Bent u bereid te luisteren?
’WEES vlug om te horen, langzaam om te spreken, langzaam met betrekking tot gramschap’ vormt goede raad die, als hij wordt opgevolgd, veel mensen voor verdriet kan behoeden. — Jak. 1:19.
Deze vermaning om te horen of te luisteren, is afkomstig van iemand die wist wat luisteren of niet luisteren betekende. Hij was een halfbroer van Jezus Christus. In zijn jeugdjaren is hij ongetwijfeld met Jezus opgegroeid en kende hij zijn schitterende eigenschappen: zijn liefde, zijn nederigheid en zijn begrip. Men zou denken dat Jakobus en zijn broer Judas (die het bijbelboek Judas schreef) tot Jezus’ eerste volgelingen en apostelen behoorden. Dit was echter niet het geval.
De apostel Johannes heeft voor ons opgetekend wat er ongeveer zes maanden vóór Jezus’ dood gebeurde. Hij schreef: „[Jezus’] broers [zeiden] tot hem: ’Vertrek van hier en ga naar Judéa, opdat ook uw discipelen de werken kunnen aanschouwen die gij doet. Want niemand doet iets in het verborgen, als hijzelf de openbaarheid zoekt. Indien gij deze dingen doet, maak u dan aan de wereld openbaar.’ Zijn broers oefenden in werkelijkheid geen geloof in hem.” — Joh. 7:3-5.
Het schijnt dat deze halfbroers pas na Jezus’ dood en opstanding opnieuw aandacht schonken aan de dingen die zij hadden gehoord maar waarnaar zij niet hadden geluisterd, en nu tot de conclusie kwamen dat hij inderdaad de Messías was. Doordat zij tijdens zijn leven niet hadden geluisterd, hadden zij echter de gelegenheid en de vreugde gemist om gedurende de drie en een half jaar dat hij het goede nieuws predikte, te zamen met Jezus dienst te verrichten en rechtstreeks door hem onderwezen te worden. Het was louter aan de onverdiende goedheid van Jehovah en van Jezus zelf te danken dat hun ogen ten slotte werden geopend en zij als volgelingen van Christus werden aanvaard en tot zijn geestelijke broeders werden gemaakt.
Hoe luistert u, vooral wanneer God door middel van zijn Woord tot u spreekt? Of als een van zijn vertegenwoordigers, een opziener of een andere getrouwe broeder, spreekt? Neemt u de inlichtingen ter harte, zodat u de betekenis ervan begrijpt en deze op uzelf van toepassing brengt? De spreuk zegt: „Luister naar raad en aanvaard streng onderricht, opdat gij in uw toekomst wijs moogt worden” (Spr. 19:20). En koning David, die streng onderricht had ontvangen, schreef: „Zou de rechtvaardige mij slaan, het zou een liefderijke goedheid zijn; en zou hij mij terechtwijzen, het zou olie op het hoofd zijn, die mijn hoofd niet zou willen weigeren.” — Ps. 141:5.
OPZIENERS DIENEN TE LUISTEREN
Misschien bent u in een positie van opzicht aangesteld. Hoe luistert u naar anderen? Misschien bent u een opziener in de christelijke gemeente of misschien een opzichter of voorman op een bepaald werk. Als iemand die onder uw toezicht staat, met een voorstel, een probleem of een verzoek naar u toe komt, hebt u het dan ’te druk’ om te luisteren? Of stuurt u de persoon weg alsof wat hij te zeggen heeft, niet uw aandacht verdient? Misschien maakt u zich lachend van zijn verzoek af en kleineert u het. Of misschien bent u gewoon zijn verzoek eerst met een bruusk „Neen” te weigeren in plaats dat u bereid bent erover te praten.
Als u zulke dingen doet, bent u niet werkelijk bekwaam voor het ambt van opziener. U bent niet te benaderen. U handelt op een eigenzinnige manier, in strijd met het vereiste dat in Titus 1:7 voor opzieners wordt gesteld: „Een opziener moet als Gods beheerder vrij van beschuldiging zijn, niet eigenzinnig.”
Er wordt van een opziener ook verlangd dat hij „stevig [vasthoudt] aan het getrouwe woord met betrekking tot zijn kunst van onderwijzen” (Tit. 1:9). Indien de persoon die naar u toe komt, ongelijk heeft en u hem wegstuurt zonder naar hem geluisterd te hebben of het vóór en tegen van de kwestie besproken te hebben, kan er echter beslist niet worden gezegd dat u hem hebt onderwezen. Hij is misschien zelfs nog meer van zijn gelijk overtuigd geraakt. Hij zal waarschijnlijk erg terneergeslagen zijn en er niet veel zin meer in hebben zich later in verband met andere kwesties tot u te wenden. Hij zal misschien zelfs aan medewerkers vertellen hoe onattent hij door u is behandeld, waardoor hij ook hen ervan weerhoudt zich in de toekomst tot u te wenden.
Iemand die verantwoordelijkheden van opzicht draagt, moet beseffen dat er „redding [is] in de veelheid van raadgevers” (Spr. 11:14). Hierdoor kan vaak worden voorkomen dat men een grove fout maakt. Jehovah God, de Schepper, is de enige persoon die niemand nodig heeft bij wie hij te rade zou moeten gaan (Jes. 40:13, 14, Rom. 11:33-36). U zou er als opziener veel baat bij kunnen hebben iets met iemand anders te bespreken. U zou frisse ideeën kunnen opdoen. Bovendien zou u op de hoogte kunnen blijven van wat er gaande is en van de gevoelens van degenen die met u samenwerken. Door naar een probleem of verzoek te luisteren en het grondig van alle kanten te beschouwen, zult u misschien veel grotere problemen, die zich later zouden kunnen voordoen, vermijden.
Mozes was de door God aangestelde leider van ongeveer drie miljoen mensen. Toch achtte hij het niet beneden zijn waardigheid om naar zijn schoonvader Jethro te luisteren. Op Jethro’s aanraden stelde Mozes mannen als hoofden aan opdat hij niet zelf de gehele last zou moeten dragen om alle beslissingen te nemen en met betrekking tot alle meningsverschillen een oordeel te vellen. — Ex. 18:13-26.
Zelfs Jehovah God heeft naar Abrahams dringende verzoek geluisterd. Het ging er hier niet om dat Abraham Jehovah raad gaf of iets aan Jehovah’s kennis toevoegde. Jehovah luisterde naar Abrahams smeekbede ten behoeve van rechtvaardige personen die wellicht nog in Sodom zouden zijn. Het was vanzelfsprekend geheel in harmonie met Jehovah’s barmhartige gezindheid dat er geen rechtvaardigen te zamen met de goddelozen zouden omkomen. Zoals in veel andere gevallen, dient hier echter te worden opgemerkt dat Jehovah zijn dienstknecht als vriend en medewerker waardigheid toekende door geduldig te luisteren en Abrahams verzoek in te willigen, hoewel de bewijzen later aantoonden dat er in Sodom nog niet eens tien rechtvaardige mensen waren. — Gen. 18:20-33; 15:5; vergelijk Jozua 10:12-14.
Welnu, echtgenoten, ook al bent u het hoofd van het gezin, toch dient u naar uw vrouw, als ’jongere partner’, te luisteren. U dient op een respectvolle wijze aandacht te schenken aan wat zij te zeggen heeft. Voor een gelukkig huwelijk is het noodzakelijk dat de partners zich vrij voelen alles met elkaar te bespreken. Ook in het geval van kinderen dienen hun vragen en problemen met dezelfde aandacht te worden aangehoord als waarmee men naar de vragen en problemen van volwassenen zou luisteren. Hierdoor zal vertrouwen worden opgebouwd en zullen hechte gezinsgroepen ontstaan. — 1 Petr. 3:7; Ef. 6:4.
WEEG DE WOORDEN VAN ANDEREN MET ONDERSCHEIDINGSVERMOGEN
Het is ook belangrijk om onderscheidingsvermogen te gebruiken als men naar de raad of het verzoek van iemand anders luistert en er in overeenstemming mee handelt. Adam was het hoofd van zijn huisgezin, maar hij bleef in gebreke zijn positie als hoofd op juiste wijze uit te oefenen. Hij had in de eerste plaats een onverbrekelijke loyaliteit ten toon moeten spreiden jegens God, aan wie hij alles verschuldigd was. Jehovah zei echter later tegen Adam: „Omdat gij naar de stem van uw vrouw hebt geluisterd en van de boom zijt gaan eten waarvan ik u geboden had, zeggende: ’Gij moogt daarvan niet eten’, . . . [zult gij] in het zweet van uw aangezicht . . . brood eten, totdat gij tot de aardbodem terugkeert, want daaruit werdt gij genomen.” — Gen. 3:17-19.
Het is van het grootste belang er nauwlettend op toe te zien naar wie u voor leiding luistert. In de christelijke gemeente is het goed degenen uit te zoeken die ervaren zijn en een krachtige achtergrond van dienst voor Jehovah God hebben. Het bijbelse gebod luidt: „Houdt hen in gedachtenis die onder u de leiding nemen, die het woord van God tot u hebben gesproken, en volgt hun geloof na, lettend op het einde van hun wandel.” — Hebr. 13:7.
Iemand die naar verkeerde personen luistert, kan dit met zijn dood moeten bekopen, terwijl het zelfs de nederlaag van een hele natie tot gevolg kan hebben. Koning Joas van Juda handelde goed zolang hij naar de wijze en getrouwe hogepriester Jojada luisterde, maar na Jojada’s dood wendde Joas zich, in plaats van Jojada’s goede raad op te volgen, tot de vorsten van Juda, die afgodendienaars waren. Doordat Joas in strijd met Gods woord naar hun slechte raad luisterde, werd hij verantwoordelijk voor moord, leed de natie Juda een oneervolle nederlaag en werd Joas zelf het slachtoffer van ziekten en sluipmoord. — 2 Kron. 24:17-25.
Voordien had Salomo’s zoon Rehábeam, die koning was over de twaalf stammen van Israël, tien van de stammen van zijn rijk verloren omdat hij, in plaats van naar de oudere mannen te luisteren die de wijze raadgevers van zijn vader Salomo waren geweest, naar jongemannen had geluisterd, met wie hij was opgegroeid. Zij hadden de koning geadviseerd niet in te gaan op het verzoek van het volk maar veeleer hardvochtiger, onderdrukkender en ongenaakbaarder te worden. Door deze raad op te volgen, veroorzaakte Rehábeam een breuk in deze natie die nooit werd geheeld en die ertoe bijdroeg dat de tien stammen afgoderij gingen beoefenen. — 1 Kon. 12:1-20.
U kunt werkelijk gevaar lopen een verkeerde handelwijze te volgen wanneer u uitsluitend luistert naar degenen die op grond van familie- of vriendschapsbanden nauw met u verbonden zijn of naar degenen die zich ervan weerhouden u te corrigeren omdat zij misschien op de een of andere manier voordeel van u trekken. Wie uw raadgevers ook mogen zijn, als u een christen bent, bestaat er geen excuus om de Bron van wijsheid, Jehovah, te verlaten. — Spr. 2:6-9.
Indien iemand hetzij op slinkse wijze of openlijk tracht u ertoe over te halen u af te keren van Jehovah’s Woord of van de christelijke gemeente, die „een pilaar en ondersteuning van de waarheid” is, dient u die persoon onmiddellijk van u af te stoten (1 Tim. 3:15). De apostel Paulus heeft de regel bekendgemaakt: „Ook al zouden wij of een engel uit de hemel u iets als goed nieuws bekendmaken buiten hetgeen wij u als goed nieuws hebben bekendgemaakt, hij zij vervloekt” (Gal. 1:8). Voordat Israël het Beloofde Land binnenging, zei Mozes tot het bijeengekomen volk: „Ingeval uw broer, de zoon van uw moeder, of uw zoon of uw dochter of uw innig geliefde vrouw of uw metgezel die als uw eigen ziel is, u in het geheim tracht te verlokken, zeggende: ’Laten wij andere goden gaan dienen’, . . . moogt gij geen gevolg geven aan zijn wens en niet naar hem luisteren, noch dient uw oog leed over hem te gevoelen, noch moogt gij mededogen hebben, noch hem beschermend bedekken . . . omdat hij getracht heeft u af te trekken van Jehovah, uw God.” — Deut. 13:6-10.
Ten aanzien van degenen die in alle oprechtheid naar u toe komen, hetzij om u iets te vragen of om u te corrigeren, dient u echter nooit in gebreke te blijven Jehovah’s voortreffelijke eigenschappen van barmhartigheid en consideratie ten toon te spreiden. U dient ook nederig te zijn, met het oprechte verlangen bovenal Jehovah te behagen (Joh. 8:29). Door zo te handelen, zult u werkelijk de raad van de apostel Paulus opvolgen: „Neemt de leiding in het betonen van eer aan elkaar.” — Rom. 12:10.