„Het is geen strijd van u, maar van God”
„Stelt geloof in Jehovah . . . en bewijst aldus succesvol te zijn.” — 2 KRONIEKEN 20:20.
1. In welke opzichten beeldt Josafat de op de troon geplaatste Jezus af?
JOSAFAT van Juda was een goede koning. ’Hij week er niet van af te doen wat recht was in Jehovah’s ogen’ (2 Kronieken 20:32). Zijn naam betekent „Jehovah is Rechter”. Hij verheerlijkte Jehovah’s naam en zag naar Hem op voor leiding op de weg van rechtvaardigheid en voor hulp bij het richten van Zijn volk. Hij zag erop toe dat zij in de wet van Jehovah werden onderwezen. Hij begaf zich persoonlijk onder de Judeeërs om hen ertoe aan te moedigen tot de ware aanbidding van Jehovah terug te keren. Hij organiseerde het koninkrijk voor theocratische aanbidding. In dit alles vormt hij een passende afbeelding van de in 1914 op zijn hemelse troon geïnstalleerde Koning Jezus Christus, die Jehovah’s volk nu bijeenbrengt om de eindstrijd te overleven, terwijl de demonenstrijdkrachten de natiën bijeenbrengen voor de beslissende oorlog van Armageddon. — Matthéüs 25:31-34; Openbaring 16:13, 14, 16.
2. (a) Welke grote crisis rees er voor de Judeeërs? (b) Voor welke overeenkomstige situatie zien Jehovah’s Getuigen zich in deze tijd gesteld? (c) Welke elementen van Satans wereld komen overeen met Ammon, Moab en het gebergte Seïr?
2 Nadat Josafat aandacht had besteed aan het herstel van de theocratische orde in Juda, deed zich een grote crisis voor. Uit de streken Ammon, Moab en het gebergte Seïr trok een machtige vijand, „een grote menigte”, op die Gods volk dreigde te vernietigen (2 Kronieken 20:1, 2, 22). Thans bestaat er een overeenkomstige situatie. Aangezien Jehovah’s Getuigen „geen deel van de wereld” zijn, worden zij door Satans wereld gehaat en vaak wreed door Gods vijanden vervolgd (Johannes 15:19; 1 Johannes 5:19). In Josafats tijd ging het om de overheersing van Juda (dat „lof” betekent), het land van Jehovah’s volk. Maar net als hun prototypen, het Ammon en Moab uit de oudheid, wedijveren de hedendaagse politieke machten en de grote zakenwereld (met inbegrip van de fabrikanten van „doemsdag”-wapens) nu om de wereld-overheersing. Hierbij vallen zij ook het domein binnen dat sinds 1914 rechtmatig Gods Messiaanse koninkrijk toebehoort (Openbaring 11:15, 18). Het gebergte Seïr uit de oudheid werd het domein van het afvallige Edom, de nakomelingen van Jakobs tweelingbroer Esau. De bewoners van het gebergte Seïr vormden dan ook terecht een afschaduwing van de trotse afvalligen van de christenheid in deze tijd. — Genesis 32:3.
3. Hoe komt de handelwijze van Josafat en de Judeeërs overeen met de handelwijze van loyale Getuigen in deze tijd?
3 Wat kon koning Josafat, nu hij door die binnenvallende horden werd bedreigd, doen? Welnu, wat doen loyale dienstknechten van Jehovah altijd in het geval van noodsituaties, vervolging of levensgevaar? Josafat „richtte zijn aangezicht erop Jehovah te zoeken”. En uit alle steden van Juda kwamen de mensen naar Jehovah’s huis van ware aanbidding „om Jehovah te raadplegen”. — 2 Kronieken 20:3-5.
4. (a) Welke situaties kan Jehovah’s volk verwachten? (b) Waar zoekt een steeds toenemende „grote schare” redding?
4 Wat een schitterend voorbeeld voor Gods volk in deze tijd! Dit tijdperk van geweld is hard op weg naar een climax te Har–mágedon. De toestanden in Satans wereld zullen niet minder gewelddadig worden (2 Timótheüs 3:1, 13). Vaak zal zelfs het leven van Jehovah’s dienstknechten gevaar kunnen lopen. Waar zullen wij bescherming vinden? Die is te vinden in onze eenheid van aanbidding. In onze Koninkrijkszalen en andere bijbelstudiecentra komen wij bijeen om versterkend geestelijk voedsel te gebruiken en ons te organiseren voor het verrichten van onze openbare dienst, die tot lof van Jehovah is. Gelukkig gestemd blijft „een grote schare” uit alle natiën naar voren treden om zich bij Gods volk in hun „heilige dienst” aan te sluiten. Deze nieuwelingen komen in grote aantallen naar de ’berg van Jehovah’s huis van aanbidding’. Dit betekent ook hun redding. — Openbaring 7:9, 15; Jesaja 2:3.
5. Waaraan doet Josafats „nieuwe voorhof” denken met betrekking tot Jehovah’s organisatie in deze tijd?
5 Josafat ging „in het huis van Jehovah vóór het nieuwe voorhof” staan. Klaarblijkelijk had de koning in zijn bouwprogramma in Juda ook de uitbreiding van de faciliteiten voor aanbidding in Jeruzalems tempel opgenomen. Evenzo is er in deze tijd, onder leiding van de thans regerende Koning, Jezus Christus, een groots geestelijk bouwprogramma aan de gang, zodat er in het aardse voorhof van Jehovah’s tempel voldoende ruimte is voor miljoenen personen die tot de niet-priesterlijke „grote schare” behoren. Wat is het daar aangenaam vertoeven! — Psalm 27:1-5.
Zich tot Jehovah keren
6. (a) Welke kwesties kwamen in Josafats gebed aan de orde? (b) Hoe kunnen wij in tijden van beproeving kracht verwerven?
6 In Jehovah’s huis legde Josafat de hele kwestie in gebed aan zijn God voor. Hij erkende Jehovah’s koningschap, kracht en macht en blikte terug op Jehovah’s werken ten behoeve van zijn volk. Hij maakte melding van Salomo’s vurige gebed bij de inwijding van de tempel en zei tot besluit nederig: „Wijzelf weten niet wat wij dienen te doen, maar onze ogen zijn op u gericht” (2 Kronieken 20:5-12; 6:12-14, 34, 35). Hebt u ooit in een dergelijke situatie verkeerd — waarin u geen kant meer uit scheen te kunnen? In apostolische tijden bevond Paulus zich vaak in een dergelijke benarde situatie. Hij moest zwaar op Jehovah steunen. Maar hij kon altijd zeggen: „Wanneer ik zwak ben, dan ben ik krachtig.” Want als hij zich in eigen kracht tot niets in staat voelde, werd zijn volledige vertrouwen op Jehovah een bron van onoverwinnelijke kracht. Ook u kunt sterk zijn! — 2 Korinthiërs 12:10; Spreuken 18:10.
7. Welke instructie van Mozes volgden die Judeeërs op?
7 Tracht u zich, als u kunt, het tafereel daar op Jeruzalems uitgestrekte tempelterrein eens voor te stellen: „Al die tijd stonden al degenen van Juda voor het aangezicht van Jehovah, zelfs hun kleinen, hun vrouwen en hun zonen” (2 Kronieken 20:13). Ongetwijfeld herinnerden zij zich Mozes’ duidelijke instructie met betrekking tot het doel van dergelijke bijeenkomsten, zoals staat opgetekend in Deuteronomium 31:12. Er waren alleen maar staanplaatsen beschikbaar voor deze grote, uit gezinnen bestaande menigte die vol eerbied op verdere instructies van Jehovah wachtte, waakzaam en gereed om zijn bevelen op te volgen.
Jehovah’s kanaal
8. Identificeer Jehovah’s communicatiekanaal (a) in Josafats tijd (b) in onze tijd.
8 Hoe zou de Soevereine Heer Jehovah Josafats gebed beantwoorden? Jehovah verschafte een communicatiekanaal in de persoon van Jahaziël, van de stam Levi. Hoewel Jahaziël geen priester was, koos Jehovah hem uit om een van de meest hartverwarmende boodschappen van aanmoediging uit de gehele Schrift bekend te maken. Het belangrijke punt was dat ’de geest van Jehovah over hem kwam in het midden van de gemeente’ (2 Kronieken 20:14). Heeft Jehovah in deze tijd te midden van zijn volk in een overeenkomstig kanaal voorzien? Ja, dat heeft hij zeker! Jezus heeft hier in zijn profetie over „het besluit van het samenstel van dingen” melding van gemaakt toen hij sprak over de gezalfde „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse, aan wie de Meester al zijn „bezittingen” hier op aarde toevertrouwt. — Matthéüs 24:3, 45-47.
9. (a) Waarom was Jahaziëls naam passend? (b) Hoe luidde Jehovah’s boodschap, en hoe worden wij hier thans door aangemoedigd?
9 Jahaziëls naam betekent „God ziet”. God kon inderdaad alles zien wat bij die crisis betrokken was. Hij kon van tevoren weten welke handelwijze zijn volk diende te volgen. Hij kon het uiteindelijke resultaat zien. Welke boodschap maakte Jehovah derhalve via Jahaziël bekend? Luister maar: „Schenkt aandacht, heel Juda en gij inwoners van Jeruzalem en koning Josafat! Dit heeft Jehovah tot u gezegd: ’Weest niet bevreesd, noch verschrikt wegens deze grote menigte; want het is geen strijd van u, maar van God’” (2 Kronieken 20:15). Wat moet die verenigde menigte blij geweest zijn! En wat zijn wij thans blij te weten dat ongeacht hoe Satan en zijn cohorten ons mogen aanvallen — ongeacht hoe ons geloof en onze rechtschapenheid op de proef worden gesteld — wij ons als een verenigd volk volledig op Jehovah kunnen verlaten, in het vertrouwen dat hij voor ons zal strijden! — Exodus 15:2, 3; Psalm 24:8; 37:3-7; Zacharia 14:3.
Verenigde actie vereist!
10. (a) Voor welke beproeving op hun rechtschapenheid kwamen die Judeeërs te staan? (b) Welk werk gaat aan Jehovah’s ’vreemde daad’ vooraf?
10 Die Judeeërs mochten echter niet met de handen over elkaar toekijken, in afwachting van de bevrijding die Jehovah zou brengen. Zij moesten tot handelen overgaan! Als zij in leven wilden blijven, moesten zij van gehoorzaamheid jegens Jehovah blijk geven en de dingen op zijn manier doen. Velen van hen zullen ongetwijfeld van mening geweest zijn dat de van Jehovah afkomstige instructies nogal ongewoon waren. Hun rechtschapenheid werd erdoor op de proef gesteld. Voordat Jehovah zijn ’vreemde daad, zijn ongewone werk’ verricht door de christenheid aan het begin van de „grote verdrukking” te vernietigen, verlangt hij evenzo van zijn getuigen dat zij eensgezind deelnemen aan een werk dat velen ongewoon zal toeschijnen. Het is de heilige dienst die zij verrichten door naar de huizen van de mensen te gaan, steeds weer opnieuw, om hen voor de naderende vernietiging te waarschuwen. — Jesaja 28:21; Matthéüs 24:14, 21.
11, 12. (a) Welke ongewone opdracht gaf Jahaziël, maar hoe reageerden de Judeeërs? (b) Hoe kunnen ook wij er blijk van geven dat wij ons op Jehovah verlaten?
11 Dit wordt afgeschaduwd door de bevelen die Jahaziël aan het volk van Juda gaf. Hij zei over de vijandelijke horden: „Daalt morgen naar hen af. . . . Gij zult in dit geval niet hoeven te strijden. Stelt u op, blijft staan en ziet de redding van Jehovah ten behoeve van u. O Juda en Jeruzalem, weest niet bevreesd, noch verschrikt. Trekt morgen tegen hen uit, en Jehovah zal met u zijn” (2 Kronieken 20:16, 17). Die ongewapende menigte mannen, vrouwen en kinderen kreeg de opdracht tegen de geallieerde legers van de tegenstander op te trekken! — Vergelijk Psalm 148:12, 13.
12 Josafat en de Judeeërs hadden intense waardering voor de leiding die Jehovah via Jahaziël verschafte. „Terstond boog Josafat zich diep met zijn aangezicht ter aarde, en heel Juda en de inwoners van Jeruzalem zelf vielen voor het aangezicht van Jehovah neer om Jehovah hulde te brengen” (2 Kronieken 20:18). De Grotere Josafat, Jezus Christus, heeft er, toen hij op aarde was, blijk van gegeven zich zo nederig op Jehovah te verlaten, en wij kunnen er zeker van zijn dat hij vol vertrouwen Jehovah’s strijdbevelen zal afwachten wanneer ’Jehovah aan zijn rechterhand koningen verplettert op de dag van zijn toorn’ (Psalm 110:5, 6). Evenzo brengen Jehovah’s Getuigen in deze tijd blij „hulde” aan de God op wie zij vertrouwen en die zij in zijn voorhoven dienen. — Psalm 84:10-12; 122:1-4.
13. Wie in deze tijd loven Jehovah „met een buitengewoon luide stem”, en met welk resultaat?
13 Volgens 2 Kronieken 20:19 stonden er tempelzangers op „om Jehovah, de God van Israël, met een buitengewoon luide stem te loven”. En wie loven in deze tijd, onder leiding van het gezalfde overblijfsel, Jehovah „met een buitengewoon luide stem” ten overstaan van zijn vijanden? In de voorste gelederen van Jehovah’s volk bevindt zich onmiskenbaar de zich voortdurend uitbreidende groep pionierbedienaren. De hulp- en gewone pioniers, de speciale pioniers en de zendelingen — degenen die de leiding nemen bij het loven van Jehovah in de velddienst — verheugden zich in 1983 in een toename van 19 procent. Hun ’gezang’ heeft in buitengewone mate bijgedragen tot het verbazingwekkende totaal van 436.720.991 uren — een toename van 13,5 procent — die het afgelopen jaar aan de christelijke bediening zijn besteed.
14. Hoe geven velen thans in navolging van het voorbeeld van de Judeeërs van hun geloof blijk door middel van werken?
14 Destijds in Jeruzalem kon men het zich niet permitteren een langslaper te zijn. Gehoorzaam stonden de Israëlieten „’s morgens vroeg op en trokken uit naar de wildernis van Tekóa” (2 Kronieken 20:20). Dolgraag wilden zij hun geloof door middel van werken tonen. (Vergelijk Jakobus 2:14.) Evenzo moeten Gods dienaren in deze tijd vaak vroeg met hun werk beginnen. Huisvrouwen die pionieren en anderen moeten vroeg opstaan om zich van hun huishoudelijke taken te kwijten, zodat zij een hele ochtend in Jehovah’s dienst kunnen staan. Er bevinden zich daar in Satans wereld mensen die „zuchten en kermen” en die voor redding gekentekend moeten worden opdat zij de „grote verdrukking” overleven. Jehovah’s Getuigen zijn vastbesloten hen te vinden. — Vergelijk Ezechiël 9:4.
Voorwaarts, ten strijde!
15. (a) In wie moesten de Judeeërs geloof stellen? (b) Hoe kunnen wij thans ’succesvol bewijzen te zijn’?
15 Het verslag in 2 Kronieken 20:20 vervolgt met de woorden: „Terwijl zij uittrokken, ging Josafat staan en zei toen: ’Hoort mij, o Juda en gij inwoners van Jeruzalem! Stelt geloof in Jehovah, uw God, opdat mag blijken dat gij lang blijft bestaan. Stelt geloof in zijn profeten en bewijst aldus succesvol te zijn.’” Op overeenkomstige wijze heeft het hoofd van de christelijke gemeente, onze thans regerende Koning, zijn volk herhaaldelijk aangemoedigd geloof te hebben. Wij kunnen dit opmerken in passages als Matthéüs 10:27, 28; 24:9-13 en Johannes 16:33. Ja, geloof in Jehovah, geloof in degenen die hij als woordvoerders gebruikt, geloof in zijn organisatie! Hoe belangrijk is het dat wij, wanneer wij in deze tijd in Jehovah’s dienst ’uittrekken’, zo’n geloof aan de dag leggen! Dat is de weg die gegarandeerd tot succes zal leiden, succes dat bereikbaar is voor alle opgedragen, gedoopte Getuigen die geloof oefenen in Jehovah en zijn regelingen. Hiertoe behoort ook zijn schitterende voorziening van eeuwig leven, mogelijk gemaakt door het offer van zijn Zoon. — Johannes 3:16; 17:3.
16. (a) Welke „zangers” nemen vaak de leiding in de dienst? (b) Hoe loven allen Jehovah „in heilige feestdos”?
16 Verder „beraadslaagde [Josafat] met het volk en stelde zangers voor Jehovah op en degenen die lof brachten in heilige feestdos, terwijl zij voor de gewapende mannen uit gingen en zeiden: ’Looft Jehovah, want zijn liefderijke goedheid duurt tot onbepaalde tijd’” (2 Kronieken 20:21). Hier namen de tempelzangers de leiding toen zij ten strijde trokken. Evenzo bevinden, onder leiding van het gezalfde overblijfsel, de pioniers en zendelingen, de reizende opzieners en hun vrouwen, degenen die in Bethelhuizen dienen alsook de gemeente-ouderlingen en de dienaren in de bediening, zich vaak in de voorste gelederen bij het verrichten van heilige dienst, terwijl zij iedereen die met de gemeenten verbonden is tot activiteit aansporen. Zij allemaal loven Jehovah „in heilige feestdos” en marcheren in theocratische orde voorwaarts. Hun geestelijke versiering omvat tevens ’de nieuwe christelijke persoonlijkheid, die wordt gekenmerkt door ware rechtvaardigheid en loyaliteit’ (Efeziërs 4:24; Galáten 5:22, 23). Wat is het thans een voorrecht deel uit te maken van deze wereldomvattende organisatie in opmars en Jehovah’s naam en liefderijke goedheid te verheerlijken! — Psalm 144:1, 2; 136:1-26.
17. (a) Waarom ’hoefde Gods volk niet te strijden’? (b) Welke „gedachte” van Jehovah betekent de ondergang voor de valse religie?
17 Jehovah had tot zijn volk gezegd: „Gij zult in dit geval niet hoeven te strijden.” En zo bleek het ook te gaan. „Op het ogenblik dat zij begonnen met het vreugdegeroep en lofgezang”, lokte Jehovah de aanstormende horden in een hinderlaag, zodat „de zonen van Ammon en Moab . . . voorts [opstonden] tegen de bewoners van het bergland Seïr om hen aan de vernietiging prijs te geven en te verdelgen” (2 Kronieken 20:17, 22, 23). Hoe levendig wordt hierdoor geïllustreerd wat er elk moment in Satans wereld kan gaan gebeuren! Zoals in Openbaring 17:16, 17 te kennen wordt gegeven, heeft Jehovah een „gedachte” over Babylon de Grote, waarvan de christenheid het meest laakbare deel vormt. Hij zal ervoor zorgen dat gemilitariseerde lid-staten van de VN deze zelfde „gedachte” hebben door zich tegen de valse religie te keren om haar te verwoesten en te vernietigen. Het grote afvallige stelsel van de christenheid zal net als die Edomieten van het gebergte Seïr worden verpletterd!
18. Hoe zal in Har–mágedon met het hedendaagse Ammon en Moab worden afgerekend?
18 Dat is echter nog niet alles! Het hedendaagse Ammon en Moab zijn er nog! (Vergelijk Openbaring 18:9, 10, 15-17.) Ze zijn er nog steeds op uit de lofprijzers van Jehovah, de Judeeërs van deze tijd, te vernietigen. Maar Jehovah’s tijd is aangebroken om het oordeel te voltrekken. Zoals in Openbaring 19:11-16 wordt beschreven, zal de Koning, Jezus Christus, uittrekken om „de wijnpers van de toorn der gramschap van God de Almachtige” te treden en aldus de resterende delen van Satans wereldstelsel te vernietigen. Op het hoogtepunt van die grote strijd zullen de tot razernij gebrachte restanten van de politieke natiën en hun gemilitariseerde cohorten elkaar ongetwijfeld met hun vernietigingswapens te lijf gaan. Zo verging het Ammon en Moab, toen ’zij elkaar in het verderf hielpen’. Jehovah zal hun echter nooit toestaan een dusdanig gebruik te maken van hun atoomarsenaal dat zij Gods volk of het werk van zijn handen, onze aarde, verderven. — Openbaring 11:18; Jesaja 45:12, 18; Psalm 115:16.
19. (a) Hoe zullen de hedendaagse Judeeërs dan reageren als zij het slagveld overzien? (b) Wat wordt afgeschaduwd door ’het zich verzamelen in de laagvlakte van Beraka’?
19 „Wat Juda betreft, het kwam bij de wachttoren van de wildernis. Toen zij hun gezicht naar de menigte keerden, zie, daar waren zij, hun lijken waren ter aarde gevallen zonder dat er iemand ontkomen was.” Wanneer de hedendaagse „Judeeërs”, te zamen met hun medeaanbidders, de resultaten van de oorlog te Har–mágedon zullen overzien, zullen zij Jehovah om die grootse overwinning loven. Zij zullen geen letterlijke buit behoeven te plunderen, maar zij zullen zich erover verheugen zich in de symbolische „laagvlakte van Beraka” — Beraka betekent „zegening” — te verzamelen. Onder de Koninkrijksheerschappij zal de niet-priesterlijke „grote schare” vreugdevol een gereinigde aarde betreden, vol verwachting uitziend naar het voorrecht dat hun wacht — de aarde in een paradijstuin te veranderen. Duizend jaar lang zal het koninklijke rijk van de Grotere Josafat, Jezus Christus, geen stoornis ondervinden, en zijn God, Jehovah, zal rondom voortdurend rust schenken. — 2 Kronieken 20:24-30.
Een overzicht van 2 Kronieken 20
□ Wie in deze tijd komen overeen met de horden van Ammon, Moab en het gebergte Seïr?
□ Wie worden afgebeeld door Josafat, Jahaziël en de Judeeërs?
□ Hoe hebben de hedendaagse Judeeërs uitstekend gereageerd?
□ Wat schenkt ons vertrouwen in de afloop van de „grote verdrukking”?
[Illustraties op blz. 16, 17]
Evenals Josafat, helpt de op de troon geplaatste Jezus thans Gods volk om „succesvol te zijn” in het loven van Jehovah