-
Bewijzen voor het bestaan van een SchepperDe Wachttoren 1979 | 15 juni
-
-
de mens en de gehele geschapen wereld om ons heen zijn gemaakt, kunnen wij samen met Job over Gods zichtbare werken zeggen: „Ziet! Dit zijn de zomen van zijn wegen, en wat een gefluister van een zaak is er omtrent hem gehoord!” (Job 26:14) Maar het behoeft wat ons betreft niet bij het horen van slechts een gefluister omtrent onze Schepper te blijven. Door zijn Woord de bijbel te onderzoeken, kunnen wij veel leren, niet alleen omtrent zijn schepping, maar over het grootse voornemen dat achter dit alles schuilt.
-
-
Een groots getuigenis van Gods heerlijkheid als SchepperDe Wachttoren 1979 | 15 juni
-
-
Een groots getuigenis van Gods heerlijkheid als Schepper
VEEL mensen die zich afvragen of er een God is, sluiten hun ogen voor de bewijzen dat hij inderdaad bestaat. Omdat bepaalde dingen een dagelijks gebeuren zijn, beschouwen zelfs personen die wel in God geloven deze gewone voorvallen misschien niet als een getuigenis van Gods heerlijkheid als Schepper. De geïnspireerde psalmist vormt echter een scherpe tegenstelling met zulke personen. Hij zag in het steeds weer terugkeren van doodgewone dingen een opeenstapeling van bewijsmateriaal dat onmiskenbaar de heerlijkheid van de Allerhoogste bekendmaakte.
HET GETUIGENIS VAN DE ZICHTBARE HEMELEN
De psalmist schreef: „De hemelen maken de heerlijkheid van God bekend; en het uitspansel vertelt het werk van zijn handen. De ene dag na de andere dag doet spraak opwellen, en de ene nacht na de andere nacht spreidt kennis ten toon. Er is geen spraak, en er zijn geen woorden; geen stem van hun zijde wordt gehoord. Over heel de aarde is hun meetsnoer uitgegaan, en tot het uiterste van het produktieve land hun uitspraken. Daarin heeft hij een tent geplaatst voor de zon, en deze is als een bruidegom die uit zijn bruidsvertrek treedt; ze verheugt zich uitbundig als een sterke man om in een baan te lopen. Van het ene uiterste van de hemel gaat ze uit, en haar voltooide omloop reikt tot het andere uiterste ervan; en niets is verborgen voor haar hitte.” — Ps. 19:1-6.
Op deze dichterlijke manier wees de psalmist David erop dat de zichtbare hemelen — de zon, de maan en de sterren — Gods heerlijkheid bekendmaken. Het grote aantal hemellichamen, hun ordelijke, betrouwbare bewegingen en het heilzame doel dat ze dienen, verschaffen een groots getuigenis omtrent een God van wijsheid, macht en welwillendheid. Een God die het zichtbare universum zo goed geordend heeft, moet wel oneindig wijs en machtig zijn. Wanneer wij bijvoorbeeld overdenken hoezeer het leven op aarde van de zon afhankelijk is, moeten wij tot de conclusie komen dat de Maker van de zon zeer veel om levende dingen geeft. Doordat de zichtbare hemelen bepaalde bewonderenswaardige hoedanigheden van Jehovah God onthullen, maken ze inderdaad zijn heerlijkheid bekend.
Het getuigenis betreffende Gods heerlijkheid als Schepper beperkt zich niet tot wat men in de loop van één dag of één nacht aan de zichtbare hemelen kan zien. De ene dag na de andere dag en de ene nacht na de andere nacht leveren hetzelfde getuigenis op. Louter één 24-urige tentoonspreiding van zon, maan en sterren zou reeds een wonderbaarlijk getuigenis omtrent de Schepper vormen. Maar dit getuigenis kan men iedere dag aan de hemel waarnemen. Op die manier is het alsof dit getuigenis overdag voortdurend opborrelt en opbruist, terwijl de zichtbare hemellichamen gedurende de nacht eveneens kennis verschaffen omtrent Jehovah’s heerlijkheid als Schepper.
Het getuigenis dat wordt gegeven is natuurlijk een stil getuigenis. Maar nergens op aarde is dit bijzondere getuigenis niet verschaft. Het vult de aarde, alsof er over elk deel van deze planeet meetsnoeren waren gespannen.
De psalmist zegt dat de zon een tent heeft in de zichtbare hemelen. In overeenstemming daarmee zegt Job 22:14 dat de hemelen de aarde omspannen als een ’gewelf’. Ook spreekt Jesaja 40:22 over God als „Degene die de hemelen uitspant net als een fijn gaas, die ze uitspreidt als een tent om in te wonen”. Binnen deze figuurlijke „tent” trekt de zon dagelijks als een nomade voort. Vanwege haar schittering wordt de zon op passende wijze vergeleken met een bruidegom die uit zijn bruidsvertrek treedt, speciaal voor de gelegenheid uitgedost, en evenals een sterke man die een wedloop loopt, vervolgt ze haar „baan” door de hemelen. Aangezien de zon haar licht op ieder deel van de aarde werpt, van het gebied waar ze opgaat tot waar ze ondergaat, profiteert alles op aarde van haar warmte of hitte. Hier zijn geen uitzonderingen op.
GODS WET VERSCHAFT EEN GETUIGENIS
Het getuigenis omtrent Jehovah’s heerlijkheid als Schepper beperkt zich niet tot wat men aan de zichtbare hemelen kan waarnemen. Volgens Genesis 1:14 is één reden voor het bestaan van de hemelse lichten dat ze „dienen tot tekenen en voor het vaststellen van tijdperken en dagen en jaren”. Aldus hebben ze in het middel voorzien om dagen en jaren te tellen, hebben ze op zee de mens als gids gediend en zijn ze een hulp geweest bij het bepalen van de juiste tijd voor bepaalde landbouwwerkzaamheden. Maar de hemelse lichten vormen niet het hulpmiddel waarin God
-