Hoe zullen wij ontkomen?
„Blijft dan wakker, te allen tijde smekend dat gij erin moogt slagen te ontkomen aan al deze dingen die stellig gaan geschieden, en te staan voor het aangezicht van de Zoon des mensen.” — Luk. 21:36.
1. Waarom is de vermelding van ontkoming altijd opwindend, en hoe zou dit geïllustreerd kunnen worden?
ONTKOMING! Dat is altijd een opwindend woord. Wij gebruiken het alleen wanneer er sprake is van een werkelijk gevaar en er dringend gehandeld moet worden. Zo zou het kunnen voorkomen dat wij ons na een christelijke vergadering in de plaatselijke Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen bijgewoond te hebben, om de een of andere reden naar huis moeten spoeden. Wij zouden in dat geval echter niet zeggen dat wij ontkoming zochten, tenzij wij plotseling een rookwolk zagen opstijgen. Of beschouw eens een andere illustratie: Wij zien een flatgebouw in brand staan en haasten ons naar de plaats van de ramp. Daar, op een van de bovenste verdiepingen, zien wij voor een open raam een vrouw in doodsangst staan met een kind in haar armen! Zij bevindt zich te hoog om te kunnen springen en het zou erg riskant zijn het kind te laten vallen. Welke hoop bestaat er? Deze slachtoffers moeten hetzij via een ladder door brandweerlieden worden bereikt of zij moeten prompt van de brandtrap gebruik maken.
2. Welke factoren zijn er bij ontkoming betrokken?
2 In werkelijkheid zijn er altijd een aantal aspecten aan een ontkomingsverhaal. De volgende belangrijke factoren treden op de voorgrond: (1) Een plaats of dreigende situatie waaruit wij met een gevoel van dringendheid moeten vluchten, (2) de noodzaak van een toevluchtsoord waarheen wij voor bescherming en zekerheid kunnen gaan en (3) de noodzaak acht te slaan op de instructies van iemand die onze hachelijke situatie ziet, een plaats van veiligheid kan verschaffen en ons wil helpen daar te komen. Zo’n persoon is buitengewoon belangrijk.
„DEGENE DIE . . . ONTKOMING VERSCHAFT”
3. (a) Waaraan kan het opschrift van Psalm 18 ons herinneren? (b) Welke factoren worden in Psalm 18:1-6 beklemtoond?
3 Jehovah God is de weergaloze Verschaffer van ontkoming. Wees zo goed Psalm 18 op te slaan en merk dan op dat het opschrift vermeldt dat deze psalm door David werd gecomponeerd „op de dag dat Jehovah hem uit de handpalm van al zijn vijanden en uit de hand van Saul had bevrijd”. Alleen al de vermelding van Israëls eerste menselijke koning, Saul, kan ons er heel goed aan herinneren hoe vaak David het gevoel gehad moet hebben dat hij oog in oog met de dood stond. De koning had nota bene tot driemaal toe getracht David met een speer aan de wand te spietsen! (1 Sam. 18:11; 19:10) Daarna werd David verscheidene jaren achtereen opgejaagd en meedogenloos door Saul achternagezeten (1 Sam. 26:20). Met dit in gedachten kunnen wij ons heel goed de intense gevoelens voorstellen waarmee David de beginwoorden van Psalm 18 uitte, waar wij lezen: „Ik zal genegenheid voor u hebben, o Jehovah, mijn sterkte. Jehovah is mijn steile rots en mijn vesting en Degene die mij ontkoming verschaft. Mijn God is mijn rots. Tot hem zal ik mijn toevlucht nemen, mijn schild en mijn hoorn van redding, mijn veilige hoogte. Degene die lof moet worden toegebracht, Jehovah, zal ik aanroepen, en van mijn vijanden zal ik worden gered. De koorden des doods omgaven mij; ook bleven stortvloeden van nietswaardige mannen mij verschrikken. . . . In mijn nood bleef ik Jehovah aanroepen, en tot mijn God bleef ik om hulp schreeuwen. Uit zijn tempel hoorde hij toen mijn stem, en mijn eigen hulpgeschreeuw voor zijn aangezicht kwam nu in zijn oren.” — 18 Vs. 1-6.
4. Welke grootse titel wordt Jehovah toegekend, en hoe bevestigd Psalm 18 de juistheid ervan?
4 Wat een grootse en vertroostende titel werd daarbij aan Jehovah toegekend — „Degene die . . . ontkoming verschaft”. En bleek Jehovah God dit inderdaad te zijn? Ja, want nadat David machtige daden van Jehovah had beschreven, vervolgde hij met te zeggen: „Hij bevrijdde mij van mijn sterke vijand, en van hen die mij haatten; omdat zij sterker waren dan ik. Zij bleven zich tegenover mij stellen op de dag van mijn onheil, maar Jehovah werd mij tot steun. En hij bracht mij vervolgens uit in een ruime plaats; hij verloste mij, omdat hij behagen in mij had gevonden.” — Ps. 18:17-19.
5, 6. (a) Hoe wordt Jehovah’s volk in Psalm 37 geholpen vertrouwen te stellen in hem als „Degene die . . . ontkoming verschaft”? (b) Hoe brengt Psalm 70 duidelijk een gevoel van dringendheid over?
5 In de Psalmen heeft David dit thema herhaaldelijk opgenomen. In vier van de Psalmen noemt hij Jehovah „Degene die . . . ontkoming verschaft” (Ps. 18:2; 40:17; 70:5; 144:2). Wanneer wij, als Jehovah’s Getuigen, met anderen over Jehovah’s voortreffelijke eigenschappen en voornemens spreken, verwijzen wij vaak naar gedeelten uit Psalm 37. Merk echter het grootse besluit van deze psalm op: „De redding der rechtvaardigen is van Jehovah afkomstig; hij is hun vesting in tijd van nood. En Jehovah zal hen helpen en hun ontkoming verschaffen. Hij zal hun ontkoming verschaffen van de goddelozen en hen redden, omdat zij tot hem hun toevlucht hebben genomen” (37 vs. 39, 40). Hoe krachtig dienen deze woorden Jehovah’s volk ertoe aan te sporen vertrouwen in hem te stellen!
6 Psalm 70 brengt op levendige wijze een gevoel van dringendheid over. Toen David zich in een wanhopige situatie bevond, smeekte hij: „Haast u toch, o God, om mij te bevrijden, o Jehovah, tot mijn hulp. . . . Ik ben ellendig en arm. O God, handel toch snel voor mij. Gij zijt mijn hulp en Degene die mij ontkoming verschaft. O Jehovah, wees niet te laat.” — Ps. 70:1, 5.
7. Met welke houding kunnen wij passend tot Jehovah bidden wanneer wij dringend hulp nodig hebben?
7 Hebt u zich ooit zo gevoeld? Het is zowel vertroostend als geloofversterkend te weten dat wij, als dienstknechten van Jehovah, het vertrouwen kunnen hebben dat hij ’snel voor ons zal handelen’. Hij kent onze behoeften en weet hoe hij erin moet voorzien. Onze liefdevolle hemelse Vader is inderdaad „Degene die . . . ontkoming verschaft”, en wel juist wanneer wij dit nodig hebben. Soms beseffen wij, evenals David, dat onze eigen tekortkomingen ons in een slechte situatie hebben gebracht. Maar evenals David kunnen ook wij Jehovah in oprechtheid, en misschien wel met „een gebroken geest”, naderen, in het volste vertrouwen dat Hij ons gebed zal horen en verhoren. Wij kunnen evenals David smeken: „Schep in mij zelfs een zuiver hart, o God, en leg in mij een nieuwe, standvastige geest.” — Ps. 51:10, 17.
8. Welk aandeel heeft Jezus Christus erin dat wij „hulp op juiste tijd” ontvangen?
8 Nog een factor die wij in gedachte moeten houden, is, dat onze God een Hogepriester heeft verschaft die „medegevoel kan hebben met onze zwakheden” en door bemiddeling van wie wij „de troon van onverdiende goedheid [kunnen] naderen, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en onverdiende goedheid mogen vinden tot hulp op de juiste tijd”. Wij kunnen inderdaad dankbaar zijn voor deze medegevoelende Hogepriester, Jezus Christus, die ons, onder leiding van de Vader, kan „bevrijden” of de weg tot ontkoming uit geestelijke gevangenschap kan wijzen. — Hebr. 2:15; 4:15, 16.
9. (a) Alleen bij welke gelegenheid maakte Jezus melding van „ontkoming”? (b) Welke twee dingen zijn belangrijk wanneer wij ontkoming zoeken?
9 Volgens de Evangelieverslagen maakte Jezus Christus, de Grotere David, slechts éénmaal melding van „ontkoming”. Toen hij over „het besluit van het samenstel van dingen” sprak, gaf hij zijn discipelen de aansporing: „Blijft dan wakker, te allen tijde smekend dat gij erin moogt slagen te ontkomen aan al deze dingen die stellig gaan geschieden, en te staan voor het aangezicht van de Zoon des mensen” (Luk. 21:36; Matth. 24:3). Alvorens die passage gedetailleerd te beschouwen, zullen wij echter enige opwindende, in de Hebreeuwse Geschriften opgetekende ontkomingsverslagen beschouwen en daarbij aandacht schenken aan enkele van de belangrijke lessen die wij moeten leren en op onszelf van toepassing moeten brengen. Als wij in gevaar verkeren, moeten er zonder uitzondering bepaalde essentiële stappen worden gedaan en bepaalde dingen worden vermeden om inderdaad ontkoming te vinden. Wij zullen dit zien als wij historische voorvallen beschouwen.
ONTKOMING AAN DE ZONDVLOED
10, 11. Waarvan was ontkoming afhankelijk in het geval van Noach en zijn gezin, maar wanneer wordt ontkoming onmogelijk?
10 Het eerste verslag dat wij zullen beschouwen, is beslist opwindend, want hierbij was een wereldomvattende vernietiging van de goddelozen betrokken. Zou er ook maar iemand ontkoming kunnen vinden? Houd in gedachte dat Jehovah destijds tot Noach zei: „Wat mij betreft, zie, ik breng de geweldige vloed van wateren over de aarde om alle vlees waarin de levenskracht werkzaam is, van onder de hemel te verderven. Alles wat op de aarde is, zal de laatste adem uitblazen” (Gen. 6:17). Jehovah had Noach echter reeds gedetailleerde instructies voor de bouw van een ark gegeven. Na gewaarschuwd te hebben voor een wereldomvattende vloed, gaf God Noach richtlijnen met betrekking tot hetgeen hij en zijn gezin moesten doen opdat zij, te zamen met bepaalde andere levende schepselen, in leven gehouden konden worden en eraan konden ontkomen door die vernietigende vloed verzwolgen te worden.
11 Waarvan hing ontkoming af? Dit blijkt duidelijk uit de woorden: „Toen deed Noach naar alles wat God hem geboden had. Juist zo deed hij” (Gen. 6:22). Wanneer God uitdrukkelijke geboden of aanwijzingen geeft, wordt er onvoorwaardelijke gehoorzaamheid verlangd. Als iets op het gebied van een aanwijzing of waarschuwing wordt genegeerd, wordt ontkoming onmogelijk. Het resultaat zou dan te vergelijken zijn met wat er in Noachs dagen met de rest van de menselijke familie gebeurde. Jezus zei over hun houding en de gevolgen ervan: „Zij sloegen er geen acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde” (Matth. 24:39). Er was voor zulke personen geen ontkoming mogelijk, omdat zij de dreigende situatie niet hadden onderkend en geen aandacht hadden geschonken aan de instructies voor ontkoming die „Degene die . . . ontkoming verschaft” via Noach had gegeven.
12. Hoe vonden volgens 1 Petrus 3:20 de „acht zielen” in Noachs tijd ontkoming?
12 In dit verslag is nog een punt speciaal opmerkenswaardig. Hoe vonden die „acht zielen” eigenlijk ontkoming? Merk zorgvuldig op welk antwoord de apostel Petrus geeft. Zij werden „veilig door het water . . . heengevoerd” (1 Petr. 3:20). Zij bevonden zich midden in de situatie en werden er niet van verlost doordat zij van de aarde werden weggenomen om bijvoorbeeld een reis naar de maan te maken. Zoals wij zullen zien, kan degenen die Jehovah in deze tijd dienen, iets overeenkomstigs overkomen.
LOTS ONTKOMING UIT SODOM
13. Hoe kwam het dat Lot in Sodom ging wonen?
13 Laten wij vervolgens Lots ontkoming uit Sodom beschouwen. Breng u de achtergrond nog eens te binnen. Omdat er onvoldoende weidegrond was voor alle dieren van Abraham en Lot, liet Abraham aan Lot de keus om te beslissen welke kant hij wilde opgaan. „Toen koos Lot het gehele Jordaandistrict voor zich, en Lot verplaatste zijn kamp naar het oosten. . . . Ten slotte sloeg hij zijn tenten nabij Sodom op. En de mannen van Sodom waren slecht en waren grove zondaars tegen Jehovah.” Lot moet beslist op de hoogte geweest zijn van de slechte reputatie van Sodoms inwoners. Dat district leende zich echter voor materiële voorspoed, want „de gehele streek [was] rijk aan water . . ., als de tuin van Jehovah”. — Gen. 13:5-13.
14. Welke dringende waarschuwing werd er gegeven, en hoe was de reactie van (a) Lots schoonzoons? (b) Lot zelf bij twee gelegenheden? (c) Lots vrouw?
14 Na verloop van tijd kwamen twee engelen, gematerialiseerd als mannen, naar Sodom om Lot op de hoogte te stellen van Jehovah’s besluit „de stad te verderven”. Onmiddellijk waarschuwde Lot zijn aanstaande schoonzoons. Onderkenden zij echter de dreigende situatie en de noodzaak met spoed te vluchten, een van de belangrijkste factoren bij elke succesvolle ontkoming? Neen, „maar in de ogen van zijn schoonzoons scheen [Lot] iemand die schertste” (Gen. 19:12-14). Met het aanbreken van de dageraad ’drongen de engelen er bij Lot op aan’ onmiddellijk tot handelen over te gaan. Hoe reageerde hij hierop? „Hij bleef talmen.” „Op grond van Jehovah’s mededogen ten aanzien van hem” leidden de engelen Lot, zijn vrouw en zijn twee dochters toen snel uit de stad. Vervolgens werden zij verder aangespoord met de woorden: „Ontkom ter wille van uw ziel! Kijk niet achter u . . . Ontkom naar het bergland, opdat gij niet wordt weggevaagd!” Hoe reageerde Lot ook nu weer? „Toen zei Lot tot hen: ’Dat niet, alstublieft, Jehovah! . . . Zie toch, deze stad is dichtbij om erheen te vluchten en ze is maar klein. Mag ik alstublieft daarheen ontkomen — is ze niet klein? — en mijn ziel zal in leven blijven.’” Op grond van Jehovah’s barmhartige mededogen werd Lots verzoek ingewilligd en ontkwam hij naar de stad Zoar. Hoe verging het Lots vrouw echter? Moedwillig sloeg zij uitdrukkelijke instructies in de wind. „Zijn vrouw ging van achter hem omkijken, en zij werd een zoutpilaar.” — Gen. 19:15-26.
15. (a) Had Lot het aan zichzelf te danken dat hij aan de vernietiging ontkwam? (b) Welke persoonlijke vragen kunnen er als gevolg van Lots ontkoming bij ons opkomen?
15 Wat leren wij uit dit alles? Had Lot het louter aan zichzelf te danken dat hij erin slaagde te ontkomen? Neen, want Abrahams vurige smeekbeden om barmhartigheid hadden er ook toe bijgedragen (Gen. 18:20-33). Het geschiedde dan ook dat „toen God de steden van het District verdierf, God Abraham gedacht, doordat hij stappen deed om Lot uit het midden van de omkering weg te zenden” (Gen. 19:29). Bovendien bevrijdde God Lot omdat hij, als een ’rechtvaardig’ man, in geen enkel opzicht sympathiseerde met het goddeloze gedrag van de ’wetteloze mensen’ onder wie hij had gewoond (2 Petr. 2:7). Toch haastte Lot zich niet om weg te gaan uit Sodom, waar hij zekere belangen had. Hij moest ertoe worden aangespoord en moest zelfs bij de hand worden genomen (Gen. 19:16). Wanneer wij over Lots ontkoming nadenken, zouden wij er goed aan doen ons af te vragen: Kan er werkelijk worden gezegd dat wij niet met goddeloze, wetteloze mensen sympathiseren? En zijn wij in het belang van onze ontkoming bereid meer nadruk te leggen op geestelijke belangen dan op veronderstelde materiële voordelen? — Matth. 6:33.
16. Welke tegenstelling zien wij in de wijze waarop Lot en Abraham reageerden?
16 Beschouw, in tegenstelling tot Lots terughoudendheid om snel te vluchten, wat er gebeurde toen „God Abraham op de proef stelde” en hem opdroeg zijn geliefde zoon Isaäk als een brandoffer aan te bieden. Het is waar dat het element ontkoming hierbij niet betrokken was. Maar hoe reageerde Abraham? Talmde hij? Of smeekte hij of hij een ander offer mocht brengen? Neen! „Abraham stond . . . ’s morgens vroeg op” en begon onmiddellijk aan de driedaagse reis, met Isaäk aan zijn zijde. Hij bereikte zelfs het punt dat hij „het slachtmes [nam] om zijn zoon te doden”, waarna God tussenbeide kwam zodat Isaäks leven werd gespaard. — Gen. 22:1-14.
17. (a) Welke les dienen wij ter harte te nemen wanneer wij over de zojuist besproken dingen nadenken? (b) Welke woorden van Jezus helpen ons, als zijn volgelingen, onze positie met betrekking tot het huidige samenstel van dingen naar juiste waarde te schatten?
17 Hier is een les die wij ter harte kunnen nemen. Laten wij ervoor zorgen dat wij niet slechts op een passieve wijze een rechtvaardige handelwijze volgen, waarbij wij er tevreden mee zijn werkelijk slecht gedrag te vermijden. Wij dienen nooit te talmen en te proberen hoe dicht wij bij de rand van dit goddeloze samenstel van dingen kunnen blijven, terwijl wij op goede voet met dit samenstel blijven en proberen alle materiële voordelen ervan in de wacht te slepen en er zoveel mogelijk „plezier” uit te putten. Dat Jezus’ volgelingen geen wereldse houding aan de dag mochten leggen, kwam duidelijk aan het licht toen Christus in gebed tot God zei: „Ik heb hun uw woord gegeven, maar de wereld heeft hen gehaat, omdat zij geen deel van de wereld zijn, evenals ik geen deel van de wereld ben.” — Joh. 17:14.
HOE WIJ ERIN SLAGEN TE ONTKOMEN
18. Hoe bracht Jezus de verslagen over Noach en Lot met elkaar in verband, en zijn ze ook op ons in deze tijd van toepassing?
18 Bij een zekere gelegenheid bracht Jezus de verslagen over de gebeurtenissen in de dagen van Noach en Lot nauw met elkaar in verband en zei hij dat die gebeurtenissen profetisch vooruitwezen naar de komende „dagen van de Zoon des mensen”. Hoewel ze een vervulling hadden ten aanzien van de generatie in Jezus’ tijd, hebben ze een grotere vervulling in onze tijd, in deze „tijd van het einde” (Luk. 17:26-33; Dan. 12:1-4). In „de dagen van Lot”, zo zegt de bijbel, aten en dronken de mensen niet alleen, net zoals in Noachs dagen, maar zij kochten, verkochten, plantten en bouwden ook. Hoe duidelijk komt dit overeen met onze tijd, waarin het zo gemakkelijk is om volledig door de dagelijkse beslommeringen van het leven in beslag te worden genomen! Ja, de ongunstige druk als gevolg van zulke dingen als inflatie en nationalisme, te zamen met de verlokkingen om „te doen waar men zelf zin in heeft” en in de wereld vooruit te komen, is groter dan ooit tevoren.
19. Hoe voorzei Jezus in zijn belangrijke profetie dat een reeds dreigende situatie steeds ernstiger zou worden, en welke vermaning gaf hij daarna?
19 Laten wij nu onze aandacht richten op Jezus’ belangrijke profetie, waarin wordt beschreven hoe dingen die in onze tijd zouden gebeuren, steeds ernstiger zouden worden, met als gevolg een bijzonder dreigende en gevaarlijke situatie waaruit ontkoming gebiedend noodzakelijk zou zijn. Hij zei dat er „radeloze angst der natiën” zou zijn, „terwijl de mensen mat worden van vrees en verwachting omtrent de dingen die over de bewoonde aarde komen”. Dit zou culmineren in de „grote verdrukking”, waarin Satans ’hemelen en aarde’ verwijderd zullen worden (Luk. 21:10-33; Matth. 24:21; 2 Petr. 3:7). Daarna volgt de voor deze tijd uitermate passende vermaning: „Schenkt echter aandacht aan uzelf, dat uw hart nooit bezwaard wordt met overmatig eten en overmatig drinken en zorgen des levens, en die dag plotseling, in een ogenblik, over u komt als een strik. Want hij zal komen over allen die op de gehele aardbodem wonen. Blijft dan wakker, te allen tijde smekend dat gij erin moogt slagen te ontkomen aan al deze dingen die stellig gaan geschieden, en te staan voor het aangezicht van de Zoon des mensen.” — Luk. 21:34-36.
20. (a) Hoe „wandelde” Noach te allen tijde „met de ware God”? (b) Wat moeten wij insgelijks zorgvuldig doen?
20 Hoe zullen wij derhalve ontkoming vinden? Niet doordat wij van het toneel van actie worden weggenomen. In plaats daarvan moeten wij het voorbeeld navolgen van Noach, die er zorgvuldig op toezag dat hij gehoorzaam bouwde, waarna hij, met zijn gezin, gebruik maakte van die goddelijke voorziening, de ark. Gedurende al die moeilijke jaren bleef hij een goedgekeurde positie voor het aangezicht van Jehovah innemen. „Noach wandelde met de ware God” (Gen. 6:9). Evenals Noach moeten wij beseffen dat er een dreigende situatie bestaat waaruit wij met een gevoel van dringendheid moeten vluchten. Evenals die man des geloofs moeten wij er bovendien zorgvuldig op toezien dat wij „Degene die . . . ontkoming verschaft” gehoorzamen en de goddelijke instructies in deze gevaarvolle tijden opvolgen. Enerzijds moeten wij het vermijden genotzuchtig te zijn door ons niet over te geven aan een overdreven bevrediging van onze begeerten en ook niet gebukt te gaan onder de zorgen van het dagelijkse leven, met een slaperige en talmende houding als gevolg. Aldus zouden wij verlies lijden wanneer die dag als een plotselinge strik komt. Anderzijds moeten wij te allen tijde waakzaam zijn en geestelijk wakker blijven, terwijl wij ons met oprechte smeekbeden gebedsvol tot God wenden. Er moet in onze geest geen twijfel bestaan aan welke zijde wij ons bevinden — aan de zijde van Gods koninkrijk onder zijn Koning, Christus Jezus. — Matth. 6:31-34.
21. Hoe worden wij ertoe aangemoedigd te allen tijde een goedgekeurde positie te blijven innemen?
21 Het is gebiedend noodzakelijk dat wij er tot aan het einde van deze kritieke tijd moeite voor doen een goedgekeurde positie voor het aangezicht van de Zoon des mensen, Jezus Christus, te blijven innemen. Dit kan moeilijk voor ons zijn, maar als wij wakker en gehoorzaam blijven, zal het niet moeilijker zijn dan wij kunnen dragen. De apostel Paulus geeft ons de verzekering: „God is getrouw en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen [niet noodzakelijkerwijs om de situatie te ontvluchten, maar], opdat gij ze kunt doorstaan.” Wij moeten dus volharding ontwikkelen, opdat wij de verleidingen en beproevingen kunnen overwinnen ten einde in dit ’einde van de samenstelsels van dingen’ te kunnen blijven „staan” en getrouw te kunnen blijven. — 1 Kor. 10:11-13; Matth. 24:3.
22. Waartoe dienen wij ons voor het ontvangen van leiding te wenden om te kunnen ontkomen, en waarom?
22 Valt er echter meer te zeggen als antwoord op de vragen: Hoe zullen wij ontkoming vinden? Waarheen zullen wij vluchten? Inderdaad, en laten wij in dit opzicht verder het Woord onderzoeken van onze God, Jehovah, die onze noden kent en voor ons zal zorgen als wij nederig zijn leiding zoeken. — 1 Petr. 5:6, 7.
[Illustraties op blz. 18]
Noach en zijn gezin sloegen acht op Gods waarschuwing
[Illustratie op blz. 20]
In Lots dagen acht slaan op de waarschuwing van de engelen