Jehovah gesmaad door Babylonische vijandschap tegen gezalfde Getuigen
„Zijt wijs, mijn zoon, en verblijd mijn hart; opdat ik mijn smader wat te antwoorden heb.” — Spr. 27:11, SV.
1, 2. (a) Wie wordt gesmaad, door wie en hoe? (b) Op welke wijze zullen de parallelle ervaringen van thans worden vergeleken met die van Jobs tijd?
EVENALS de goddeloze koning Sanherib van het Assyrië uit de oudheid Jehovah smaadde, blijft in deze tijd ook Satan de ware God Jehovah smaden door schimpend over Zijn gezalfde getuigen te spreken (Jes. 37:21-33). Door getrouw onder de tegen hen gerichte Babylonische vijandschap te volharden, stellen de met Job te vergelijken gezalfden Jehovah, zoals Hij zegt, in staat zijn „smader [Satan] wat te antwoorden” (Spr. 27:11, SV). Intussen moeten zij, wanneer zij voor Jehovah’s goddelijke soevereiniteit op aarde opkomen, aan veel smaad het hoofd bieden. „Met moord tegen mijn beenderen hebben zij die mij vijandig gezind zijn, mij gesmaad, terwijl zij de gehele dag tot mij zeggen: ’Waar is uw God?’” — Ps. 42:10, NW; vs. 11, NBG.
2 Om de volledige omvang van de hedendaagse parallel tussen de ervaringen van Jehovah’s getuigen in deze tijd en die van Job uit de oudheid aan te tonen, zullen wij de gevallen van Babylonische vijandschap van de zijde der geestelijken tegen de gezalfde getuigen nu speciaal gaan bezien in het licht van elk van de beschimpingen waarmee Job uit de oudheid door zijn drie gebabyloniseerde metgezellen werd gesmaad. Dit zal worden gedaan door de toespraken van Jobs metgezellen stuk voor stuk aan een onderzoek te onderwerpen en aan te tonen hoe de geestelijken van de christenheid op dezelfde sibboleth-manier hebben gesproken als die werktuigen van Satan uit de oudheid (Richt. 12:6). In de loop van deze studie zal worden opgemerkt dat de sektarische religieuze verklaringen dezelfde klank van vijandschap hebben als de uitspraken van Elifaz, Zofar en Bildad uit de oudheid. De met Job te vergelijken gezalfden worden door hen nog steeds gebrandmerkt als ’s werelds Religieuze Kwaaddoeners No. 1, die als gif gemeden moeten worden. — Job 22:5.
VALSE BESCHULDIGING VAN VOOROORDEEL
3. Welke valse beschuldiging van vooroordeel is geuit, en door wie? Hoe komt dit overeen met hetgeen in Jobs tijd gebeurde?
3 In de geest van de denkwijze van Elifaz beweren de geestelijken in werkelijkheid dat de religieus onreinen, de zondaars, de bevooroordeelden verdiende smaad en goddelijke straf over zich brengen (Job 4:2-8). Een rooms-katholieke monseigneur spreekt in een katholiek nieuwsblad dat overal in de Verenigde Staten wordt gelezen een harde veroordeling uit over het bijbelgenootschap van Jehovah’s getuigen.
„De gedachte van de Heilige Drieëenheid verwerpend, vervangt de vertaling van het bijbelgenootschap [de Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften, in het Engels uitgegeven in 1950] de zinsnede ’de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’ die vaak [eenmaal] in de King-Jamesvertaling voorkomt, door ’de geest en het water en het bloed’ (1 Joh. 5:7) . . . Iets van de oppervlakkige kennis in de sekte, door het woord Jehovah als een deel van haar titel te gebruiken, wordt aangetoond door de wijze waarop de Catholic Biblical Encyclopedia dit woord behandelt”a (Teksthaken van ons).
4, 5. Hoe hebben de Getuigen zich verdedigd met betrekking tot (a) het maken van een bevooroordeelde vertaling en (b) het gebruik van de naam Jehovah? (c) Hoe is dit in overeenstemming geweest met Job 6:10?
4 De hedendaagse Getuigen, die evenals Job uit de oudheid niet alleen ter verdediging van hun eigen rechtvaardigheid spreken, maar ook ter verdediging van de goddelijke soevereiniteit van Jehovah, zeggen: „Ik heb de redes van de Heilige niet verborgen gehouden” (Job 6:10, NW). In een open brief, gedateerd 11 oktober 1950, hebben Jehovah’s getuigen in de uitgave van The Watchtower van 1 december 1950 (blz. 469-474) een gedrukt antwoord van zes bladzijden gepubliceerd. Daarin werden overduidelijke bewijzen aangevoerd waardoor zonder twijfel kwam vast te staan dat Jehovah’s getuigen niet alleen onbevooroordeeld zijn in hun Nieuwe-Wereldvertaling, maar ook eerlijk de betekenis en bewoordingen van de tekst in de oorspronkelijke taal hebben weergegeven. Merk op hoe in de hierboven genoemde uitgave van The Watchtower werd geantwoord op de beschuldiging van bevooroordeeld geknoei met de bijbel.
„In de Nieuwe-Wereldvertaling is geen enkel deel van de Griekse tekst herschreven, zelfs niet 1 Johannes 5:7, welke schriftplaats in uw artikel wordt aangehaald als een plaats waar Jehovah’s getuigen met de trinitarische leerstelling in botsing komen. . . . Dit is een letterlijke vertaling van de Griekse tekst van de hierboven genoemde jezuïtische geleerde A. Merk, . . . het is ook een letterlijke vertaling van de Griekse tekst van de andere rooms-katholieke jezuïtische geleerde, J. M. Bover. . . . Uw eigen kostbare Vaticaanse Handschrift No. 1209, uit het begin van de 4de eeuw, bevat de woorden niet maar brandmerkt ze als onecht.”
Aldus werd op verpletterende wijze de authentieke aard van de Nieuwe-Wereldvertaling en de onjuistheid van de tegen de gezalfde getuigen geuite beschuldiging aangetoond.
5 Bovendien rechtvaardigde The Watchtower het gebruik van „Jehovah” als volgt:
„Waarom gebruikt de Nieuwe-Wereldvertaling de naam Jehovah dan 237 maal in de tekst zelf? Is dit aan ’oppervlakkige kennis’ te wijten, zoals u insinueert? Neen. . . . Afgezien van de 19 Hebreeuwse vertalingen, worden er vertalingen van het ’Nieuwe Testament’ aangehaald in 38 andere talen dan Engels en Hebreeuws, waar de vertalers een inheemse vorm van het Hebreeuwse Tetragram [Hebreeuwse schrijfwijze van de goddelijke naam] gebruiken.”
Vervolgens vermeldde The Watchtower een lange rij katholieke autoriteiten en het gebruik dat zij door de eeuwen heen van de naam Jehovah hebben gemaakt, zoals Thomas kardinaal de Vio Cajetanus in zijn Commentary on the Pentateuch. Wie spreiden er derhalve vooroordeel ten toon — de katholieke geestelijken of Jehovah’s getuigen? U kunt zelf beslissen.
DEMONISCHE INVLOED
6. Welke parallel is er met Job 4:15, met betrekking tot het beroep dat op demonische invloed wordt gedaan en het resultaat hiervan?
6 Vanaf oude Babylonische tijden hebben religieuze leiders evenals Elifaz een beroep gedaan op van onzichtbare geesten of demonen afkomstige emotionele invloeden, om hierdoor hun religieuze geesteshouding op te bouwen in plaats dat zij een op de bijbel gegrond geloof ontwikkelen (Job 4:12-17). Onlangs liet een woordvoerder van een van de sekten van de Pinkstergemeente zich in emotionele bewoordingen kleinerend uit over de bijbelkennis van Jehovah’s getuigen en hun metgezellen.
„Ik zou willen dat het voor iedereen in het Wachttorengenootschap, meer dan anderhalf miljoen bedienaren van het evangelie en ruim vijftig miljoen volgelingen die een hersenspoeling hebben ondergaan, mogelijk was te voelen wat ik voel en gewaar te worden wat ik gewaar kan worden. . . . Als zij het [hun wereldomvattende werk] kunnen doen met kracht die niet van God afkomstig is, wat kunnen wij dan doen als wij door de Geest van God zijn gezalfd . . . Ik wens dat u met ons bidt: ’Heer, zoek de Koninkrijkszalen op en stort uw Geest uit totdat ze vervuld zijn. Verscheur hen. . . . Schud hen door elkaar, zoals ze nog nooit eerder door elkaar zijn geschud!’”b (Wij cursiveren)
Hier doen de religieaanhangers een beroep op ’gevoel’ en een ’gewaarwording’ van iets onzichtbaars en ondefinieerbaars. Het resultaat? Zij sporen aan tot gewelddaad en vijandschap, tot ’verscheuren’ en ’door elkaar schudden’. Jezus zei echter: „Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.” — Matth. 22:39.
OPENLIJK VEROORDEELD WEGENS HUN GEHOORZAAMHEID
7. Beschrijf de parallel met Job 4:18.
7 De met Elifaz te vergelijken religieuze leiders verlustigen zich ook in onafhankelijkheid van God en Christus (Spr. 3:5). Zij trekken de conclusie dat God niet speciaal nota neemt van de gehoorzaamheid en getrouwheid die zijn dienstknechten jegens Hem betonen (Job 4:18; Matth. 17:12, 13; 24:45). Een Duitse religieuze schrijver laat zich er smalend over uit dat Jehovah’s getuigen in hun christelijke manier van doen vasthouden aan een eenheid van gedachten en organisatie (Jes. 55:8; Spr. 12:15). Hij schrijft:
„De leden van de organisatie [van Jehovah’s getuigen] zijn verplicht onvoorwaardelijke gehoorzaamheid te schenken. Deze verplichting omvat de plicht het woord van God alleen volgens de interpretatie die hun door middel van de Brooklyn-publikaties wordt geschonken, te accepteren. Het Wachttorengenootschap heeft goddelijke autoriteit en bezit derhalve ook een monopolie van de waarheid en de juiste bekendmaking van het Evangelie. Het is verboden zich uit andere bronnen te voeden of voor zich zelf te denken”c (Wij cursiveren).
8. Hoe hebben de Getuigen op de veroordeling geantwoord?
8 Als antwoord stellen Jehovah’s getuigen hun verenigde bron van geestelijke voorspoed tegenover de geestelijk ziek makende tafel die de geestelijken in hun „onafhankelijkheid” aanrechten.
„Welke orthodoxe religieuze organisatie in de Christenheid verschaft nieuw geestelijk voedsel voor deze kritieke tijden? Bieden de fundamentalisten niet nog steeds dezelfde droge schillen aan, babbelen zij niet nog steeds over dezelfde eeuwenoude geloofsbelijdenissen, en herhalen zij niet op eentonige wijze steeds weer hun weinige grondleerstellingen, die zij aan het heidendom hebben ontleend? Waarlijk, ’hun religie is een schijnvertoon, louter een traditie die zij uit het hoofd hebben geleerd,’ (Jes. 29:13, Mo). De modernistische kerken hebben nieuwe leerstellingen voortgebracht die aan de tijden zijn aangepast, maar hun nieuwe aanbiedingen zijn niet geschikt voor de evangelieprediking. In plaats daarvan wordt de Bijbel door hen te gronde gericht, zij wijzen hem af als een mythe en legende, ten hoogste is hij nog slechts goede literatuur, terwijl zij wetenschap en evolutie, psychologie en psychiatrie aanbieden in een poging populair te zijn bij een materialistische beschaving. God zegt botweg dat de tafels der Christenheid ’vol van uitspuwsel’ zijn [Jes. 28:8]. Er heerst in de hoogste mate geestelijke hongersnood onder hen. Wat een tegenstelling bestaat er tussen de toestand waarin hun volgelingen verkeren en die waarin Jehovah’s getuigen verkeren!”d
Laten de „onafhankelijke” geestelijken maar voortgaan datgene aan te prijzen wat tot geestelijke anarchie leidt, Jehovah’s verenigde getuigen zullen toch blijven vasthouden aan het ene, met een wijnstok te vergelijken kanaal. — Joh. 15:5, 6.
GESMAAD DOOR SEKTARISCHE TRADITIONALISTEN
9. Hoe zijn de Getuigen overeenkomstig Job 8:8 gesmaad?
9 Het is welbekend dat velen van de „mens der wetteloosheid”-klasse van geestelijken pilaren en voorvechters zijn van de orthodoxie en evenals Bildad uit de oudheid hardnekkig vasthouden aan de oorspronkelijke Babylonische wijsheid van het „voorgeslacht” en van de „vaderen” (Job 8:8). Vanaf de hoogten van Babylonische tradities zien zij minachtend neer op de in de bijbel onderlegde getuigen van Jehovah. Luister maar naar het commentaar dat in een wekelijks verschijnend katholiek jezuïtisch tijdschrift werd gegeven op Jehovah’s getuigen die in internationale vergadering bijeen waren.
„Ze [de vergadering van Jehovah’s getuigen] vormde een indrukwekkende demonstratie van de invloed die primitieve — en verdraaide — religie in een uur van verwarring van het mensdom op eenvoudige geesten uitoefent. Ze vormde tevens een illustratie van de onweerstaanbare macht van enkele ideeën waaraan krachtig wordt vastgehouden”e (Wij cursiveren).
10. Wat hebben de met Job te vergelijken gezalfden geantwoord?
10 Hier volgt het antwoord van de met Job te vergelijken gezalfden op de uitval die de geestelijken tegen hen deden omdat zij tradities verwerpen:
„Doordat de religiën der Christenheid oude heidense leerstellingen en gebruiken of moderne philosophieën in de plaats stellen voor de waarheden die in de Bijbel zijn vervat, komen ze overeen met het afvallige Israël, dat beleed Jehovah’s volk te zijn: ’Een rund kent zijn eigenaar en een ezel de krib van zijn meester, maar Israël heeft geen begrip, mijn volk geen inzicht,’ (Jes. 1:3, NBG). Zij plaatsen zich in de positie waarin zij een smartelijk oordeel ondergaan, waartegen zij luide protesteren en dat door hen als onverdraagzaam wordt betiteld. Maar zegt God in deze tekst niet zelf dat zij minder verstand hebben dan een rund en een ezel?”f
Deze meesters van traditie, sektarische traditionalisten, uiten de beschuldiging dat de religie van Jehovah’s getuigen ’primitief’ en ’verdraaid’ is, terwijl de op de bijbel gebaseerde religie van de Getuigen toch zuiver en alleen om het hooghouden van Jehovah’s goddelijke soevereiniteit draait (Job 8:3). Ja, zij brandmerken de „kinderen” of metgezellen van de gezalfden als ’zondaars’ („eenvoudige geesten”) die in een tijd van wereldverwarring, een verwarring die voornamelijk door de geestelijken zelf is teweeggebracht, een „overtreding” hebben begaan (’religie hebben verdraaid’) tegen de tradities van de afvallige sekten. — Job 8:4, 9, 10.
OPENLIJK VEROORDEELD WEGENS HET ZOEKEN NAAR NAUWKEURIGE BIJBELKENNIS
11. Vermeld de ervaring die overeenkomt met de beschuldiging in Job 11:7.
11 Vele sektariërs van de christenheid voelen evenals Zofar de ontmaskering door de „woordenvloed” of het religieuze onderricht dat nauwkeurig door de met Job te vergelijken getuigen wordt gepubliceerd (Job 11:2-4). Zij veroordelen hen openlijk omdat zij verder gaan dan de vroege vertalingen van de bijbel om door middel van recentere vertalingen van de Schrift nauwkeurig „de geheimen Gods [te] doorgronden” (Job 11:5-8). Merk op welke aanval in een religieuze publikatie van een Amerikaanse sekte wordt gedaan:
„Het belangrijkste van de door de ’Getuigen’ ondernomen dingen is wel dat zij een nieuwe bijbel gaan maken. Zij hebben door bemiddeling van N. H. Knorr bekendgemaakt dat zij een ’nieuwe vertaling’ van de Schrift zullen uitgeven, aangezien de huidige vertalingen hun niet van pas komen. . . . Wanneer een leer . . . vreemdsoortig anti-God wordt, heeft ze een ’nieuwe vertaling’ van de bijbel nodig. Dat wil zeggen, ze heeft een andere ’bijbel’ nodig. De bijbel die God ons heeft gegeven, is niet voldoende om de nieuwe religie uiteen te zetten.”g
12. Vermeld enkele punten uit het antwoord van de Getuigen.
12 In het prompte antwoord van de Getuigen werd onder andere gezegd:
„Welke bijbel bedoelt u met de uitdrukking ’de bijbel die God ons heeft gegeven’? Wanneer in uw blad een aanhaling wordt gedaan uit de American Standard Revised Version gebruikt u stellig niet ’de bijbel die God ons heeft gegeven’. Of bent u naïef genoeg om te denken dat God ons werkelijk die vertaling heeft geschonken? De bijbel die God ons heeft gegeven, is de geïnspireerde bijbel die in het Hebreeuws, het Aramees en het gewone Grieks werd opgetekend, hetgeen thans nagenoeg dode talen zijn. Als het voortbrengen van een ’nieuwe vertaling’ in hedendaagse taal en volgens de laatste vondsten op het gebied van de bijbel betekent dat er ’een nieuwe bijbel’, ’een andere „bijbel”’, wordt gemaakt, vertel ons dan eens het volgende: Waarom heeft het Amerikaanse herzieningscomité dat de American Standard Version voortbracht, waaruit in uw blad voornamelijk aanhalingen worden gedaan, in 1946 de Revised Standard Version van het Nieuwe Testament uitgegeven en zal ze binnenkort ook een herzien Oud Testament uitgeven? Zult u dit comité ervan beschuldigen ’een nieuwe bijbel te maken’? Zijn zij ’zo vreemdsoortig anti-God geworden’ dat zij een nieuwe vertaling nodig hebben opdat zij een nieuwe religie uiteen kunnen zetten?”h
Laten de geestelijken maar als Zofar denken, als zij dit willen. Wat Jehovah’s getuigen betreft, zij zullen ermee doorgaan naar een steeds grotere nauwkeurigheid van het Goddelijke Woord te zoeken.
OPENLIJK VEROORDEELD ALS „KETTERS” MET BETREKKING TOT DE OPSTANDING
13. Verschaf bij wijze van achtergrond inlichtingen over een bijbelse leerstelling met betrekking waartoe de gezalfden openlijk als „ketters” zijn veroordeeld.
13 Job geloofde in de opstanding van de individuele persoon (Job 14:13, 14). Ook de Grotere Job, Jezus Christus, was de grootste leraar met betrekking tot de opstanding van de dode ziel (Joh. 11:25; Matth. 12:40; Hand. 2:25-35). Nooit spreekt de bijbel over de ’opstanding van het dode lichaam’. Toch geloofden de Farizeeën uit Jezus’ dagen in een ’wederopstanding des vleses’.i Op overeenkomstige wijze onderwijzen de geestelijken thans nog steeds de onbijbelse sibboleth-zienswijze dat er een ’wederopstanding des vleses’ is. Een hoogleraar in de systematische theologie aan een calvinistisch seminarie veroordeelt de Getuigen op dit punt openlijk als „ketters”.
„In de geschiedenis van de christelijke kerk werden mensen die leerden dat de ’opstanding’ onlichamelijk was, als ketters gebrandmerkt. De vroege vaders [in zijn voetnoot verwijst hij naar Polycarpus, Justinus Martyr, Tatianus, Theóphilus, Athenágoras en Irenaeus] verdedigden energiek de wederopstanding des vleses (in een fysiek opzicht) als een uitgesproken christelijke leerstelling. . . . Toch doen Jehovah’s Getuigen, die beweren alleen naar de Schrift te luisteren, deze oude ketterij weer herleven!”j (Wij cursiveren)
14, 15. (a) Hoe brachten de Getuigen dit tot iets ongerijmds terug? (b) Wie zijn in werkelijkheid de ketters, en waarom?
14 In De Wachttoren van 15 april 1963 (blz. 238) werd niet alleen een volledige schriftuurlijke ondersteuning gegeven voor het feit dat de opstanding van Jezus en de anderen niet inhoudt dat zij hun fysieke lichaam naar de hemel meenemen, maar werd deze zienswijze van de geestelijken bovendien als volgt tot iets ongerijmds teruggebracht:
„Laten wij eens veronderstellen dat Jezus zijn aardse menselijke lichaam in de hemel bezit. Aangezien geestelijken die met klem betogen dat Jezus zijn menselijke lichaam in de hemel bezit, leren dat hij ook God zelf is, zouden wij dan weten hoe God er uitziet. Hij ziet er uit zoals Jezus er uitzag toen hij op aarde was; wellicht is hij één meter tachtig lang, terwijl hij een joodse neus en misschien een baard heeft. Verder heeft hij manlijke voortplantingsorganen en zal hij ongeveer tweehonderd pond wegen. . . . Als Jezus met zijn menselijke lichaam in de hemel is, bezit hij het gehele spijsverteringsstelsel, met inbegrip van de mond en de maag; en zijn getrouwe discipelen zouden wanneer zij naar de hemel gingen, eveneens het spijsverteringskanaal bezitten. . . . Sta hier eens bij stil! Sinds de komst van menselijke lichamen moeten er nu toiletten in de hemel zijn, zowel particuliere als openbare, met afzonderlijke toiletten voor mannen en vrouwen. En Jezus, die volgens de geestelijken God zelf is, moet nu en tot in alle eeuwigheid van een hemels toilet gebruik maken, iets wat hij nooit in de hemel behoefde te doen voordat hij een mens werd! (1 Kon. 18:27) Toch moet dit het geval zijn als wij logisch doorredeneren!”
15 Wie zijn, met het oog op het voorgaande, eigenlijk precies de ketters? Jehovah’s getuigen, die de soevereine majesteit van Jehovah God hooghouden als een geest die totaal van de mens verschilt en boven de mens staat, of de geestelijken van de christenheid met hun „vroege vaders”, die in feite beweren dat de Allerhoogste God als de nietige mens is? (Num. 23:19) De beschimping van de geestelijken dat de met Job te vergelijken getuigen „ketters” zijn, komt stellig op hun eigen hoofd neer en brandmerkt hen net als de Farizeeën als personen die tegen de ware leer van de bijbel zijn gekant en derhalve „ketters” zijn. — Matth. 15:3.
DE MENSEN AANGERADEN DE GETUIGEN TE MIJDEN
16. Waarom is, in harmonie met Job 15:10, de raad gegeven de Getuigen te mijden, en door wie?
16 De leiders van de oudere religieuze sekten brandmerken de Getuigen als personen die vol „ijdele kennis” zijn (Job 15:2-6). Evenals Elifaz beweren zij dat de met Job te vergelijken personen een opgeblazen hoofd hebben met te veel bijbelkennis. Zij veroordelen de Getuigen wegens het feit dat zij niet naar de ervaring van de oudere religieuze organisaties luisteren (Job 15:7-10). In een katholiek jezuïtisch tijdschrift in de Verenigde Staten wordt de volgende raad gegeven:
„De getuigen van Jehovah zijn op hun bijzondere manier specialisten. Over het algemeen weten zij meer van de bijbel af dan de meeste katholieken. Daar zij erop staan al hun gesprekken op basis van de bijbel te voeren, zal een katholiek die hierin betrokken wordt hen op hun eigen terrein tegemoet moeten treden. Hoewel de Getuigen een verdraaid beeld van de bijbel hebben, is een katholiek met zijn hoogstwaarschijnlijk betreurenswaardig gebrek aan kennis van de Heilige Schrift sterk in het nadeel. Het zou goed zijn onvoorbereide katholieken de raad te geven hen te mijden, want zij zullen weinig tot stand brengen en hun eigen geloof in gevaar kunnen brengen. Alleen goed onderrichte katholieken kunnen het tegen hen opnemen”k (Wij cursiveren).
Dus alleen de „grijsaards” en „hoogbejaarden” (Job 15:10) van de Rooms-Katholieke Kerk, degenen die doorkneed zijn in Babylonische tradities, zouden behoorlijk met de gezalfde getuigen kunnen discussiëren!
BEWERING DAT DE GETUIGEN HET WERKELIJKE HELLEVUUR TEGEMOET GAAN
17. Waaruit blijkt dat de geestelijken revanche nemen omdat hun hellevuur-leer is ontmaskerd?
17 Onvermurwbaar in hun standpunt voor de Babylonische leer van de hellepijniging, blijven de met Bildad te vergelijken hedendaagse religieuze woordvoerders ermee doorgaan zich op de Getuigen te wreken omdat dezen hen zo duidelijk ontmaskeren en aantonen dat hun leerstellingen onbijbels zijn. Zo is er bij voorbeeld uiteengezet dat zowel mensen als dieren zielen zijn en dat beide categorieën hetzelfde overkomt, „gelijk dezen sterven, zo sterven genen” (Pred. 3:19-21). Met het oog op de duidelijke bijbelse verklaringen klagen de geestelijken tegen de met Job te vergelijken getuigen in de woorden van Bildad: „Waarom worden wij als vee beschouwd, zijn wij stompzinnig in uw ogen?” (Job 18:3; 2 Petr. 2:12) Luister nu eens naar wat sommigen die leren dat zielen in de hel worden geroosterd, hebben te zeggen:
„’Jehovah’s Getuigen’, 70.000 man sterk, hebben zo juist een congres gehad in New York [1950], ter gelegenheid waarvan zij veel van zich hebben doen spreken. Hun [president van het Genootschap] N. H. Knorr heeft hun uitermate interessante dingen voor ’de nabije toekomst’ beloofd, waaronder de afschaffing van de Hel, zoals in de Schrift wordt uiteengezet. . . . Zij beseffen echter niet dat het aanbod hun wordt gedaan in bewoordingen die precies tegenovergesteld zijn aan de taal waarvan God zich bedient. God vertelt hun dat er een plaats zoals de Hel is, en deze is niet Hades of het graf. Hun leiders vertellen hun dat zo’n plaats niet bestaat. Dit is duidelijk anti-God en brandmerkt de ’Getuigen’ als personen die het ’kenteken van het beest’ bezitten. God zegt dat de goddelozen ’zullen heengaan naar de eeuwige straf’ (Matth. 25:46), maar de ’Getuigen’ zeggen dat zulk een plaats niet bestaat. Door zo te spreken, bereiden zij zich er echter op voor daar naar toe te gaan!”l (Teksthaken en cursivering van ons)
18. Welk antwoord publiceerden de Getuigen?
18 In hun vier bladzijden beslaande gedrukte antwoord zeiden de Getuigen duidelijk:
„Uit uw eigen mond veroordeelt u zich zelf. U zegt dat ’het aanbod hun wordt gedaan in bewoordingen die precies tegenovergesteld zijn aan de taal waarvan God zich bedient’. Hoe is dit mogelijk? De Nieuwe-Wereldvertaling [Engels] gebruikt niet het Oudengelse woord ’hel’, maar gebruikt zuiver de woorden die God ons in zijn oorspronkelijke bijbel heeft gegeven, namelijk Hades, Gehenna en Tartarus. Dit duidt beslist niet op het maken van een andere bijbel, een bijbel die verschilt van die welke God ons heeft gegeven, maar hier wordt precies de taal gebruikt waarvan God zich bedient. Het is derhalve wel vergezocht dit als ’duidelijk anti-God’ te brandmerken en als iets wat het ’kenteken van het beest’ draagt. Jehovah’s getuigen schaffen Gehenna niet af, maar zij plaatsen deze terug in de Schrift waar ze behoort. . . . Jezus waarschuwde zijn tegenstanders door de berisping: ’Naar uw woorden zult gij rechtvaardig worden verklaard en naar uw woorden zult gij worden veroordeeld’ (Matth. 12:37). Op grond van uw woorden tegen Jehovah’s getuigen wordt uw blad The Vindicator niet rechtvaardig verklaard, maar voor het aangezicht van God en alle mensen van goede wil veroordeeld.”a
Wederom kan de lezer oordelen wie met betrekking tot deze hellevuur-leer van de geestelijken gelijk heeft.
BESCHREVEN ALS FANTASTISCH
19, 20. (a) Welke sekte uitte de beschuldiging dat de Nieuwe-Wereldvertaling „fantastisch” is, en op welke wijze? (b) Welk antwoord gaven de gezalfde getuigen?
19 De met Zofar te vergelijken geestelijken blijven van de met Job te vergelijken getuigen een wat zij een „smadelijke terechtwijzing” noemen, horen (Job 20:3). Zij verklaren nog steeds dat de Getuigen ’s werelds Religieuze Kwaaddoeners No. 1 zijn (Job 20:5). In deze geest werd de Nieuwe-Wereldvertaling in een van de redactionele artikelen van The Baptist Record als volgt als fantastisch of een voortbrengsel van de verbeelding gebrandmerkt:
„Nog een voorbeeld van hun fantastische vertaling . . . ’kruis’ . . . weggelaten ten gunste van ’paal’. Er bestaat absoluut geen autoriteit voor, het kruis als paal weer te geven.”b
20 In The Watchtower van 15 november 1950 werd een antwoord van vijf bladzijden afgedrukt waarin de gezalfde getuigen de Nieuwe-Wereldvertaling afdoende verdedigden met betrekking tot elk punt waarop ze door The Baptist Record was aangevallen. Hier volgt gedeeltelijk hun antwoord op de bovengenoemde beschuldiging:
„Uw titel luidt: ’Het kruis is geen paal’, en in paragraaf vier wordt gezegd dat het fantastisch is ’paal’ in plaats van ’kruis’ te gebruiken. . . . Als u niet zo dwaas was geweest dit eruit te flappen voordat u een onderzoek had ingesteld, maar een exemplaar van de Nieuwe-Wereldvertaling [Engels] had genomen en had gelezen wat er op de bladzijden 768-771 van het Appendix over Matthéüs 10:38 en ’martelpaal’ wordt gezegd, zou u in uw redactionele artikel meer hebben ingebonden. U zou hebben geleerd dat het martelwerktuig dat de Grieken stauros en de Latijnen crux noemden, oorspronkelijk slechts een paal zonder enig dwarshout was. . . . Klaarblijkelijk hebt u bij het lezen van de bijbel verzuimd juiste betekenis toe te kennen aan het feit dat de apostel Petrus het slechts een ’hout’ noemt (Hand. 5:30; 10:39; 1 Petr. 2:24), terwijl ook de apostel Paulus het in Handelingen 13:29 en Galáten 3:13 een ’hout’ noemt. Het was in uw geval gemakkelijk te verklaren dat Jezus niet aan een eenvoudige paal is gestorven, maar er wordt in uw redactionele artikel geen enkel bewijs of argument gegeven waardoor wordt aangetoond dat de Nieuwe-Wereldvertaling op dit punt fantastisch, onjuist en onschriftuurlijk is.”c
Er werd beleefd aan de redactie van The Baptist Record gevraagd het antwoord van de Watchtower op het redactionele artikel, in haar blad op te nemen om de grove onjuiste voorstelling van de Nieuwe-Wereldvertaling recht te zetten en aldus de belemmering voor de zaak van de bijbelse waarheid weg te nemen. Het antwoord? Nog meer vijandschap van de zijde der geestelijken tegen de met Job te vergelijken getuigen als een smadelijke beschimping aan het adres van Jehovah.
IN HET WILDE WEG GEUITE BESCHULDIGINGEN VAN SLECHTHEID EN ONGERECHTIGHEID
21-23. (a) Hoe hebben de geestelijken getracht Job 22:5 op deze tijd van toepassing te brengen? (b) Wat hebben de Getuigen geantwoord?
21 De orthodoxie wordt nog steeds in verwarring gebracht door de verpletterende antwoorden van Jehovah’s getuigen wanneer de geestelijken hen in het wilde weg van allerlei soorten van slechtheid en ongerechtigheid betichten. Evenals Elifaz uit de oudheid zeggen zij in hun laatste ronde van het geschil in werkelijkheid: „Is niet uw boosheid groot, en zijn uw ongerechtigheden niet eindeloos?” (Job 22:5) Een voorbeeld van zulk een ongerechtvaardigde aanval treffen wij aan in de uitgave van augustus 1955 van een „Nationaal katholiek maandblad voor het gezin”, getiteld de „Home Messenger”, in het artikel getiteld: „Zij noemen zich de Getuigen van Jehovah.” Er werd openlijk getoond dat de schrijver in zijn lage poging te bewijzen dat de Getuigen slechte mensen zijn, vijfendertig leugens, onwaarheden en onjuiste verklaringen had gepubliceerd.
22 In het tijdschrift Awake! van 8 april 1956 (de bladzijden 17 en 18) is het volledige antwoord van de Getuigen gepubliceerd onder het opschrift „De huichelarij van mensen die leugens spreken” (1 Tim. 4:1-3). Enkele uittreksels van het antwoord zullen onthullen hoe laag deze aanval van de zijde der geestelijkheid was.
„Het artikel beweert verder dat Jehovah’s getuigen geloven dat ’Christus in de lucht rondzweeft’ en dat zij eerst verwachtten dat Christus in 1874 zichtbaar zou wederkomen en vervolgens in 1914, toen er in 1874 niets was gebeurd, en dat zij, toen zij in 1914 werden teleurgesteld, ’met het prachtidee op de proppen kwamen dat Christus inderdaad in 1914 was gekomen, maar onzichtbaar’. Het feit doet zich voor dat Jehovah’s getuigen vanaf het allereerste begin hebben begrepen dat Christus’ tweede tegenwoordigheid onzichtbaar zou zijn. . . . Vervolgens wordt de lezer ervan verzekerd dat ’de gevangenis de juiste achtergrond voor de getuigen schijnt te zijn. Hun „Rechter” Rutherford bevond zich in de gevangenis toen hun stichter, „Pastor” C. T. Russell, in 1916 stierf’, en dat hij daar werd opgesloten wegens opruiing en tegenwerking van de dienstplichtwet. Iedereen weet echter dat er in 1916 in de Verenigde Staten geen sprake was van opruiing of een dienstplichtwet. De feiten zijn dat Rechter Rutherford pas in 1918 werd veroordeeld, meer dan anderhalf jaar nadat Pastor Russell was gestorven, en dat deze veroordeling later, tijdens een rechtszitting als onrechtvaardig werd herroepen.”
23 Wie wordt, met het oog op deze bewijzen dat de herders van de christenheid een leugenachtige geest bezitten, nu eigenlijk schuldig bevonden aan slechtheid en ongerechtigheid? Wekt het dan nog enige verwondering dat de ontzaglijk hoge misdaadgolf in de christenheid gelijke tred houdt met de toename in kerkbezoek die in de christenheid wordt waargenomen?
AFVALLIGEN DRINGEN AAN OP CONFORMITEIT EN HET LEZEN IN DE STERREN
24, 25. (a) Welke overeenkomsten blijken er in deze tijd te bestaan met betrekking tot conformiteit en de gewoonte zich voor inlichtingen tot de sterren te wenden? (b) Noem enkele punten uit het antwoord van Jehovah’s dienstknechten.
24 Evenals Bildad uit de oudheid redeneren hedendaagse religieuze leiders op menselijke wijze dat Gods heiligheid te hoog is dat ze door de mens nagevolgd en verworven kan worden (Job 25:4). Zij betogen dat de met Job te vergelijken gezalfden zich gewonnen moeten geven wat hun standvastige handelwijze van afgescheidenheid en rechtschapenheid in heilige afzondering voor Jehovah betreft (2 Kor. 6:17; 7:1; 1 Petr. 1:15, 16). Verder verraadt Bildad uit de oudheid zijn Babylonische neigingen door menselijke activiteiten te beschouwen met betrekking tot de beweging van de sterren (Job 25:5). Ook in deze tijd schijnen de afvalligen er in hun argumenten tegen Jehovah’s getuigen de voorkeur aan te geven in de sterren te lezen, Babylonische astrologie te beoefenen, in plaats van de veilige raad van de bijbel. Merk op hoe zij over deze zaak denken:
„Ik zag dat een geestelijke een Wachttoren Getuige opzij duwde, terwijl hij uitriep, ’Vervloekte dienstweigeraar!’ . . . Wij wierpen hen in gevangenissen om hun zienswijze betreffende de militaire dienst en om hun halsstarrige weigering zich aan de dienstplicht te onderwerpen. . . . We onderhielden hen in het openbaar over hun houding ten opzichte van de vlag en de staat. We namen hen onderhanden wegens hun verzet tegen bloedtransfusie. . . . We predikten tegen hen en waarschuwden het volk voor hen. . . . Ik heb hier geen horoscoop op getrokken, maar daar de opzienbarende Getuigen vaste voet hebben gekregen, hoop ik alleen dat er in de sterren staat geschreven, dat ze ook nog eens hun ongeloofwaardige standpunt met betrekking tot het groeten van de Amerikaanse vlag zullen wijzigen, terwijl zij met de regering samenwerken en andere kerken respecteren . . .”d (Wij cursiveren).
25 In De Wachttoren van 1958, bladzijde 276, gaven Jehovah’s getuigen antwoord op deze Babylonische smeekbede tot de sterren om conformiteit. Er werd onder andere in gezegd:
„De moderne geschiedenis van Jehovah’s volk laat hun standvastigheid van de afgelopen jaren zien ten opzichte van Gods waarheid, ondanks tegenstand en vervolging, en hierin is stellig geen aanwijzing te vinden dat zij in de toekomst datgene wat Jehovah van hen verlangt in de wind zullen slaan. Wat Jehovah’s getuigen in de toekomst zullen doen, staat heus niet ’in de sterren geschreven’; het zal heus niet te zien zijn door Jehovah’s sterrenhemel aandachtig af te turen. Ja, het pogen om gebeurtenissen door middel van de sterren te voorspellen of te geloven aan de zogenaamde ’invloed’ van de sterren op ons leven, is in strijd met Jehovah’s Woord. Wij zien voor onze toekomst niet op naar de sterren aan de zichtbare hemel, maar naar God, die in de hemel der hemelen troont.” — Zie Jesaja 47:1, 13.
AFVALLIGEN VERMIJDEN HET DE GODDELIJKE NAAM TE GEBRUIKEN
26, 27. (a) Welk patroon wordt nog steeds door de afvalligen gevolgd met betrekking tot het gebruik van de goddelijke naam? (b) Hoe zijn de gezalfden er waakzaam in geweest Jehovah’s naam in een recente ervaring te verdedigen?
26 Zoals reeds is aangetoond, hebben de door Babylonische gewoonten beïnvloede religieuze leiders het door alle eeuwen heen vermeden de ware God bij zijn warme, persoonlijke naam, die in onze tijd gewoonlijk Jehovah luidt, te noemen. Dit was het geval met betrekking tot Jobs drie valse vertroosters, het was het geval bij de joodse sektariërs in Jezus’ tijd en het is op overvloedige wijze het geval bij de „mens der wetteloosheid”-klasse, de geestelijken der christenheid, in deze laatste dagen. Afvallige leiders hebben op Babylonische wijze pressie uitgeoefend op bijbelvertalers om de goddelijke naam te verwijderen. Merk de volgende unfaire aanval op die een Presbyteriaanse hoogleraar aan een seminarie op Jehovah’s getuigen deed toen hij hen ervan beschuldigde inconsequent te zijn in de wijze waarop zij de goddelijke naam in hun Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften hebben hersteld. Hij uitte de beschuldiging dat zij er een „Ariaanse theologie” op na hielden (dat zij antitrinitarisch waren) en hun vertaling derhalve op antitrinitarische wijze hebben gekleurd toen zij Jehovah in sommige teksten herstelden waar het Griekse woord kurios (Heer) zonder een bepalend lidwoord voorkwam en niet op andere plaatsen.
27 Jehovah’s getuigen publiceerden een uit drie bladzijden bestaand antwoord op deze vijandschap.
„Met het oog op het bovenstaande vragen wij ons af waarom de met de faculteit van het Princeton Theological Seminary verbonden theoloog slechts een gedeelte van bladzijde 9 van het bovengenoemde Voorwoord aanhaalde en al de hierboven verstrekte inlichtingen uit het Voorwoord betreffende de wijze waarop de vertalers hebben vastgesteld of het juist was de goddelijke naam in de Christelijke Geschriften terug te brengen, onaangehaald liet. . . . De New World Translation is derhalve consequent en schendt geen in het Voorwoord uiteengezette algemene gedragslijn wanneer ze de in 1 Korinthiërs 12:3 en ook in Filippenzen 2:11 voorkomende uitdrukking als ’Jezus is Heer’ en niet als ’Jezus is Jehovah’ weergeeft. De vertalers kunnen er op grond van deze handelwijze daarom niet van worden beschuldigd door de theologie van de anti-trinitariër Arius te zijn beïnvloed. . . . Het is heel gemakkelijk voor een trinitarische theoloog der christenheid om op een bijbelvertaling te vitten die niet met zijn trinitarische leer overeenstemt. Wanneer hij dit echter doet door de basis waarop de gekritiseerde vertaling iets consequent weergeeft, te verbergen, is hij dan eerlijk en wetenschappelijk?”e
Wederom hebben de waakzame, met Job te vergelijken gezalfden een Babylonische gewoonte om de goddelijke soevereiniteit van Jehovah te verwerpen, aan de kaak gesteld. — Job 6:10.
ANGLICAANSE BISSCHOP GEEFT TOE DAT GOD EEN NAAM HEEFT
28. Wat geeft een anglicaanse bisschop toe met betrekking tot Gods naam?
28 Een anglicaanse bisschop geeft toe dat de Babylonische gewoonte van de geestelijken om de persoonlijke naam van de Godheid te vermijden en uit bijbelvertalingen weg te nemen, verkeerd is geweest. Hij schrijft:
„Als de Godheid geen eigennaam had, geen naam die meer op een persoonlijke aard duidde dan de algemene naam God, zouden wij geen reden hebben te veronderstellen dat de Godheid ons liefheeft en onze liefde in ruil terugvraagt. Als ons zou worden gezegd dat wij God moeten liefhebben, zouden wij niet beter kunnen doen dan voorwenden hem lief te hebben. . . . Aan Israël maakte God zich bekend als een persoon met de eigennaam Jahweh (Ex. 3:15). De naam Jahweh komt alleen al in de Psalmen ongeveer 665 maal voor. . . . Er is reeds opgemerkt dat het woord Jehovah in de King-Jamesvertaling van 1611 en in de (Engelse) Herziene Vertaling van 1885 slechts vier maal voorkomt, gevallen waarin het om de een of andere reden pijnlijk was de Naam weg te laten. In de Revised Standard Version van 1952 komt het woord Jehovah echter helemaal niet voor. . . . Ik heb nooit het genoegen gehad een lid van de enthousiaste sekte genaamd Jehovah’s Getuigen te ontmoeten. . . . Zij schijnen een ’ijver voor God te hebben, maar niet volgens kennis’. En ik kan inzien dat er enige reden bestaat voor hun haat jegens de Revised Standard Version en de auteurs ervan”f (Hij cursiveert).
Merk op dat deze bisschop Jehovah’s getuigen nog steeds lichtelijk smaadt omdat zij een ’ijver zonder kennis’ hebben, ook al hebben zij in deze aangelegenheid van het herstellen van de goddelijke naam van begin tot eind gelijk gehad.
JEHOVAH VERDEDIGT ZIJN GEZALFDEN
29, 30. (a) Stel de punten die door de zo juist beschouwde parallelle berichten zijn onthuld, tegenover elkaar. (b) Welke sympathieën en neigingen worden door de geestelijken aan de dag gelegd? (c) Hoe heeft Jehovah zijn getuigen verdedigd?
29 Door de zojuist weergegeven woordenwisseling is aangetoond welke treffende parallellen er bestaan tussen het Job-drama uit de oudheid en het drama op het wereldomvattende toneel in deze tijd, waarbij alles om Jehovah’s getuigen draait (1 Kor. 4:9). In beide gevallen hebben de gebabyloniseerde werktuigen van Satan hun toevlucht moeten nemen tot leugens, halve waarheden, het verbergen van feiten, laster, emotionaliteit en astrologie en hebben zij uit een duidelijke onwetendheid van de bijbel geargumenteerd. Aan de andere kant hebben de met Job te vergelijken getuigen met waarheid, zelfbeheersing, christelijke liefde, gebruikmaking van de Schrift en het vasthouden aan de feiten gereageerd en op basis van een grondige en nauwkeurige kennis van de Schrift geredeneerd, altijd de waarheid van de bijbel en de goddelijke soevereiniteit van Jehovah hooghoudend. Nu wordt het duidelijk waarom velen van de geestelijken met sympathie beweren de argumenten van Jobs tegenstanders beter te begrijpen en liever aan te halen dan die welke door Job zelf werden geuit. Eén autoriteit zegt: „De woorden van zijn [Jobs] vrienden . . . zijn aanvaardbaarder dan vele van de meer onbezonnen uitspraken van Job.”g
30 Er is nu duidelijk aangetoond dat degenen met een Babylonische denkwijze alleen de sibboleth-uitspraken van de afval kunnen begrijpen, zodat zulke sektariërs nooit de sjibboleth-uitspraken kunnen begrijpen van de ware aanbidding van Jehovah, zoals die in de oudheid werd verdedigd door Job, vervolgens door Jezus Christus en zijn apostelen en nu door Jehovah’s hedendaagse getuigen. Hoewel de ware God Jehovah eeuwenlang door Satan en zijn gebabyloniseerde werktuigen is gesmaad, is hij door zijn ware dienstknechten op aarde gerechtvaardigd. Jehovah heeft zelf aangetoond welke zijde juist blijkt te zijn. Hij zegt tot de hedendaagse sektarische afvalligen: „Mijn toorn is ontbrand tegen u . . . want gij hebt niet recht van mij gesproken zoals mijn knecht Job” (Job 42:7). Gelukkig zijn Jehovah’s gezalfden in deze tijd, die sinds 1919 in hun herstel als dat van Job de tegen hen gerichte Babylonische vijandschap blijven verduren wanneer zij Jehovah’s goddelijke soevereiniteit als de Grootste Koning der Eeuwigheid getrouw ondersteunen. „Aan de Koning der eeuwigheid nu, onvergankelijk, onzichtbaar, de enige God, zij eer en heerlijkheid tot in alle eeuwigheid. Amen.” — 1 Tim. 1:17.
[Voetnoten]
a The Catholic Telegraph-Register, uitgave van vrijdag, 18 aug. 1950, artikel getiteld: „Luisteren naar”, door „monseigneur” M. Smith.
b Full Gospel Men’s Voice, uitgave van maart 1963, blz. 2, 3, 23, een publikatie van de Pinkstergemeente.
c Seher, Gruebler, Enthusiasten, door K. Hutten, 6de uitgave, Stuttgart: Quell-Verlag, 1960, blz. 105.
d Wachttoren 1952, blz. 142, 143.
e America, uitgave van 19 aug. 1950, blz. 507.
f Wachttoren 1952, blz. 143.
g The Vindicator, uitgave van nov. 1950, artikel getiteld „Weer een ’nieuwe bijbel’ in de maak”.
h Wachttoren 1951, blz. 105-108.
i Hellenism, door N. Bentwich, blz. 150.
j The Four Major Cults, 1963, door A. A. Hoekema, blz. 305.
k America, 24 juni 1961, blz. 464, 465; 1962 Yearbook of Jehovah’s Witnesses, blz. 48, 49; Wachttoren 1962, blz. 29.
l The Vindicator, uitgave van nov. 1950, artikel getiteld „Weer een ’nieuwe bijbel’ in de maak”. Zie Watchtower 1951, blz. 105-108.
a Watchtower 1951, blz. 108.
b The Baptist Record, uitgave van 30 aug. 1950, een redactioneel artikel getiteld „Het kruis is geen paal”. Zie Watchtower 1950, blz. 453-457.
c The Baptist Record, uitgave van 30 aug. 1950, een redactioneel artikel getiteld „Het kruis is geen paal”. Zie Watchtower 1950, blz. 453-457.
d The Christian Century, 13 febr. 1957; ook Wachttoren 1958, blz. 275, 276.
e Antwoord aan Dr. B. M. Metzger, een lid van de faculteit van het Princeton Theological Seminary in New Jersey. Zie Wachttoren 1961, blz. 413-416.
f Bisschop Dr. W. Lowrie van de Anglican Theological Review, Deel XLI, blz. 245-252, okt. 1959.
g The New Bible Dictionary, 1962, J. D. Douglas, blz. 637.