Archeologie en het land ondersteunen het Woord der waarheid
„Gij weet zeer goed met geheel uw hart en met geheel uw ziel dat niet één woord van alle goede woorden die Jehovah, uw God, tot u gesproken heeft, onvervuld is gebleven. Alles is voor u uitgekomen. Geen woord daarvan is onvervuld gebleven.” — Joz. 23:14, NW.
1. Aan wie zijn Jehovah’s gaven in de vorm van het land en het Woord gegeven?
HET Land van Belofte, dat Jehovah aan zijn volk Israël heeft gegeven, ondersteunt en bevestigt zijn Woord der waarheid, de bijbel, dat hij niet alleen aan de Israëlieten, maar aan allen die hem willen aanbidden als een gave van onschatbare waarde heeft gegeven. Het Woord heeft betrekking op het land; het land ondersteunt het Woord, terwijl het vooral de boosaardige bijbelkritiek met de gedegen feiten van de archeologie overwint. Wij geloven dat u graag iets meer zou willen weten van deze feiten en van de commentaren die autoriteiten op het gebied van de archeologie in dit verband hebben gegeven.
2, 3. Vermeld de mening van experts dat boosaardige bijbelkritiek is overwonnen door het gedegen getuigenis van de archeologie.
2 „Er kan beslist naar waarheid gezegd worden dat de bijbelse archeologie ertoe heeft bijgedragen een correctie aan te brengen in de indruk die tegen het einde van de vorige eeuw en het vroege begin van deze eeuw heerste, dat de bijbelse geschiedenis op vele plaatsen twijfelachtig was”, aldus J. A. Thompson in The Bible and Archaeology.
3 „In Palestina worden veelvuldig in de bijbel genoemde plaatsen en steden blootgelegd. Ze zien er net zo uit en zijn precies zo gelegen als de bijbel dit beschrijft.” Dit is het standpunt van Werner Keller in De bijbel heeft toch gelijk, inleiding, en hij vervolgt: „De stelling [drong zich] aan mij op: De bijbel heeft toch gelijk!”
4. Zijn er buiten de bijbel bewijzen voor de grote Vloed?
4 Is het u bekend dat het bijbelse verslag van de grote Vloed in twijfel wordt getrokken? Het is door sommige bijbelcritici belachelijk gemaakt, waardoor zij God en Christus Jezus smaad hebben aangedaan en degenen die zij hebben kunnen beïnvloeden, hebben geschaad. Toch wordt van archeologische opgravingen beweerd dat ze het bijbelse verslag van de Vloed, dat in het zevende hoofdstuk van het boek Genesis voorkomt, ondersteunen. Het waarheidsgetrouwe schriftuurlijke verslag van de „toren, waarvan de top tot den hemel reikt”, vindt ondersteuning in de archeologie. — Gen. 11:3, 4.
5. Noem op de kaartjes aangegeven plaatsen waarvan de ligging thans vaststaat.
5 Plaatsen waarnaar in het tiende en elfde hoofdstuk van het Genesisverslag wordt verwezen en waarvan het bestaan en de ligging door de verslagen van de archeologie worden bevestigd, omvatten de steden Kalah, Erech, Ur der Chaldeeën en Haran; en naar de personen uit Genesis hoofdstuk elf, namelijk Peleg, Serug, Nahor, Terah en Haran, wordt verwezen in spijkerschriftinscripties die in de ruïnes van het paleis te Mari werden gevonden. Naar het oude Sichem en de muren te Berseba wordt eveneens op deze wijze verwezen.
6. Vermeld de bevestigde feiten omtrent Jericho en toon aan de hand van een van onze kaartjes aan waar deze stad is gelegen.
6 Van de verwoesting van de oude stad Jericho, die ten westen van de grote Jordaanslenk lag, wordt in Jozua 6:20, 24 gewag gemaakt, waar wij over de wonderbaarlijk val van de muren van Jericho en de omverwerping van die stad door de Hebreeën onder Jozua kunnen lezen. Toen het bijbelverslag nog niet door archeologische vondsten was bevestigd, werd de juistheid ervan welbespraakt betwist. Dit is niet langer mogelijk. Het bijbelverslag van de verwoesting van de stad wordt door de archeologie bevestigd. In 1930 werd te Jericho met opgravingen begonnen. De opgravers ontdekten dat de dubbele muren die de stad omringden, langs de helling naar beneden waren gevallen, alsof ze door een aardbeving of een andere onzichtbare kracht waren omvergeworpen. Men had huizen gebouwd op balken die de bovenzijde van de twee muren met elkaar verbonden, en op één plaats stond de muur overeind, hetgeen de plaats geweest kan zijn waar Rachabs huis in de bijbelse catastrofe bewaard is gebleven. De opgravers troffen bewijzen aan van een intens vuur. De stad is afgebrand. Dit was geen gewone brand, want de aslaag is ongewoon dik en het lijkt wel alsof al het beschikbare brandmateriaal was bijeengebracht om een grondige verwoesting te bewerkstelligen. De stad werd niet geplunderd en ook werd de stad pas honderden jaren later, volgens de bijbel omstreeks de tijd van koning Achab, werkelijk herbouwd. Men kan thans een bezoek brengen aan de Jordaanslenk en aan de plaats waar de ruïnes van die oude stad Jericho zijn opgegraven, en deze archeologische ondersteuning van het bijbelverslag bezichtigen.
7. Er is nog veel meer opgegraven dat onze aandacht vraagt. Welke vondsten zijn dit, en waar bevinden de vindplaatsen zich op de grote kaart?
7 Evenals in het geval van de ruïnes van Jericho, zijn ook de ruïnes van een andere stad die door de Israëlieten onder Jozua werd ingenomen, namelijk Hazor, te zamen met de bewijzen dat ze door Jozua werd verwoest, bij de archeologische vondsten inbegrepen. Een documentair bewijs buiten de bijbel om waarin wordt vermeldt dat de Israëlieten zich werkelijk in het land Kanaän bevonden, is het Nefthoah-monument (Joz. 15:9), waarin een dergelijke vermelding voorkomt. Tot de lijst van door archeologen gedane vondsten behoren de overblijfselen te Bethel (Richt. 1:22-25), enkele Filistijnse steden (Jer. 25:17, 20), de ruïnes van Gíbea (1 Sam. 10:20-26), de plaats Michmas, die nog steeds bestaat (1 Sam. 13:5, 23), de plaats waar David Goliath overwon (1 Sam. 17:2, 3), de ruïnes van Beth-San en het huis van Astarte (1 Sam. 31:10), Megiddo in de noordelijke vlakte van Jizreël, met zijn grote stallen (1 Kon. 9:15), Ezeon-Geber, met zijn kopermijnen en scheepswerven (1 Kon. 9:26), de stad Gebal (Ezech. 27:9), de vesting te Mizpa (1 Kon. 15:16, 22) en de paleizen van Samaria, met hun wandbekleding en meubilair van ivoor en andere kostbare materialen (1 Kon. 22:39).
8. Verhaal het bijbelverslag betreffende koning Mesa.
8 Het boek van het Woord der waarheid vermeldt in 2 Koningen 1:1 (NW): „Na de dood van Achab nu kwam Moab tegen Israël in opstand.” In 2 Koningen 3:4, 5 (NW) wordt dit geverifieerd: „Wat Mesa betreft, de koning van Moab, hij werd schapenfokker, en hij betaalde de koning van Israël honderdduizend lammeren en honderdduizend mannetjesschapen. Nu geschiedde het dat zodra Achab gestorven was, de koning van Moab voorts tegen de koning van Israël in opstand kwam.” In het hoofdstuk 3 wordt vervolgens verhaald hoe koning Joram tegen koning Mesa van Moab optrad. De Moabieten werden verschrikkelijk vernederd en zij werden verslagen.
9. Wat heeft de archeologie tot het verslag over Mesa bijgedragen, waardoor de bijbel wordt ondersteund?
9 De archeologie heeft een door koning Mesa geschreven verslag van de opstand aan het licht gebracht, een steen die de Moabitische steen of de Steen van Mesa wordt genoemd. Deze stèle, die in een dialect was opgetekend dat weinig van het bijbelse Hebreeuws verschilt, werd door koning Mesa opgericht om hierdoor onder andere zijn opstand te gedenken. In 1868 werd deze steen op Moabitisch grondgebied, ongeveer op de helft van de oostzijde van de Dode Zee, ontdekt. De koning van Moab blijkt de god Kamos te aanbidden. In zijn verslag noemt hij de naam van Israëls God, Jehovah. De valse god Kamos kon Moab niet redden. De inscriptie van Mesa op de Moabitische steen kon Jehovah’s overwinning op Moab niet in de doofpot stoppen. Jeremia zei namelijk: „Het volk van Kamos is te gronde gegaan.” En Zefanja profeteerde: „Moab zal aan Sodom gelijk worden, en de Ammonieten aan Gomorra” (Jer. 48:46, NW; Zef. 2:9). Dit is met Mesa en zijn volk, de Moabieten, gebeurd. Op de Moabitische steen wordt niet alleen het Tetragram in Hebreeuws-Fenicische lettertekens gebruikt, maar er worden veertien plaatsen genoemd die in het bijbelverslag voorkomen. Deze steen staat bijbelonderzoekers reeds geruime tijd ter beschikking.
10. Waar liggen de ruïnes van Sodom en Gomorra, en volgens welke autoriteit?
10 „Moab zal aan Sodom gelijk worden, en de Ammonieten aan Gomorra”, verklaarde Zefanja. Welk lot trof Sodom en Gomorra en de naburige steden van de vlakte? „Wij kunnen nu met zekerheid zeggen, dat . . . men het raadsel van de ondergang der beide steden heeft kunnen oplossen”, verklaart Werner Keller. De oplossing is hierin gelegen dat de ruïnes van deze verdorven steden van de vlakte in het gebied liggen dat zich thans onder de oppervlakte van de wateren van het zuidelijke einde van de Dode Zee bevindt, waarvan het waterpeil een hoger niveau heeft bereikt dan vóór de verwoesting van deze steden. Het is stellig waar dat ’de bijbelse traditie vanaf de tijd dat Israël zijn bezetting van Palestina consolideerde, steeds meer door allerlei archeologisch en documentair materiaal wordt verlicht’. „Resumerend kunnen wij zeggen dat de bijbel nu weer van begin tot eind als een authentiek religieus geschiedkundig document behandeld kan worden”, zegt archeoloog Albright.
11. Noem de hier vermelde „wonderen”, en zoek elke plaats op de hierbij verschafte kaartjes op.
11 De vervulling van Jehovah’s profetische vernietigingsuitspraken tegen zijn vijanden, die in de verschillende steden van hun tijd samenwoonden, blijkt uit de ruïnes van die steden. Zulke ruïnes vormen een schitterende bevestiging van de nauwkeurigheid van de uitspraken van Gods profeten. Zoals één autoriteit vermeldt, kunnen Tyrus, Sidon, Bethel, Samaria, Jeruzalem, Babylon en de natiën Egypte, Edom en de Filistijnen, tot deze „wonderen” gerekend worden. Plaatsen waar voor archeologisch onderzoek opgravingen zijn verricht, omvatten: Hazor, Chórazin, Nazareth, Cesaréa, Samaria, Sichem, Silo, Bethel, Jericho, Gíbeon, Gíbea, Jeruzalem, Qumran, Beth-Zur, Lachis, Debir en Ezeon-Geber, en hiermee is de lijst nog lang niet voltooid.
12. Wat waren Lachis en Azéka voor steden, waar lagen ze, en in welk opzicht ondersteunen ze thans het Woord van God?
12 Op de grote kaart in deze uitgave zult u in de Sjefela Lachis aantreffen, vlak bij het vroegere Azéka. De ruïnes van beide steden zijn opgegraven. Deze opgravingen hebben archeologische vondsten opgeleverd die talrijke details verschaffen waardoor de bijbelse verslagen worden bevestigd. In 1935 werden in een wachtlokaal van het dubbele poortgebouw achttien beschreven potscherven gevonden. Deze bleken een aantal brieven te zijn waarvan de collectie thans bekendstaat als de „Lachisbrieven”. Ze bevestigen de in Jeremia 6:1 voorkomende opmerking over vuur- of rooksignalen en het feit dat Lachis vlak bij Azéka lag, zoals in Jeremia 34:7 wordt gezegd. Ze bevestigen de Schrift als deze Lachis en Azéka als de laatste twee versterkte steden noemt die waren overgebleven. Ze bevestigen het feit dat Juda, in strijd met Jehovah’s bevelen, naar Egypte was afgedaald om hulp. Wij hebben in de „Lachisbrieven” het verslag van deze militaire voorpost die tegen Nebukadnezar standhield. Verder tonen ze aan dat de joden er destijds geen bezwaar tegen hadden de naam Jehovah te gebruiken. De vier Hebreeuwse letters, het Tetragram, van de naam van God, Jehovah, komen in de „Lachisbrieven” voor.
13. (a) Noem enkele van de plaatsen die men thans nog steeds in Samaria aantreft, waardoor de bijbel wordt ondersteund. (b) Welke andere punten kunnen reizigers thans zien? Waar bevinden ze zich op de kaart?
13 In het achtste hoofdstuk van Jozua vermeldt het verslag dat Jozua op de berg Ebal een altaar voor Jehovah bouwde en dat het volk Israël, hun oudere mannen, beambten, rechters, priesters, levieten, inwonende vreemdelingen en ingeborenen, daar allen bijeenwaren vóór de berg Ebal en de berg Gerizim. De zegen en de vloek werden Israël voorgelezen. De Gerizim en de Ebal zijn er nog steeds. U kunt deze bergen bezichtigen. In 1963 hebben honderden getuigen van Jehovah deze aardrijkskundige plaats en andere plaatsen in het Land van Belofte bezocht, en in het zuidelijke deel van het land Samaria, in de buurt van de Gerizim en de Ebal, hebben velen van hen, net als Jezus, water gedronken uit de Jakobsbron in de buurt van het dorpje Sichar, waar het koele, verfrissende, ondergrondse water nog steeds stroomt. De Jordaan, de Zee van Galiléa, de steden Bethlehem en Hebron, het dal van Hinnom en vele, vele andere aardrijkskundige plaatsen, bestaan nog steeds, zodat u ze kunt bezichtigen. Iedereen kan er een bezoek aan brengen, en aangezien ze in deze tijd nog steeds waarneembaar zijn, vormen ze een ondersteuning voor het Woord der waarheid.
14. Wat komt in deze tijd overeen met het uitzicht dat Jezus vanaf de Olijfberg had?
14 Deze laatstgenoemde voorbeelden zijn erg duidelijk, en dit kan ook gezegd worden van het volgende voorbeeld, waardoor de nauwkeurigheid van de schriftuurlijke achtergrond van Jezus’ belangrijke profetie wordt vastgesteld. In Markus 13:3 staat dat Jezus „op de Olijfberg zat, met het gezicht op de tempel”. De Olijfberg bestaat thans nog steeds. Hiervandaan kunt u naar het westen zien, over de Hof van Gethsémane en het Kidrondal heen, naar de oostelijke muren van de huidige stad Jeruzalem, terwijl u de plaats ziet waar zich in Jezus’ dagen de schitterende tempel bevond, zoals is afgebeeld op de kalender van het Wachttorengenootschap voor 1968. Op de plaats waar vroeger de tempel stond, bevindt zich nu een mohammedaanse moskee, de koepel van de rots. De plaats is er, het land is er, de aardrijkskunde bevestigt Markus 13:3. Toen Jezus op de Olijfberg zat, had hij het gezicht op de tempel, en de plaats waar de tempel zich bevond, kan nog steeds vanaf de Olijfberg worden gezien.
15. Waardoor wordt, afgezien van de bijbel, nog meer bewezen dat Pontius Pilatus heeft bestaan? Waar werd dit bewijs gevonden?
15 Toen Jezus’ bediening ten einde liep, nam Pontius Pilatus een belangrijke plaats in die bediening in, en nog niet zo lang geleden heeft Cesaréa, op de kustvlakte, een waardevolle archeologische vondst opgeleverd met betrekking tot Pontius Pilatus, de Romeinse bestuurder van Jeruzalem ten tijde van Christus Jezus. Pilatus was alleen bekend door het verslag dat de bijbel over hem geeft en door de geschriften van oude geschiedschrijvers, vooral Josephus, maar er bestond geen archeologisch bewijs betreffende hem. In 1961 vond een Italiaanse archeologische expeditie van de universiteit van Milaan echter vlak bij Cesaréa een stenen plaat van negenenzeventig bij achtenvijftig centimeter waarop onder andere de Latijnse namen van Pontius Pilatus en Tiberius voorkwamen. Door dit archeologische bewijs wordt aangetoond dat Pilatus bestaan heeft. Jehovah’s getuigen weten dat Pilatus heeft bestaan, omdat dit in de bijbel wordt gezegd. Wat moeten degenen die de bijbel niet aanvaarden, echter met de Pontius-Pilatusinscriptie beginnen?
16. Welk nut heeft het voor ons te weten dat de bijbel door de archeologie wordt ondersteund?
16 Het verslag over de steun die het land aan het Woord der waarheid geeft, gaat voort, en wij hebben er slechts een heel klein deel van weergegeven. Welke uitwerking dient deze kennis op ons te hebben? Welk nut heeft het voor ons te weten dat de bijbel door de archeologie wordt ondersteund? In welk opzicht is het Beloofde Land, die schitterende gave van Jehovah, een hulp voor ons in deze vergevorderde tijd? Kennis van de bijbel en het land, en de ondersteuning van de bijbel door de archeologie en door het land zelf, dienen onze waardering voor het Woord der waarheid te doen toenemen. Zoals de ontdekking van oude manuscripten ertoe heeft bijgedragen de zuivere, oorspronkelijke tekst van de bijbel te herstellen, heeft de ontdekking van de talrijke oudheidkundige voorwerpen op overtuigende wijze bevestigd dat hetgeen in de bijbeltekst wordt vermeld, in historisch, chronologisch en aardrijkskundig opzicht tot het allerkleinste detail betrouwbaar is.
17, 18. (a) Wat is het gepubliceerde standpunt van de eerste bibliothecaris van het Brits Museum? (b) van archeoloog Glueck?
17 Zo brengt de archeologie de critici van de bijbel in verwarring. Een bekend Brits geleerde, reeds vele jaren directeur en eerste bibliothecaris van het Brits Museum, zei over de bijbel: „De bewijzen van de archeologie hebben tot gevolg gehad dat de autoriteit van de bijbel opnieuw is bevestigd, terwijl hierdoor eveneens de waarde ervan is verhoogd, aangezien [de bijbel] door een volledigere kennis van de achtergrond en omlijsting ervan, op een begrijpelijker wijze is vertolkt. De archeologie heeft haar laatste woord nog niet gesproken, maar de resultaten die reeds zijn bereikt, bevestigen wat het geloof zou doen veronderstellen, namelijk dat een toename van kennis alleen maar ten voordele van de bijbel kan zijn.”
18 De archeoloog Nelson Glueck zegt in zijn boek Rivers in the Desert (1959, blz. 31): „Er zou inderdaad positief gezegd kunnen worden dat geen enkele archeologische ontdekking ooit een bijbelverwijzing heeft betwist.”
19. (a) Wat wordt door de archeologie bevestigd? (b) Hoe kunnen wij beter bekend geraken met het Beloofde Land?
19 Laten wij de voordelen eens opsommen of herhalen die de feiten van de archeologie voor de zaak van waarheid en het Woord van God hebben afgeworpen. De archeologie: bevestigt de patriarchale verhalen, het bestuur van Saul en de regering van David; ze helpt ons de ligging van aardrijkskundige plaatsen en de chronologie van bijbelse gebeurtenissen vast te stellen, ze licht ons in over de gewoonten en cultuur uit bijbelse tijden, ze verschaft een historische achtergrond voor de bijbel en ze verschaft een beter begrip van de betekenis van enkele bijbelse woorden. Het is niet te loochenen dat het land van het Woord der waarheid bestaat; het is er nu eenmaal. Zullen wij dus al het mogelijke doen om het goed te leren kennen? Als er in het bijbelverslag of in onze studie van het Woord van God plaatsen en gebieden worden genoemd, zullen wij dan kaarten raadplegen en deze plaatsen opzoeken? Willen wij datgene wat wij in de bijbel lezen, graag beter begrijpen? Natuurlijk willen wij dit. Door ons op de hoogte te stellen van de aardrijkskundige ligging van bijbelplaatsen, zal ons begrip van het geschreven woord worden verhoogd (iets waarnaar ons verlangen dient uit te gaan). Wij kunnen geleidelijk aan beter bekend geraken met het Beloofde Land en daardoor beter bekend geraken met de bijbel zelf.
20, 21. Welke draagwijdte heeft Jozua 23:14 voor ons?
20 Het land verheerlijkt zijn Schepper. Wij zijn er blij om dat hij wordt verheerlijkt. De gave rechtvaardigt de Gever. Wij verheugen ons in Jehovah’s rechtvaardiging. Wij hebben Gods Woord, dat ons als een gave van God is gegeven, lief en achten het van grote waarde. Wij sluiten ons graag aan bij wat in Psalm 119:130, 140 (NW) wordt gezegd: „Ja, het ontvouwen van uw woorden geeft licht, de onervarenen verstandig makend. Uw woord is zeer gelouterd, en uw eigen knecht heeft het lief.” Wij zijn Jehovah’s dienstknechten. Wij hebben zijn Woord der waarheid lief!
21 De critici en tegensprekers van Gods Woord hebben niets anders te bieden dan leugens, twijfel, verslagenheid en verdraaiing. Wij willen daar niets mee van doen hebben. Jehovah’s getuigen erkennen veeleer de waarheid die door Jozua werd erkend, en samen met hem zeggen zij: ’Wij weten zeer goed met geheel ons hart en met geheel onze ziel dat niet één woord van alle goede woorden die Jehovah, onze God, tot ons gesproken heeft, onvervuld is gebleven. Alles is voor ons uitgekomen. Geen woord daarvan is onvervuld gebleven.’ — Joz. 23:14, NW.
[Kaart op blz. 749]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
MESOPOTAMIË
SINEAR
Haran
Ninevé
Kalah
Mari
Eufraat
Tigris
Babylon
Erech
Ur
Perzische Golf
[Illustratie op blz. 750]
Moabitische steen, waarop Gods heilige naam voorkomt
[Illustratie op blz. 751]
Een van de „Lachisbrieven”, met in oude Hebreeuwse letters de naam Jehovah
[Illustratie op blz. 752]
Gedeeltelijke inscriptie, gevonden te Cesaréa, met in de tweede regel „[Pon]tius Pilatus”