wij beantwoorden aan wat naar wij weten juist is in Gods ogen, aan wat ons op juiste wijze getrainde en gevoelige geweten van ons verwacht. Als wij te kort schieten, zijn wij ontstemd over onszelf en voelen wij ons schuldig. Niet gelukkig met deze stand van zaken, proberen wij de schuld op anderen te schuiven en het bederft onze betrekkingen met anderen.
Dit wordt geïllustreerd in het geval van Adam en Eva. Zij wisten wat de juiste handelwijze was. Toen zij het tegenovergestelde deden, verborgen zij zich voor God omdat zij zich schuldig voelden. Toen hij hen ter verantwoording riep, probeerden beiden de schuld op een ander te schuiven — Adam op zijn vrouw, en op God omdat die hem deze vrouw had gegeven; Eva schoof haar schuld op de slang (Gen. 3:12, 13). Adam kon niet langer ware liefde of respect voor zichzelf voelen, en het bedierf zowel zijn verhouding tot zijn vrouw als tot God. Eva probeerde ook de schuld weg te schuiven zodat zij zichzelf kon vrijpraten en zich zo kon respecteren. Maar bij personen wier geweten niet totaal is dichtgeschroeid, laat het schuldgevoel zich niet op deze wijze opheffen. Wij kunnen het proberen, maar wij houden onszelf niet voor de gek en ons innerlijke ongenoegen belemmert ons in het liefhebben van anderen. U moet uzelf liefhebben.
U moet anderen liefhebben
De moderne psychologie erkent ook deze behoefte. De psychoanalist Willard Gaylin zei in de uitgave van januari 1979 van het tijdschrift Atlantic:
„Er bestaat niet zo iets als individuele overleving. De mens is menselijk dank zij de voeding door andere mensen, en zonder dat zal hij niet in leven blijven. Of wanneer liefde en aandacht slechts minimaal worden toegediend, blijft hij misschien wel bestaan in biologische zin, maar zonder de hoedanigheden van menselijkheid die hem verheffen boven het dierenrijk. Als een individu zelfs na de ontwikkelingsjaren in een of andere sleutelfase wordt onttrokken aan contact met zijn soort, kan hij wellicht in zijn verbeelding sociale betrekkingen herscheppen die hem een tijdlang staande houden, maar hij loopt het risico tot een dier te vervallen.”
In de uitgave van juni 1978 van Psychology Today zei de psychoanalist Otto Kernberg:
„Al het andere buiten beschouwing gelaten, is er iets dat een persoon grote voldoening schenkt, en dat overkomt degene die een diepe relatie tot een ander heeft. . . . En wanneer dit niet bereikt kan worden, voelt iemand een leegte en een chronische onvoldaanheid.”
Wij moeten door anderen erkend en aanvaard worden. De beste manier om te ontvangen is te geven, zoals Jezus aantoonde: „Beoefent het geven, en u zal gegeven worden. Een ruime, aangestampte, geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot storten. Want met de maat waarmee gij meet, zal men ook u meten” (Luk. 6:38). Het schenkt geluk om te ontvangen, maar meer nog om te geven. Wanneer wij onze liefde geven, wordt ze daardoor geoefend en doen wij haar groeien, vergroten wij ons vermogen anderen lief te hebben; en in ruil daarvoor oogsten wij hun liefde. Begin anderen lief te hebben en breng hen er zo toe u lief te hebben. Dit wordt getoond door de liefde die Jehovah de daarvoor gevoelige mensheid heeft getoond: „Wat ons betreft, wij hebben lief omdat hij ons eerst heeft liefgehad.” — 1 Joh. 4:19; Hand. 20:35.
Kleine kinderen moeten leren hoe belangrijk het is anderen lief te hebben. De waarde van hun spel met anderen van hun leeftijd is dat het hun leert dat zij niet altijd hun zin kunnen hebben, niet altijd kunnen doen wat zij zelf willen, dat het niet altijd ’ik eerst’ kan zijn. Kleine kinderen hebben de neiging hun eigen zin te willen doordrijven, maar zij leren al gauw dat de prijs voor gezelschap is dat anderen ook een beurt moeten krijgen met nummer één zijn. Ik-eerst’ers blijven uiteindelijk alleen.
U moet God liefhebben
Wij zijn helemaal niets in vergelijking met de afmetingen van de aarde, die weer niets betekent in vergelijking met de zon, die maar een kleine ster is onder de miljarden sterren van het Melkwegstelsel. Het Melkwegstelsel is slechts een van de miljarden sterrenstelsels in het universum. In de uitgestrektheid daarvan zijn wij microscopisch klein en totaal betekenisloos — tenzij de God die het universum maakte, ook ons maakte, zich om ons bekommert, een voornemen heeft met betrekking tot ons. En dat is inderdaad zo, en alleen om die reden kan ons leven een doel en een betekenis hebben. Hij heeft ons lief; wij moeten hem liefhebben. Dit is iets wat in de bijbel herhaaldelijk wordt beklemtoond. Lesli K. Tarr, een schrijver over religie, stelde de ’ik eerst’-filosofie tegenover het christendom en zei:
„Het evangelie van het eigenbelang is een dodelijk gevaarlijke aanval op alles wat nobel is in onze cultuur en is lijnrecht in strijd met het christelijke evangelie. ’Eerst voor nummer één zorgen’, is de strijdkreet van een nieuw barbarendom. Het evangelie vormt een oproep tot het tegengestelde. Het doet een beroep op u om uzelf te verloochenen, het kruis op te nemen, . . . de andere wang toe te keren, en ook de tweede mijl mee te gaan. In contrast daarmee klinkt die oproep om ’eerst voor nummer één te zorgen’ goedkoop. . . . Het naar binnen gerichte evangelie in zijn wereldlijke en religieuze vormen is heel wat anders dan de boodschap die onze ogen eerst op God richt en dan naar buiten, naar anderen.” — Toronto Star, 25 november 1978.
Duizenden jaren menselijke geschiedenis hebben onthuld dat geen blijvende voordelen het resultaat zijn geweest van menselijke filosofieën. ’De wijsheid vindt haar rechtvaardiging in haar werken’ en menselijke wijsheid beschikt niet over dergelijke bewijzen (Matth. 11:19). Mensen mogen schimpen en zeggen dat de bijbelse wijsheid onpraktisch is, maar het feit blijft dat de wereld niets hiervan ooit heeft geprobeerd — niet de liefde voor God, niet de liefde voor de naaste, zelfs niet de juiste liefde voor zichzelf. En beslist niet de Gulden Regel die Jezus verkondigde: „Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen voor u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen.” — Matth. 7:12.
Wij moeten ons bewust zijn van onszelf en van anderen maar wij moeten ons beslist bewust zijn van Jehovah God. Jezus plaatste deze vereisten in het juiste perspectief toen hem werd gevraagd: „’Leraar, wat is het grootste gebod in de Wet?’ Hij zei tot hem: ’„Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.” Dit is het grootste en eerste gebod. Het tweede, hieraan gelijk, is dit: „Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.” Aan deze twee geboden hangt de gehele Wet en de Profeten.’” — Matth. 22:36-40.