Hoofdstuk 12
De dood — geen onoverwinnelijke vijand
Waarom dienen wij te onderzoeken hoe het met de „vijand” dood zit? (Job 14:1, 2) (1-3)
DE DOOD is een vijand van het leven. Elke begrafenis toont dat de dood als een koning is die allen schijnt te overwinnen (Romeinen 5:14). Sommige bomen leven meer dan 1000 jaar; sommige vissen 150 jaar; toch leeft de mens slechts 70 of 80 jaar totdat de dood hem verzwelgt. — Psalm 90:10.
2 Terecht noemt de bijbel de dood een vijand. Alhoewel wij een aangeboren verlangen schijnen te hebben om eindeloos te leven en te leren, is het toch zo dat ongeacht wat een mens heeft geleerd, wat zijn bekwaamheden ook zijn en hoe hoog hij ook bij vrienden en familieleden aangeschreven staat, de dood hem opeist (Prediker 3:11; 7:2). De meeste mensen erkennen dat de dood een vijand is en trachten zijn overwinning wanhopig uit te stellen. Anderen proberen krampachtig zo veel mogelijk genot uit het leven te putten voordat de dood hen overwint.
3 Door de hele geschiedenis heen hebben velen echter geloofd dat er een leven na de dood is. De Griekse filosoof Plato leerde dat wij een onsterfelijke ziel hebben die na de dood van het lichaam blijft voortbestaan. Is dat zo? De belangstelling voor deze kwestie is gestimuleerd door recente verslagen over personen die naar men veronderstelde waren gestorven, maar weer tot leven werden gebracht en later beschreven wat zij ’aan gene zijde van de poort des doods hadden gezien’. Is het waar dat de doden ergens leven? Kan de dood worden overwonnen?
DE EERSTE DOOR DE DOOD BEHAALDE OVERWINNING
Hoe kwam de dood over de mensheid? (4, 5)
4 De bijbel toont aan dat de mensen werden geschapen om te leven, niet om te sterven. God plaatste Adam en Eva in een verrukkelijke tuin, waar zij van het leven konden genieten. Hij noemde een van de bomen „de boom des levens”. Als Adam en Eva hun waardering en hun loyaliteit jegens God hadden bewezen, zou God hen waarschijnlijk van die boom, als symbool van zijn gave van eeuwig leven aan hen, hebben laten eten (Genesis 1:30; 2:7-9). Adam en Eva verkozen echter God ongehoorzaam te zijn. Door hun zonde brachten zij het doodsoordeel over zich. — Genesis 3:17-19.
5 Om erachter te kunnen komen of de dood inderdaad een onoverwinnelijke vijand is, moeten wij onderzoeken wat het gevolg was van de overwinning die de dood op Adam en Eva behaalde. ’Stierven’ zij volledig? Of was hun „dood” slechts een overgang tot een ander leven?
Wat betekende de „dood” voor Adam? (6, 7)
6 Nadat Adam op dwaze wijze had gezondigd, hield Jehovah zich aan zijn juiste en rechtvaardige woord. Hij zei tot Adam:
„In het zweet van uw aangezicht zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem terugkeert, want daaruit werdt gij genomen. Want stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren.” — Genesis 3:19.
Wat betekende dat voor Adam, en wat betekent het voor ons in deze tijd?
7 Het verslag over Adams schepping vertelt ons: „God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel” (Genesis 2:7). Denk eens na wat dat betekent. Voordat God Adam uit het stof schiep, bestond er geen Adam. Derhalve zou er nadat hij was gestorven en tot het stof was teruggekeerd, ook geen Adam meer bestaan. — Genesis 5:3-5.
BEZITTEN DE DODEN BEWUSTZIJN?
Hoe zou u iemand aan de hand van de bijbel kunnen aantonen of de doden bewustzijn bezitten? (8-11)
8 De gedachte dat Adam na zijn dood niet meer bestond, zal velen wellicht verbazen. Toen God Adam erover inlichtte dat de straf op de zonde de dood was en dat hij tot stof zou terugkeren, werd er echter met geen woord gerept over een voortbestaan na de dood. Dood is het tegenovergestelde van leven, of het nu een mens of een dier betreft. Beiden hebben dezelfde „geest”, of levenskracht. Derhalve zegt de bijbel:
„Er is een afloop met betrekking tot de mensenzonen en een afloop met betrekking tot de beesten, en zij hebben dezelfde afloop. Zoals de één sterft, zo sterft de ander, en zij allen hebben slechts één geest, zodat er geen superioriteit is van de mens over het beest . . . Zij zijn allen uit het stof ontstaan, en zij keren allen tot het stof terug.” — Prediker 3:19, 20.
9 Betekent dit dat de doden geen gedachten of gevoelens hebben? Prediker 9:4, 5 antwoordt: „Een levende hond is beter af dan een dode leeuw. Want de levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust.” Wanneer een persoon sterft, „vergaan zijn gedachten” en kan hij niets meer voelen of doen. — Psalm 146:3, 4; 31:17.
10 Aangezien de bijbel ons verzekert dat de doden geen bewustzijn bezitten en geen gevoel hebben, moeten wij concluderen dat de dood een eind maakt aan pijn en lijden. Job, een getrouwe dienstknecht van God, wist dit. Toen hij aan een pijnlijke ziekte leed, zei hij:
„Waarom ben ik niet vanaf de moederschoot terstond gestorven? . . . Waarom kwamen knieën mij tegen, en waarom borsten, opdat ik zou zuigen? Want ik zou nu neergelegen hebben om ongestoord te zijn; ik zou dan geslapen hebben; ik zou rust hebben.” — Job 3:11-13.
11 Maar wordt hierbij de ziel niet buiten beschouwing gelaten?
Wat is volgens de bijbel een „ziel”? (12, 13)
12 De Schrift leert eenvoudig dat de ziel de persoon zelf is. Dit blijkt uit wat wij reeds in Genesis 2:7 hebben gelezen. Daar stond dat God het lichaam van de mens uit stof vormde. Toen schonk God er leven aan en gaf hij de adem die nodig was om het leven in stand te houden. Wat was het resultaat? Volgens Gods eigen Woord ’werd de mens een levende ziel [Hebreeuws: nèfesj]’ (Genesis 2:7). Adam kreeg geen ziel, en ook had hij geen ziel. Hij was een ziel. Dit wordt consequent in de hele bijbel geleerd. Vele eeuwen later haalde de apostel Paulus Genesis 2:7 aan, toen hij schreef: „De eerste mens, Adam, werd een levende ziel [Grieks: psuchè].” — 1 Korinthiërs 15:45.
13 De woorden nèfesj (Hebreeuws) en psuchè (Grieks), die in deze teksten voorkomen, worden op verschillende manieren vertaald. U zult bemerken dat deze woorden in Ezechiël 18:4 en Matthéüs 10:28 in vele bijbelvertalingen met „ziel” zijn weergegeven. Elders worden diezelfde grondwoorden met „wezen”, „schepsel” of „persoon” weergegeven. Dit zijn correcte vertalingen van de grondwoorden, en een vergelijkende studie toont aan dat de ziel het schepsel of de persoon zelf is, en niet een of ander onzichtbaar deel van de mens. De bijbel brengt dezelfde grondwoorden van toepassing op dieren, waardoor wordt aangetoond dat ook de dieren zielen zijn of leven als een ziel hebben. — Genesis 2:19; Leviticus 11:46; Openbaring 8:9.
Kan een ziel sterven, en wat volgt daaruit? (14-16)
14 Als een ziel kon Adam en kan ook een ieder van ons eten, honger krijgen en moe worden. Zo zegt de bijbel het in het oorspronkelijke Hebreeuws (Deuteronomium 23:24; Spreuken 19:15; 25:25). Toen God de Israëlieten verbood op een bepaalde dag te werken, maakte hij nog een belangrijk punt in verband met de ziel duidelijk, door te zeggen: „Iedere ziel die enig soort van werk zal verrichten op diezelfde dag, die ziel moet ik uit het midden van zijn volk verdelgen” (Leviticus 23:30). Zowel in deze als in vele andere teksten toont de bijbel dus aan dat een ziel kan sterven. — Ezechiël 18:4, 20; Psalm 33:19.
15 Wanneer wij deze bijbelse waarheden weten, kan dit ons helpen de juistheid te beoordelen van recente verslagen over personen die naar men veronderstelde waren gestorven (aangezien er geen hartslag en geen hersenwerking meer te bespeuren was), maar die weer tot leven werden gebracht en daarna vertelden dat zij buiten hun lichaam hadden gezweefd. Eén mogelijkheid is dat zij misschien onder de invloed van medicijnen of wegens zuurstofgebrek in de hersenen hallucinaties hebben gehad. Maar of dat nu al dan niet de volledige verklaring is, wij weten met zekerheid dat geen onzichtbare ziel het lichaam heeft verlaten.
16 Welnu, als de doden absoluut geen bewustzijn bezitten en er geen „ziel” uit het lichaam wegzweeft, dan kan er ook geen vurige hel zijn waar de zielen van de goddelozen naar toe gaan, is het wel? Toch leren vele kerken dat de goddelozen na hun dood gepijnigd zullen worden. Toen sommigen de waarheid omtrent de doden te weten kwamen, vroegen zij zich terecht verontrust af: ’Waarom heeft onze religie ons niet de waarheid omtrent de doden verteld?’ Wat is úw reactie? — Vergelijk Jeremia 7:31.
WELKE TOEKOMST IS ER VOOR DE DODEN?
Wat gebeurt er met iemand nadat hij gestorven is? (17-20)
17 Als de enige toekomst voor thans levende personen zou zijn eens te sterven en nooit meer enig bewustzijn te bezitten, dan zou de dood een onoverwinnelijke vijand zijn. Maar de bijbel toont aan dat dit niet zo is.
18 De onmiddellijke toekomst voor iemand na de dood is het graf. In de talen waarin de bijbel werd geschreven, bestond een bepaald woord voor de plaats van de doden, het gemeenschappelijke graf van de mensheid. Het Hebreeuwse woord ervoor was Sjeool en het Griekse woord Hades. Deze woorden zijn in sommige bijbels met „graf”, „kuil” of „hel” weergegeven. Maar hoe ze ook zijn vertolkt, in de oorspronkelijke taal duiden ze niet op een hete plaats van lijden, maar op het graf van de doden, die geen bewustzijn bezitten. Wij lezen:
„Alles wat uw hand te doen vindt, doe dat met uw krácht, want er is geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid in Sjeool [helle, Leuvense Bijbel; het graf, Statenvertaling], de plaats waarheen gij gaat.” — Prediker 9:10.
De apostel Petrus verzekert ons dat zelfs Jezus na zijn dood naar het graf, naar Sjeool, Hades of de hel, ging. — Handelingen 2:31; vergelijk Psalm 16:10.
19 Natuurlijk is een dode niet bij machte zijn toestand te veranderen (Job 14:12). Betekent dit dat met de dood — een toestand zonder bewustzijn — alles voorbij is? Voor sommigen wel. De bijbel leert dat mensen die door God totaal verworpen zijn, voor eeuwig dood zullen blijven. — 2 Thessalonicenzen 1:6-9.
20 De joden uit de oudheid geloofden dat mensen die buitengewoon goddeloos waren, na de dood geen toekomst meer hadden. Zulke mensen werden door hen niet begraven. In plaats daarvan werd hun dode lichaam in een dal buiten Jeruzalem geworpen, waar vuren werden onderhouden voor vuilverbranding. Dit was het dal van Hinnom, of Gehenna. Zinspelend op deze gewoonte, gebruikte Jezus Gehenna als een symbool van volledige vernietiging, zonder toekomstvooruitzichten (Matthéüs 5:29, 30). Hij zei bijvoorbeeld:
„Wordt niet bevreesd voor hen die het lichaam doden maar de ziel [of: de vooruitzichten om als een ziel te leven] niet kunnen doden; doch vreest veeleer hem [God] die én ziel én lichaam kan vernietigen in Gehenna.” — Matthéüs 10:28.
Jezus’ woorden geven ons echter ook reden voor hoop dat velen die zijn gestorven, in de toekomst wederom zullen leven en dat aldus de dood overwonnen zal worden.
OVERWINNING DOOR MIDDEL VAN DE OPSTANDING
Hoe kan de dood overwonnen worden? (21, 22)
21 God verrichtte een van de belangrijkste daden in de geschiedenis door Jezus Christus, nadat deze enkele dagen dood was geweest, tot leven op te wekken. Jezus werd een levend geestelijk schepsel, zoals hij vóór zijn komst naar de aarde was geweest (1 Korinthiërs 15:42 tot 45; 1 Petrus 3:18). Na zijn opstanding verscheen hij aan honderden mensen (Handelingen 2:22-24; 1 Korinthiërs 15:3-8). Deze getuigen waren bereid om ter ondersteuning van hun geloof in Jezus’ opstanding hun leven te riskeren. De opstanding van Jezus bewijst dat de dood geen onoverwinnelijke vijand is. De dood kan overwonnen worden! — 1 Korinthiërs 15:54-57.
22 Maar er zijn nog meer overwinningen op de dood mogelijk. Gestorvenen kunnen tot menselijk leven op aarde terugkeren. Jehovah, die niet liegen kan, verzekert ons in zijn Woord „dat er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen [personen die Gods wil kenden en hebben gedaan] als de onrechtvaardigen [degenen die geen rechtvaardigheid hebben beoefend]”. — Handelingen 24:15.
Waarom kan de toekomst opwindend zijn? (23-25)
23 Wij kunnen vertrouwen hebben in Gods vermogen om gestorvenen tot menselijk leven terug te brengen. Mensen zijn in staat om het beeld, de stem en de manieren van een persoon op een film of videoband vast te leggen. Is God niet tot veel meer in staat? Zijn geheugen kan veel meer bevatten dan enige film of videoband, zodat hij degenen die hij wenst op te wekken, perfect kan herscheppen (Psalm 147:4). Hij heeft dit reeds getoond. De bijbel bevat een aantal verslagen waaruit blijkt hoe God door bemiddeling van zijn Zoon mensen tot leven heeft teruggebracht. Twee van deze opwindende verslagen kunt u in Johannes 11:5-44 en Lukas 7:11-17 lezen. Mensen die God in het verleden aanbaden, keken terecht uit naar de tijd dat hij hen zou gedenken en uit de doden zou opwekken. Het zou voor hen zijn als werden zij uit een diepe, droomloze slaap gewekt. — Job 14:13-15.
24 Die opstandingen uit het verleden moeten familieleden en vrienden van de gestorvenen overgelukkig hebben gemaakt. Maar door die opstandingen werd de dood slechts tijdelijk overwonnen, want de opgestane personen stierven ten slotte weer. Niettemin bieden ze ons een opwindend vooruitzicht, want de bijbel wijst op een komende „betere opstanding” (Hebreeën 11:35). Die opstanding zal veel en veel beter zijn omdat degenen die dan tot leven op aarde terugkomen, niet meer hoeven te sterven. Dat zal een veel grotere overwinning op de dood betekenen. — Johannes 11:25, 26.
25 Wat de bijbel zegt over de wijze waarop God de dood kan en zal overwinnen, geeft beslist te kennen dat hij liefdevolle belangstelling voor mensen heeft. Het dient ons te helpen Jehovah’s persoonlijkheid te begrijpen en dient ons dichter tot hem te trekken. Deze waarheden helpen ons ook om evenwichtig te zijn, want ze behoeden ons voor de ziekelijke vrees voor de dood die aan velen knaagt. Wij kunnen de vreugdevolle hoop hebben zelfs onze gestorven familieleden en geliefden weer te zien wanneer door middel van de opstanding de dood wordt overwonnen. — 1 Thessalonicenzen 4:13; Lukas 23:43.
[Kader op blz. 117]
’Het is opmerkenswaardig dat wij in het Nieuwe Testament het hellevuur niet als een onderdeel van de primitieve prediking aantreffen. Er zijn enkele aanwijzingen in het Nieuwe Testament dat het uiteindelijke lot van degenen die Gods aanbod van redding weigeren, wellicht de vernietiging is en niet eeuwige straf.’ — „A Dictionary of Christian Theology”, uitgegeven door Alan Richardson.
[Illustratie op blz. 119]
De opstanding van Lazarus toont aan dat de dood overwonnen kan worden