-
Tegenstand omdat wij trachtten God te dienenDe Wachttoren 1973 | 15 juni
-
-
volkomen veranderd. Het zou bladzijden kosten om u te vertellen hoe zij nu zijn. Toen ik bijvoorbeeld in de volle-tijd-predikingsdienst ging, boden zij mij een part-time baan in hun constructiebedrijf aan om mij in mijn bediening te helpen. Nu werk ik hoogstens slechts drie dagen per week voor een goed salaris. Hierdoor is het mogelijk geworden dat mijn vrouw mij binnenkort in het volle-tijd-predikingswerk vergezelt, alles door Jehovah’s onverdiende goedheid en liefde. Hoe blij zijn wij dat wij het „hippie”-leven de rug hebben toegekeerd en de tegenstand hebben verduurd die wij ondervonden omdat wij de enige weg gingen bewandelen die tot eeuwig leven leidt: de aanbidding van Jehovah God. — Ingezonden.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1973 | 15 juni
-
-
Vragen van lezers
◆ Is het juist als een christen een huisdier laat steriliseren of laat afmaken? — V.S.
De Heilige Schrift verklaart nergens met zoveel worden dat een christen een dier niet mag steriliseren of afmaken.
Volgens de Mozaïsche wet was een gecastreerd dier ongeschikt om te worden geofferd. Er staat: „Een dier waarvan de teelballen geplet of verbrijzeld of uitgerukt of afgesneden zijn, moogt gij Jehovah niet aanbieden, en in uw land dient gij ze niet op te dragen” (Lev. 22:24). Deze wet verbood niet specifiek castratie, doch de Israëlieten zagen wegens deze wet klaarblijkelijk wel van dit gebruik af.
Christenen brengen echter geen dierlijke slachtoffers; zij staan niet onder de Mozaïsche wet (Rom. 6:14). Het gebod in Leviticus 22:24 verbiedt hun dus niet een huisdier eventueel te steriliseren. Een christen laat zich in zijn beslissing met betrekking tot wat hij met of voor zijn dieren zou mogen doen door andere factoren leiden.
De bijbel toont aan dat Jehovah God de mens heerschappij over de dieren gaf (Gen. 1:28). Hij mag daarom dieren voor voedsel en voor kleding gebruiken. Hij mag ook dieren doden die beslist schadelijk zijn voor zijn welzijn (Gen. 3:21; 9:3; Ex. 21:28, 29; 1 Sam. 17:34, 35). ’s Mensen rechtmatige belangen en welzijn gaan altijd vóór.
Een christen heeft dus het recht te bepalen wat hij het beste voor zijn dieren, met inbegrip van zijn huisdieren, acht. Hij kan beslissen of het in het belang van zijn gezin zou zijn een huisdier te laten steriliseren of afmaken. Hij dient natuurlijk te beseffen dat een christen dieren niet wreed mishandelt. Spreuken 12:10 zegt: „De rechtvaardige zorgt voor de ziel van zijn huisdier, maar de barmhartigheden van de goddelozen zijn wreed.” Wie ruw met zijn dieren omgaat en ze onnodig laat lijden, toont geen eerbied voor Gods schepping; wat hij als een ’barmhartige behandeling’ beschouwt, is in werkelijkheid „wreed”. Een christen daarentegen, kent de behoeften van zijn dieren en heeft gevoel voor hun welzijn. In het geval van een dier dat aan een ernstige ziekte of verwonding lijdt of waarvoor niet naar behoren kan worden gezorgd zonder dat het ongewenste lasten meebrengt, kan hij van oordeel zijn dat het verstandig en barmhartig is het te doden. Een christen heeft de verantwoordelijkheid in dit opzicht zijn eigen beslissing te nemen.
◆ Wat wordt er in 2 Korinthiërs 6:7 bedoeld wanneer er melding wordt gemaakt van „wapenen der rechtvaardigheid ter rechter- en ter linkerzijde”? — V.S.
Twee Korinthiërs 6:7 vormt een onderdeel van een bespreking over de wijze waarop de apostel Paulus en zijn medewerkers zich als Gods dienaren aanbevalen. Een van de manieren waarop zij dit deden, was „door middel van de wapenen der rechtvaardigheid ter rechter- en ter linkerzijde”. Deze woorden zinspelen misschien op het feit dat in oude tijden de rechterhand werd gebruikt om het zwaard te hanteren en de linkerhand om het schild vast te houden. In elk geval waren Paulus en zijn metgezellen, die van alle kanten werden aangevallen, volledig gewapend voor een geestelijke oorlogvoering.
Deze geestelijke oorlogvoering wordt beschreven in 2 Korinthiërs 10:3-5: „Al wandelen wij in het vlees, wij voeren geen oorlog overeenkomstig datgene wat wij zijn in het vlees. Want de wapenen van onze oorlogvoering zijn niet vleselijk, maar krachtig door God tot omverwerping van sterk verschanste dingen. Want wij werpen
-