Wat is de Naam?
Dienen wij de naam van God te gebruiken? Zo ja, hoe wordt hij dan uitgesproken?
„WAAROM hielden zij ermee op Gods naam, ’Jehovah’, in de bijbel te plaatsen?” vroeg iemand in een brief aan de kerkelijke redactie van de Evening Star van Washington, D.C., van 30 september 1961. De vraag werd beantwoord door een predikant die zei: „De voornaamste reden waarom die naam uit de meeste Engelse bijbels is weggelaten, is dat hij niet voorkwam in het oorspronkelijke Hebreeuwse manuscript.”
Toen de Revised Standard Version van de bijbel in 1952 verscheen, lieten de vertalers daarvan het gebruik van de naam „Jehovah” evenzo achterwege, terwijl zij zeiden: „Het woord ’Jehovah’ is geen nauwkeurige weergave van enige vorm waarin de Naam ooit in het Hebreeuws werd gebezigd.”
Zo ook toen het rooms-katholieke blad Our Sunday Visitor van 1 oktober 1961 commentaar gaf op de naam „Jehovah” en zei: „Jehovah is een christelijke dwaling. De naam werd door de joden noch op deze wijze geschreven, noch zo uitgesproken.”
De denkwijze die door deze voorbeelden wordt vertegenwoordigd, is voor de religieuze leiders van de christenheid algemeen. Zij betogen doorgaans dat de naam „Jehovah” ter aanduiding van de Almachtige God onnauwkeurig is. Vandaar dat velen van hen hem uit hun bijbelvertalingen bannen, evenals uit hun preken, geschriften en aanbidding. Ja, de voornaamste religies van de christenheid hebben het gebruiken van een naam voor de Schepper zo goed als nagelaten en betogen dat zulke titels als „Heer” of „God” voldoende zijn.
HEEFT GOD EEN NAAM?
Uit dit alles zou de doorsnee mens, die onbekend is met bijbelse wetenschap, de conclusie kunnen trekken dat er geen naam voor God bestaat, dat de uitdrukking „Jehovah” een uitvinding is die feitelijk geen basis heeft. Een fundamentele vraag is nu dus: „Heeft God een naam?”
Tot wie zou u zich voor een antwoord op deze vraag wenden? Als iemand het in twijfel trok of u een naam had, zou het dan niet het meest voor de hand liggen u ernaar te vragen? Ja, want ú zou daartoe het beste in staat zijn, ofschoon de vraag u zeer dwaas zou voorkomen daar u al uw hele leven uw naam had gebruikt!
Evenzo zou het het meest logisch zijn, God zelf te vragen of hij een naam heeft. Waartoe kunnen wij ons hiervoor wenden? Tot het verslag dat hij door zijn heilige geest inspireerde, welk verslag de bijbel is. Volgens de katholieke Petrus Canisius Vertaling wordt er in dat Woord van God verklaard: „Onze Vader, die in de hemel zijt: Uw naam worde geheiligd” (Matth. 6:9). De meer recente Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap zegt in Psalm 22:23 22: „Ik zal uw naam aan mijn broeders verkondigen.” De alom gebruikte Statenvertaling geeft Jesaja 12:4 als volgt weer: „En [gij] zult te dien dage zeggen: Dankt den HERE, roept zijn Naam aan, maakt zijn daden bekend onder de volkeren, vermeldt, dat zijn Naam verhoogd is.” De Petrus Canisius Vertaling van Jezus’ woorden in Johannes 17:6 zegt: „Ik heb uw naam bekend gemaakt.”
Moeten wij, alhoewel er vele schriftuurplaatsen meer uit veel meer vertalingen zijn die aangehaald zouden kunnen worden om hetzelfde aan te tonen, uit deze voorbeelden niet de sterke gevolgtrekking maken dat God een naam heeft? Alle redelijke mensen zouden hier een bevestigend Ja op moeten antwoorden. Maar is die naam „God” of „Heer”? Neen, want dit zijn geen namen maar titels, zo ongeveer als u „Mijnheer” of „Heer” genoemd zou worden.
Dat het kennen en bezigen van Gods naam van levensbelang is, maakt Gods eigen woord duidelijk, want Romeinen hoofdstuk 10, vers 13, hetgeen een aanhaling is uit Joël hoofdstuk 2, vers 32, verklaart: „Want alwie de naam des Heren aanroept, zal gered worden.” — Sint Willibrord Vertaling.
Uit Gods Woord wordt derhalve onomstotelijk bewezen dat God inderdaad een naam heeft en dat het voor degenen die leven zoeken van belang is deze naam te kennen en te gebruiken. Te betwijfelen dat God een naam heeft, is veel dwazer dan er aan te twijfelen dat ú een naam hebt.
WAAROM ENIGE MOEILIJKHEID?
Alhoewel er geen twijfel aan bestaat dat God een naam heeft, blijft de vraag nog altijd: Hoe luidt deze?
In het Hebreeuwse gedeelte van de Schrift wordt die naam duidelijk in vier Hebreeuwse letters, genaamd het Tetragrammaton, voor ons gespeld. Deze vier Hebreeuwse letters zijn het equivalent van onze vier Nederlandse letters JHWH (of JHVH). Het eerder genoemde artikel in de Evening Star van Washington zegt in dit verband dat de goddelijke naam „werd gespeld in Hebreeuwse letters welke equivalent zijn aan JHWH”. Our Sunday Visitor zegt: „Hij werd enkel met de medeklinkers „JHWH” geschreven.” Het voorwoord van de Revised Standard Version van de bijbel sprak van „de vier medeklinkers van de Naam JHWH”.
Waarom zou er, aangezien de Hebreeuwse letters van de goddelijke Naam zo goed bekend zijn, enige moeilijkheid bestaan vast te stellen wat de naam is? De moeilijkheid ontstaat door het vertalen van de oude Hebreeuwse taal. In de oude Hebreeuwse schrijfwijze werden alleen medeklinkers gebruikt, geen klinkers. Zij die het spraken, vulden de klinkerklanken door hun kennis van de Hebreeuwse uitspraak aan.
De moeilijkheid doet zich voor omdat de goddelijke Naam wordt voorgesteld door vier Hebreeuwse medeklinkers, en geen klinkers. Degenen die met het Hebreeuws bekend waren, zoals Jezus en de oude Hebreeërs vóór hem, kenden de naam stellig goed en spraken hem nauwkeurig uit, daar deze 6962 keer in de Hebreeuwse Geschriften voorkwam. De nauwkeurige uitspraak van de naam ging echter, vooral na de vernietiging van Jeruzalem in 70 G.T., geleidelijk verloren. Daar komt nog bij dat het van de afvallige joden een bijgeloof was dat het uitspreken van de goddelijke Naam een zonde was, welk bijgeloof natuurlijk niet door Jezus, de vroege christenen of de oude getrouwe Hebreeërs werd gedeeld. Daarom werd de juiste uitspraak van JHWH mettertijd over het algemeen dus onbekend.
Pas in de zevende eeuw van onze gewone tijdrekening kwamen in Hebreeuwse exemplaren van de bijbel klinkertekens in gebruik. Deze tekens gaven aan, welke klinkerklanken er bij het lezen van de geheel uit medeklinkers bestaande Hebreeuwse tekst moesten worden gebruikt. Vanwege het bijgeloof om de goddelijke Naam niet uit te spreken, werden echter de klinkertekens voor Elohím (God) en Adonái (Heer) ingevoegd om de lezers te waarschuwen deze woorden uit te spreken in plaats van de goddelijke Naam. Door deze waarschuwende klinkertekens met de vier Hebreeuwse medeklinkers te combineren ontstonden de uitspraken Jehowíh en Jehowáh, waaraan wij in de Nederlandse taal „Jehovah” ontlenen. Zo werd hij in Nederlandse vertalingen van de bijbel ingevoerd, o.a. in de marge van de oude uitgave van de Statenvertaling en in de kanttekeningen van Pieter Keur bij deze vertaling bij Genesis 2:4.
Welke uitspraak van de goddelijke Naam, alhoewel thans niet bekend is hoe deze precies in het Hebreeuws luidde, zou de oorspronkelijke uitspraak het dichtst benaderen? Een recente katholieke vertaling, The Holy Bible, uitgegeven door Monseigneur T. O’Connell, zegt als commentaar op Exodus 3:14: „Ik ben die ben: deze uiting is klaarblijkelijk de oorsprong van het woord Jahweh, de juiste persoonlijke naam van de God van Israël.” De Revised Standard Version verklaart: „Het is bijna, zo niet geheel, zeker dat de Naam oorspronkelijk als ’Jahwéh’ werd uitgesproken.” Het artikel in de Evening Star zegt: „Als de naam gespeld werd, zou het nauwkeuriger zijn hem te spellen als ’Jahweh’.”
Ja, veel bijbelgeleerden erkennen dat „Jahweh” de Hebreeuwse uitspraak van de goddelijke Naam nauwkeuriger weergeeft. Dit toont echter ook aan dat de religies van de christenheid niet te verontschuldigen zijn voor het weglaten van de goddelijke Naam uit bijbelvertalingen en de dagelijkse aanbidding! Als men zegt dat de uitspraak „Jahweh”, of eventueel een andere uitspraak, nauwkeuriger is, waarom gebruikt men deze dan niet? Wat voor zin heeft het een nauwkeuriger uitspraak toe te geven en dan het gebruik ervan geheel en al achterwege te laten? Werkelijk, het is regelrechte huichelarij, de ene uitspraak boven de andere te verdedigen en dan geen van beide ooit te gebruiken!
GEBRUIK UW TAAL
Welke uitspraak beschouwen Jehovah’s getuigen als nauwkeuriger? Op bladzijde 25 van het voorwoord van de in 1950 door de Watch Tower Bible and Tract Society gepubliceerde New World Translation of the Christian Greek Scriptures verklaarden de vertalers dat zij geneigd zijn „de uitspraak ’Jahweh’ voor nauwkeuriger te houden”.
Als het uitgeversbureau van Jehovah’s getuigen erkent dat „Jahweh” nauwkeuriger is, waarom gebruiken zij in plaats daarvan dan in hun vertaling, geschriften en aanbidding „Jehovah”? Omdat de vorm „Jehovah” al eeuwenlang bij de mensen bekend is en omdat deze vorm van De Naam de klanken van de vier medeklinkers van het Tetragrammaton even getrouw weergeeft als andere vormen. Daarenboven spreken wij thans geen Hebreeuws! Wij spreken andere talen. Als wij bijvoorbeeld Nederlands spreken, gebruiken wij de Nederlandse uitspraak van de goddelijke Naam, die „Jehovah” is. In andere talen wordt de goddelijke Naam anders, hoewel meestentijds op overeenkomstige wijze, uitgesproken.
Zij die het Nederlandse „Jehovah” verwerpen en op het bezigen van de Hebreeuwse uitspraak staan, zouden er goed aan doen zich af te vragen waarom zij „Jezus Christus” zeggen, gezien dit niet de wijze was waarop zijn naam in het Hebreeuws werd uitgesproken. Dat is de Nederlandse manier, ontleend aan de Griekse taal. In het Hebreeuws zou Jezus dicht bij „Jehóshua” komen en Christus bij „Masjíach”. Aangezien wij in de Nederlandse taal Jezus Christus zeggen, zeggen wij dus ook „Jehovah”, en beide zijn juist, als men Nederlands spreekt.
The Catholic Encyclopedia, Deel 8, bladzijde 329, uitgegeven in 1910, neemt nota van de nauwkeurigheid van het gebruik van „Jehovah” in het Engels als ze verklaart: „Jehovah, de eigennaam van God in het Oude Testament.” Het is interessant dat eraan wordt toegevoegd: „Er wordt door enkele huidige geleerden beweerd dat het woord Jehovah eerst uit het jaar 1520 dateert. . . . Doch de katholieke en protestantse schrijvers uit de zestiende eeuw zijn volledig met het woord vertrouwd. . . . Bovendien heeft Drusius het bij Porchetus, een theoloog uit de veertiende eeuw, ontdekt. Ten slotte wordt het woord aangetroffen in de ’Pugio fidei’ van Raymundus Martini, een werk dat werd geschreven omstreeks 1270. Waarschijnlijk gaat de invoering van de naam Jehovah zelfs verder terug dan R. Martini.”
Vandaar dat het volkomen correct is dat de Vertaling van Van der Palm in Psalm 83:19 18 zegt: „Zoo worden zij ’t gewaar, dat Gij, wiens naam JEHOVA is, dat Gij alleen zijt Opperheer der gansche aarde!” Het is ook correct voor andere vertalingen, zoals de American Standard Version, de zogenaamde Jehova-Bijbel en de vertaling van Van Hamersveldt, om de naam Jehovah te gebruiken. Vertalingen in vele andere talen gebruiken de goddelijke Naam in hun eigen taal.
Dat de goddelijke Naam dient te worden gebruikt, werd goed tot uitdrukking gebracht door Johann David Michaelis in zijn uit de achttiende eeuw daterende Duitse vertalingen van het Oude Testament. Commentaar gevend op Genesis, zegt hij gedeeltelijk: „Aan de andere kant wordt de naam Jehovah (Jehova in het Duits) in gelijke lange gedeelten [van de bijbel] gebezigd en wordt het Opperste Wezen telkens Jehovah God genoemd, waarschijnlijk met de bedoeling de lezer te doen weten dat de God waarover Mozes spreekt, dezelfde God is die zich zelf aan hem had bekendgemaakt met de naam Jehovah en die zich van alle andere goden door deze merkwaardige naam onderscheidt. . . . ik beschouwde het derhalve als een kwestie van zuiverheid in vertaling, deze naam te onderkennen, ook al mocht hij voor Duitse oren niet altijd even aangenaam zijn.”
In Michaelis’ commentaar op het boek Job zegt hij: „Niets heeft van mijn kant bij het vertalen vaker twijfel gewekt dan de naam van God, Jehovah, die zo veelvuldig in de Hebreeuwse [Geschriften] voorkomt. Verscheidene van mijn vrienden dringen erop aan dat ik dit vreemde woord in het geheel niet opneem. . . . Jehovah is een Nomen Proprium, en, even terecht als ik aan andere nomina propria vasthoud [zoals] Abraham, Isaäk, Jakob, of, om namen van andere goden als voorbeelden te noemen, Baäl, Astaroth, Dagon — ze mogen zo vreemd klinken als ze willen — kan dit het geval zijn met Jehovah. Bij de vertaling van een klassieke schrijver zou men niet de minste aarzeling hebben ten opzichte van het gebruiken van de namen Jupiter, Apollo [en] Diana; en waarom zou dus de naam van de Ene Ware God aanstotelijker klinken? Ik zie daarom niet in waarom ik de naam Jehovah in de Duitse bijbel niet zou gebruiken.”
Zoals deze vertaler zo duidelijk maakt, komt de naam van God, Jehovah, zo veelvuldig in de bijbel voor dat godvrezende, rechtschapen mensen het aan hun geweten verplicht zijn de goddelijke Naam in hun vertalingen en aanbidding, welke taal zij ook spreken, weer te geven.
Dat het juist is de goddelijke Naam te gebruiken in de taal die wij spreken, dient niet zo vreemd te schijnen. Het is met andere namen precies zo. Is uw naam in het Nederlands Jan? Welnu, zo luidt hij niet in de Spaanse taal, want in het Spaans zou deze „Juan” zijn. En in de Engelse taal zou diezelfde naam John zijn. In de Franse taal „Jean”. In het Hebreeuws is het „Jochanán”. In andere talen zou diezelfde naam op verschillende wijzen uitgesproken kunnen worden. Doch zou u, alleen omdat uw naam in verschillende talen verschillend wordt uitgesproken, het gebruiken van uw naam in uw eigen taal achterwege laten? Natuurlijk niet! Evenmin dient Gods naam achterwege te worden gelaten alleen omdat deze in verschillende talen verschillend wordt uitgesproken!
HET KARDINALE PUNT
Het kardinale punt is niet of nu „Jahweh” of enige andere vorm van de goddelijke Naam in het Hebreeuws nauwkeuriger is. Het kardinale punt is of u de uitspraak bezigt die in uw taal gangbaar is. Een religie die het gebruik ervan achterwege laat, kan niet de ware religie zijn, want God zegt: „Daarom zal mijn volk te dien dage mijn naam kennen.” Zij weten niet alleen wat De Naam is, doch het is voor hen een naam die verheven is en met eerbied wordt behandeld. — Jes. 52:6, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap.
Zij die God getrouw willen dienen en zijn zegeningen willen ontvangen, bezigen zijn naam. Zij bezigen de goddelijke Naam in hun eigen taal en streven ernaar deze tot de hoogste mate te verheerlijken. Zij zijn er zich terdege van bewust dat God zijn „aandacht op de natiën heeft gericht om uit hen een volk voor zijn naam te nemen”, en zij wensen zich met deze mensen te verbinden. — Hand. 15:14.
Wat is dus de naam van God? In het Nederlands, zoals hij getrouw uit de Hebreeuwse Geschriften werd vertaald, antwoordt de bijbel: „Ik ben Jehovah, dat is mijn naam.” — Jes. 42:8.