Zet uw hart op waardevolle schatten
Wat zijn waardevolle, duurzame schatten? Hoe kan men ze verkrijgen en behouden?
IN ALLE delen van de aarde beijveren mensen zich, want zij hebben hun hart gezet op de schatten of stoffelijke dingen van het leven. Aan de hand van iemands geld, nieuwe auto’s en huizen, bepalen zij de mate van zijn geluk. Succes en zekerheid worden afgemeten naar de rijkdommen die men bezit. En toch is de mensenwereld nog nooit zo ongelukkig geweest en nog nooit heeft ze zich zo onzeker gevoeld. Er wordt op aangedrongen religie als de weg die naar vrede en veiligheid leidt te beschouwen, en velen sluiten zich vol vuur aan bij wat men algemeen een respectabele religie vindt, om slechts teleurgesteld te worden in hun speurtocht naar dat wat voldoening schenkt en bestendig is. Hoe komt dit? Komt het doordat de meeste mensen de verkeerde soort van schat zoeken? Wat is de werkelijk waardevolle schat die vrede, zekerheid en, bovenal, de zegen en gunst van de God van het universum met zich brengt? Om ons hart te kunnen zetten op dat wat werkelijk waardevol is en tot het leven leidt, zal het heel nuttig zijn het verslag over een volk dat in een verbondsverhouding met de Allerhoogste God stond, aan een beschouwing te onderwerpen. Laten wij daarna onze huidige gedragslijn in het licht van dat verslag onderzoeken.
EEN VOORBEELD UIT DE OUDHEID
De joodse natie ging in het jaar 607 v. Chr. in ballingschap en zuchtte zeventig jaar onder het zware juk van Babylon. Nu was de tijd aangebroken dat de joden uit hun slavernij bevrijd zouden worden om het land der ballingschap te verlaten en naar Jeruzalem terug te keren, met het doel de tempel voor Jehovah’s aanbidding te herbouwen. Was dit voor hen een gemakkelijke opgaaf? Neen, er was geloof in Jehovah voor nodig om het land der ballingschap te verlaten. De meeste Israëlieten die destijds leefden, waren in Babylon geboren en hadden Jehovah’s in Jeremia 29:5-7 opgetekende gebod vervuld: „Bouwt huizen en woont daarin, legt tuinen aan en eet de vrucht daarvan; neemt vrouwen en verwekt zonen en dochters . . . Zoekt den vrede voor de stad waarheen Ik u in ballingschap heb doen wegvoeren.” Voor velen was dit het enige thuis dat zij kenden, de enige zekerheid die zij in stoffelijk opzicht hadden. Nu rees echter de vraag: Zouden zij gehoor geven aan de oproep om in het belang van Jehovah’s aanbidding naar Jeruzalem te gaan? Zouden zij hun huizen, vrienden en stoffelijke bezittingen achterlaten om honderden kilometers af te leggen naar een land dat velen van hen niet kenden en nooit hadden gezien, ten einde er een tempel voor de aanbidding van de ware God te bouwen?
Velen van hen deden dit inderdaad. Zij werden aangemoedigd en daardoor werd hun ijver ongetwijfeld aangewakkerd en konden zij tot een beslissing komen. Zelfs koning Kores van Perzië trachtte hen ervan te doordringen hoe noodzakelijk deze stap was, terwijl ook de bevolking hen aanmoedigde. „Allen die rondom hen woonden, hielpen hen met zilveren voorwerpen, met goud, have en vee . . . Ook liet koning Kores het gerei van het huis des HEREN . . . te voorschijn brengen . . . en [hij] telde het uit voor Sesbazzar, den vorst van Juda” (Ezra 1:6-8, NW). Voorzien van zilver en goud en gesterkt door aanmoedigende woorden aanvaardden zij dus de lange en gevaarlijke reis. De verwachtingen waren hoog gespannen, de vooruitzichten waren goed en vóór hen lag de weg open om Jehovah God in zijn tempel te Jeruzalem te aanbidden. Dit eervolle voorrecht vormde inderdaad een waardevolle schat welke degenen die ernaar streefden, blijvende zegeningen kon brengen.
EEN TRAGISCHE VERANDERING VAN HANDELWIJZE
Er gebeurde echter iets in Jeruzalem waardoor alles een heel ander aanzien voor hen kreeg en hun geloof verzwakte. Zij verloren het doel waarom zij in feite die grote afstand hadden afgelegd, uit het oog. Het duurde niet lang of zij hadden bij de bouw met tegenstand te kampen, want wij lezen: „Toen ontmoedigde de bevolking des lands het volk van Juda en schrikte hen af van het bouwen. Zelfs kochten zij raadslieden tegen hen om, ten einde hun plan te verijdelen” (Ezra 4:4, 5). Nu was alles niet zo gemakkelijk meer. Nu moesten zij het comfort van hun huizen in Babylon ontberen en het volk schonk hun geen goud en zilver om hen aan te moedigen en hun dienst voor Jehovah als herbouwers van zijn tempel te financieren. Integendeel, het volk dat rondom hen woonde, was hun vijandig gezind. Zij ondervonden tegenstand en hadden het zwaar te verduren, en daar zij hun geest niet langer bezighielden met het werk dat zij onder handen hadden, met het werkelijke doel waarom zij waren gekomen, vertoefden hun gedachten ongetwijfeld bij „die goede oude tijd” in Babylon. Dit doet ons denken aan een soortgelijke situatie die zich voordeed in de dagen van hun voorvaderen, toen dezen uit Egypte waren getrokken. — Ex. 16:1-3.
Er verstreken enkele jaren, maar toen werd de profeet Haggaï, die zag wat er gebeurde, er door God toe bewogen enkele toepasselijke vragen te stellen en goede raad te verstrekken: „Is het voor u wel de tijd om in gewelfde huizen te wonen, terwijl dit huis woest is? . . . Gij verwacht veel en zie, er komt weinig; en of gij het al tehuis brengt, zoo doe ik het toch verstuiven. Waarom dit? spreekt de Heer Zebaôth: daarom, dat mijn huis woest ligt en ieder zich slechts beijvert voor zijn eigen huis. Daarom heeft de hemel u den dauw onthouden en het aardrijk zijn gewas” (Hag. 1:3-11, Lu). Ja, zij legden zich allen toe op hun eigen materialistische bezigheden en verspeelden Jehovah’s zegen. Zij begonnen zich op rijkdommen te verlaten, zochten hun zekerheid in huizen, land en stoffelijke bezittingen, maar verloren hun vreugde, hun ijver voor Jehovah’s dienst en hun geloof.
WAAROP HEBT U UW HART GEZET?
Wat zou u gedaan hebben indien u destijds, in de dagen van de terugkeer uit de ballingschap, had geleefd? Die vraag kan het beste beantwoord worden met het antwoord op een overeenkomstige vraag, namelijk: Wat doet u thans? Waarvoor beijvert u zich? Het is voor een ieder van ons goed onze gedragslijn aan een onderzoek te onderwerpen, opdat wij niet in dezelfde strik vallen als de joden in oude tijden.
De grote onderwijzer Jezus heeft eens gezegd: „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden” (Joh. 4:34, NW). Is dat ook uw geesteshouding? Of bemerkt u dat u het zo druk hebt met de stoffelijke dingen des levens dat u slechts weinig, zo niet geen tijd voor God hebt? Wij leven in een snel voortschrijdende en snel levende wereld; ja, wij beijveren ons in een hoog tempo — maar waarvoor beijvert u zich? Velen zijn van mening dat dé manier om het ware geluk te verwerven, is, rijkdommen te vergaren, precies zoals de joden zich niet langer om de bouw van Jehovah’s tempel van aanbidding bekommerden en zich op het bouwen van huizen en verwerven van stoffelijke bezittingen voor zichzelf concentreerden. De christelijke apostel Paulus wist echter wat het beste is en zijn wijze raad overbrugt eeuwen: „Zij . . . die besloten zijn rijk te worden, vallen in verzoeking en een strik en vele zinneloze en schadelijke begeerten, die de mensen in vernietiging en verderf storten” (1 Tim. 6:9, 10, NW). Hoe waar is het daarom dat het niet de stoffelijke bezittingen zijn die iemand rijk maken, maar dat veeleer ’de zegen van Jehóvah rijk maakt en hij er geen pijn aan toevoegt’. — Spr. 10:22, NW.
Velen zijn thans net als de joden, die zo goed, vol vurige ijver en goede bedoelingen waren begonnen, afgevallen. Ja, evenals de natie Israël hebben zij ter wille van hun stoffelijke bezittingen de geestelijke belangen verwaarloosd, met als gevolg dat zij de echte, waardevolle schat hebben verloren. Zij missen Jehovah’s gunst, hun vreugde in de dienst is verdwenen en zij genieten geen werkelijk geluk in hun leven. Zij komen tot de ontdekking dat zij geen kracht bezitten om te volharden, iets wat alleen maar te verwachten is, daar God alleen degenen kracht verleent die hem trouw zijn. — Jes. 40:31; Neh. 8:10, PC.
Behoort u tot degenen die de geestelijke belangen ter wille van de stoffelijke dingen des levens verwaarlozen? Bent u iemand die met het dienen van Jehovah is begonnen, ja, zelfs als een symbool van uw opdracht aan Hem is gedoopt, en misschien zelfs bepaalde voorrechten en verantwoordelijkheden binnen Gods organisatie heeft ontvangen, maar daarna is begonnen ’zich voor zijn eigen huis te beijveren’ in plaats van eerst het koninkrijk Gods te zoeken? Het kan zijn dat toen u begon, alles goed ging en u ervan genoot in Gods dienst te staan, maar toen kwam er tegenstand. Leden van uw eigen gezin kantten zich tegen u of mensen op uw werk of buren namen een vijandige houding aan. Nu was het niet zo gemakkelijk meer. Toen werd u die nieuwe baan aangeboden met een hoger salaris en betere vooruitzichten en zo ging u langzamerhand achteruit, gevangen in de strik van het materialisme. Sla indien dit het geval is, acht op de woorden van Gods profeet en volg het voorbeeld van velen van de joden die in de zesde eeuw vóór Christus naar hem luisterden. In feite betaamt het ons allemaal, wie wij zijn en waar wij ons ook bevinden, onze eigen situatie in het licht van Gods Woord te bezien, opdat wij rechte paden voor onze voeten kunnen maken en de zegen die voortvloeit uit het streven naar de ware schatten die tot het leven leiden, mogen ontvangen en behouden.
WAT TE DOEN
„Zet uw hart op uw wegen”, vermaande Jehovah bij monde van de profeet Haggaï. „’Gaat op naar de berg en draagt timmerhout aan. En bouwt het huis, opdat ik er behagen in mag scheppen en verheerlijkt mag worden’, heeft Jehovah gezegd” (Hag. 1:7, 8, NW). Dat betekent: ’Houdt u druk met Jehovah’s dienst bezig en kent de Koninkrijksbelangen de eerste plaats toe.’ Het opbouwen van de ware aanbidding dient de eerste plaats in uw leven in te nemen en niet de bouw van uw eigen huis of het opbouwen van een toekomst of een positie in deze wereld. Houd de woorden van Jezus in gedachten: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd” (Matth. 6:33, NW). Deze oude wereld zal spoedig met al haar glans en stoffelijke bezittingen verdwijnen, dus waarom zou u ’uw hart zetten’ op iets wat u uiteindelijk geen voordeel zal opleveren? Het is zoals de apostel Johannes verklaart: „De wereld gaat . . . voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid” (1 Joh. 2:17, NW). Ja, „zet uw hart op uw wegen” en zie naar Jehovah op voor de kracht om hem te dienen. Geef er blijk van dezelfde geesteshouding te bezitten als koning David, die een man zag „die God niet tot zijn veste stelde, maar . . . op zijn groten rijkdom vertrouwde” en daarna bij zichzelf zei: „Maar ik ben als een groenende olijfboom in het huis van God; ik vertrouw op Gods goedertierenheid, altoos en immer.” — Ps. 52:9, 10 7, 8.
Denkt u zich de situatie die destijds in de tijd van herstel bestond eens in. Hoe gelukkig waren de joden die uit de ballingschap terugkeerden om Jehovah God te dienen! Zij werkten samen voor een gemeenschappelijke en edele zaak, de bouw van de tempel van Jehovah God, en zij waren verenigd in liefde en voornemen. Toen „ieder zich slechts . . . voor zijn eigen huis” ging beijveren, ontstond er echter verdeeldheid en werden zij zelfzuchtig, ongelukkig en ongelovig. Bovenal verloren zij Jehovah’s gunst en ondervonden zij verbittering, dorst, honger en andere kwellingen, in plaats van geluk en zekerheid. Velen van hen volgden de raad van de profeet Haggaï echter op en herwonnen hun geluk doordat zij zich weer op Jehovah’s dienst in de tempel toelegden.
Ook thans kunt u dus uw geluk herwinnen door u ijverig op de aanbidding van Jehovah toe te leggen. Hoeveel geluk schenken aardse rijkdommen ons in werkelijkheid? Misschien niets dan een voorbijgaand moment van vreugde en dan ’beijvert men zich weer’ om nog meer te bemachtigen. De wijze koning Salomo vertelt ons dat hij, nadat hij zijn hart erop had gezet te ontdekken welke waarde stoffelijke rijkdommen en aardse schatten bezitten en hij meer verworven had en groter was geworden dan allen vóór hem, tot de conclusie was gekomen dat alles „ijdelheid en najagen van wind” was (Pred. 2:1-11). De duizenden mensen overal ter wereld die aan geestesziekten, maagzweren en andere kwalen lijden door de spanning van het najagen van aardse schatten, vormen er een levend getuigenis van hoe dwaas het is het geluk te zoeken in rijkdommen.
Denk eens aan de vreugde die voortspruit uit het verenigde zoeken van omgang met Gods huidige volk. Hoeveel beter is het niet de vergaderingen van Jehovah’s getuigen bij te wonen en omgeven te zijn door vreedzame mensen die God en hun naaste liefhebben, en naar goede, heilzame schriftuurlijke raad te luisteren, dan over te werken om een nieuw huis, een nieuwe auto of een televisietoestel te betalen. Denk aan de woorden van Jezus: „Let op en wacht u voor elke soort van hebzucht, want ook al heeft iemand overvloed, zijn leven spruit niet voort uit de dingen die hij bezit” (Luk. 12:15, NW). Echt geluk en werkelijke vreugde komen van binnenuit, uit het hart, en niet van buitenaf, door stoffelijke bezittingen. De wetenschap dat men Gods wil doet en zijn gunst bezit, brengt ware zekerheid en vrede des geestes. De schat der Koninkrijksbediening, de prediking van huis tot huis, het helpen van zijn naaste de weg ten leven te leren kennen en de omgang met Gods volk — deze dingen vormen beslist een duurzame en blijvende schat die alles wat stoffelijke rijkdommen ons kunnen schenken, verre te boven gaat. En houd in gedachten dat ze Jehovah’s zegen met zich brengen en „die maakt rijk”.
Hoewel velen dus in de strik van het materialisme zijn gevallen en hun hart op wereldse schatten hebben gezet, is het nog niet te laat om zich tot Jehovah te wenden en hem te dienen. Er is nog tijd om er een begin mee te maken schatten in de hemel op te slaan. Jezus zei: „Vergaart u niet langer schatten op aarde, waar mot en roest verteert en waar dieven inbreken en stelen. Vergaart u veeleer schatten in de hemel . . . Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn” (Matth. 6:19-21, NW). Denk eens aan het voorbeeld dat wij in dit artikel hebben besproken en denk ook eens aan de gevolgen. Enkelen kwamen terug op hun handelwijze, zij ’zetten hun hart op hun wegen’ en ontvingen Jehovah’s zegen (Hag. 2:16-20 15-19). Doe hetzelfde als die verstandige joden en volg eveneens de raad op van de apostel Paulus: ’Doe goed, wees rijk in voortreffelijke werken, wees vrijgevig, mededeelzaam, voor uzelf een voortreffelijk fundament voor de toekomst veilig als een schat wegleggend, opdat u het werkelijke leven stevig moogt vastgrijpen’ (1 Tim. 6:18, 19, NW). Het werkelijke leven? Ja, thans een vol leven in Gods dienst en eeuwig leven in de nieuwe wereld van rechtvaardigheid. Bewaar dus uw evenwicht in deze materialistische oude wereld en „zet uw hart” niet op stoffelijke schatten, maar op de waardevolle schatten die in verband staan met de rechtvaardiging van Gods naam en zijn Koninkrijksbelangen. Dan zult u niet in de strik van het materialisme vallen, maar u zult Jehovah’s zegen ontvangen en behouden en het werkelijke leven vastgrijpen, zodat u thans en voor eeuwig in de toekomstige wereld vreugde en tevredenheid zult hebben.