Helpt een intieme verhouding tot God ons nu?
„Jehovah is nabij allen die hem aanroepen, . . . en hun hulpgeschreeuw zal hij horen, en hij zal hen redden.” — Ps. 145:18, 19.
1, 2. Hoe blijkt uit Davids woorden in welke voortreffelijke situatie de man verkeert die in een intieme verhouding staat tot God?
KONING DAVID, die ook een profeet was, sprak over het geluk van de man aan wie God „rechtvaardigheid toerekent afgescheiden van de werken”, zeggende: „Gelukkig zijn zij wier wetteloze daden zijn vergeven en wier zonden zijn bedekt; gelukkig is de man wiens zonde Jehovah geenszins in rekening zal brengen” (Rom. 4:6-8; Ps. 32:1, 2). De zonden van zo’n man zijn vergeven — hij is rein in Gods ogen. Jehovah aanvaardt hem als een intieme metgezel en beziet hem als iemand aan wie geen onrechtvaardigheid kleeft, want onrechtvaardigheid veroorzaakt dat men van God gescheiden raakt.
2 Met betrekking tot de voortreffelijkheid van deze positie voor het aangezicht van God merkte David verder op: „Zegen Jehovah, o mijn ziel, en vergeet niet al zijn weldaden, hij die al uw dwaling vergeeft, die al uw kwalen geneest, die uw leven opeist uit de kuil, die u kroont met liefderijke goedheid en barmhartigheden, die uw gehele leven verzadigt met het goede; uw jeugd blijft zich vernieuwen net als die van een arend.” — Ps. 103:2-5.
3. (a) Met welke liefdevolle uitdrukking kunnen degenen wier zonden op grond van Christus’ slachtoffer zijn vergeven, God aanspreken? (b) Hoe blijft iemand zijn juiste positie voor Gods aangezicht behouden?
3 Zo iemand kan God als Vader aanroepen (Matth. 6:9). Wanneer hij een fout begaat en zondigt, zoals alle onvolmaakte mensen zondigen, kan hij, als hij bemerkt dat dit is gebeurd, God om vergeving en reiniging vragen, waardoor hij die juiste positie voor Gods aangezicht behoudt. De apostel Johannes schreef hierover: „Indien wij de bewering uiten: ’Wij hebben geen zonde’, misleiden wij onszelf en de waarheid is niet in ons. Indien wij onze zonden belijden, dan is hij getrouw en rechtvaardig om ons onze zonden te vergeven en ons van alle onrechtvaardigheid te reinigen.” — 1 Joh. 1:8, 9.
4. Hoe toonde Jezus welke intieme band hij heeft met degenen die zijn discipelen zijn?
4 Hoe kan in het dagelijkse leven gezegd worden dat een intieme verhouding tot God ’ons leven met het goede verzadigt’? En wat is dit voor een verhouding? Jezus onthulde welke intieme band er tussen hem en zijn getrouwe apostelen bestond toen hij tot hen zei: „Ik noem u niet langer slaven, want een slaaf weet niet wat zijn meester doet. Maar ik heb u vrienden genoemd, want alle dingen die ik van mijn Vader heb gehoord, heb ik u bekendgemaakt” (Joh. 15:15). Bovendien „schaamt hij zich . . . niet hen ’broeders’ te noemen” (Hebr. 2:11). Het is waar dat de bijbel over christenen zegt dat zij slaven van God en van Christus zijn. Maar vaak gebruikt de bijbel menselijke uitdrukkingen, dat wil zeggen, uitdrukkingen die ons vertrouwd zijn, om bepaalde kwesties aan ons duidelijk te maken. Dit wordt gedaan vanwege onze onvolmaaktheid en soms vanwege onze onrijpheid in christelijke kennis en christelijk inzicht. (Vergelijk Romeinen 6:19; 1 Korinthiërs 3:1, 2; zie ook Lukas 17:7-10.) Hoewel dus het woord „slaaf” wordt gebruikt, is de liefde die Jezus Christus voor ons heeft, in werkelijkheid veel groter dan de liefde die welke meester maar ook ooit voor een slaaf heeft gehad, en hij wil dat wij ervan overtuigd zijn dat hij ons als zijn vrienden beziet.
5. Hoe onthulde Jezus de intieme verbondenheid en genegenheid van God ten aanzien van degenen die hem liefhebben?
5 Jezus maakte duidelijk dat God even intiem verbonden is met degenen die tot Christus komen, toen hij zei: „Indien iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden, en mijn Vader zal hem liefhebben, en wij zullen tot hem komen en bij hem gaan wonen” (Joh. 14:23). Welke intiemere verhouding zou iemand kunnen verlangen? (Vergelijk Openbaring 3:20.) Nadat Jezus tot zijn discipelen had gezegd dat hij wegging om bij zijn Vader te zijn, toonde hij aan dat God in een nauwere verhouding tot hen stond dan zij dachten, toen hij zei: „Op die dag zult gij mij geen enkele vraag stellen. Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Indien gij de Vader om iets vraagt, zal hij het u in mijn naam geven. Tot op de tegenwoordige tijd hebt gij geen enkel ding in mijn naam gevraagd. Vraagt en gij zult ontvangen, opdat uw vreugde volkomen moge worden. Deze dingen heb ik in vergelijkingen tot u gesproken. Het uur komt waarin ik niet meer in vergelijkingen tot u zal spreken, maar u duidelijk omtrent de Vader zal berichten. Op die dag zult gij in mijn naam vragen, en ik zeg u niet dat ik de Vader een verzoek betreffende u zal doen. Want de Vader zelf heeft genegenheid voor u, omdat gij genegenheid voor mij hebt gehad en hebt geloofd dat ik als de vertegenwoordiger van de Vader ben uitgegaan.” — Joh. 16:23-27.
BESCHERMING TEGEN KWAADDOEN
6, 7. (a) Verleidt God iemand werkelijk tot zonde? (b) Hoe bewaakt en behoedt hij ons?
6 Iemand die in een intieme verhouding tot God staat, zal er beslist tegen beschermd worden in slechtheid te vervallen. Jezus zei dat wij tot God moesten bidden: „Breng ons niet in verzoeking, maar bevrijd ons van de goddeloze” (Matth. 6:13). Dit komt overeen met het gebed van de psalmist: „Stel toch een wacht, o Jehovah, voor mijn mond; stel toch een post bij de deur van mijn lippen. Neig mijn hart niet naar iets slechts.” — Ps. 141:3.
7 Zelfs hoewel hij toestond dat Christus aan verleiding werd blootgesteld, iets wat alle mensen gemeen is, beproeft God niemand met kwade dingen (Jak. 1:13). Aan de andere kant zal hij iemand niet met geweld beletten een verkeerde handelwijze te volgen. Wanneer er verleidingen of beproevingen komen, beschermt God degene die in een intieme verhouding tot hem staat veeleer door diens ogen duidelijk en scherp te openen voor het gevaar waarin hij verkeert. Hij bewaakt en behoedt hem. Iemand die met God omgaat, zal krachtige waarschuwingssignalen krijgen.
8. Hoe beantwoordt God het gebed: „Breng ons niet in verzoeking”?
8 Iemand die bijvoorbeeld in de verleiding komt te stelen of lasterlijk te spreken, zal onmiddellijk aan enkele alarmerende feiten worden herinnerd: de slechte daad zal zijn voortreffelijke verhouding tot God aantasten of schaden; zulke daden zijn in strijd met de wet der liefde; ze werpen smaad op de goede naam van God en Christus, omdat een christen hun vertegenwoordiger belijdt te zijn; indien hij aan zulke verkeerde verlangens toegeeft, zal hij zowel zichzelf als zijn geliefden smaad en verdriet aandoen; ook zal hij de christelijke gemeente, waarvan hij een lid is, oneer aandoen. Het goede geweten waar hij om had gevraagd toen hij geloof oefende in Christus’ slachtoffer voor zonden, zal ernstig geschaad worden. Deze waarschuwende gedachten komen bij een christen op doordat hij voortdurend de bijbel leest en doordat Gods geest of, in enkele gevallen, een medechristen, hem ergens opmerkzaam op maakt. Ze zullen hem ervan afschrikken zijn gang te gaan en hals over kop een vleselijk verlangen te volgen, zoals het geval zou zijn met iemand die niet de bescherming van een goede verhouding tot God heeft. — Vergelijk Spreuken 7:22, 23 en Davids ervaring, in 1 Samuël 25:32-35.
VRIJHEID VAN GEDACHTEN EN SPREKEN
9. Hoe blijkt de kracht van Gods Woord wanneer wij de natiën beschouwen die de „christenheid” worden genoemd?
9 Een belangrijke zegen die uit een intieme verhouding tot God voortspruit, is de grote vrijheid van gedachten en spreken die men geniet. Kijk als bewijs van de kracht van Gods Woord in deze kwestie maar eens naar de natiën die de „christenheid” worden genoemd. Hoewel ze nooit werkelijk in een intieme verhouding tot God hebben gestaan, hebben ze gedurende de afgelopen twee eeuwen doorgaans toegelaten dat het Woord van God ongehinderd werd verspreid. De bijbel is een gezinsboek geworden, en hoewel hij thans door velen wordt verworpen, zijn er mensen geweest, zelfs in regeringsposities, die er moeite voor hebben gedaan de voortreffelijke morele beginselen van de bijbel te volgen. Dit heeft tot vrijheid van gedachten en spreken geleid en heeft mensen van de kluisters van religieuze tradities en de bijgelovigheden van de Donkere Middeleeuwen bevrijd. Naarmate er meer bijbels in deze landen werden verspreid, ging de levensstandaard van de mensen omhoog.
10. (a) In hoeverre hebben geleerden en anderen die de wonderen van de schepping bestuderen, God beter leren kennen? (b) Wat moet iemand doen die werkelijk in een intieme verhouding tot God wil staan?
10 Hoewel zo’n oppervlakkige omgang met God door middel van zijn Woord verlichting en betere levensomstandigheden heeft gebracht, trekken mensen die de bijbel werkelijk lezen en hem tot een gids in hun leven maken, er in veel grotere mate voordeel van. De patriarch Job geeft te kennen dat meer dan een oppervlakkige kennis van God noodzakelijk is. Na enkele van de wonderbaarlijke feiten van de schepping vermeld te hebben die geleerden slechts na veel wetenschappelijk onderzoek kunnen begrijpen en uitleggen, zegt hij: „Ziet! Dit zijn de zomen van [Gods] wegen, en wat een gefluister van een zaak is er omtrent hem gehoord!” Later zet Job uiteen dat voor werkelijke wijsheid meer nodig is dan het leren kennen van slechts de „zomen van zijn wegen” — meer dan slechts wetenschappelijke feiten. Wij moeten de voortreffelijkheid van Gods persoonlijkheid leren kennen om hem te kunnen vrezen als Degene die juiste beginselen hoog houdt en om die beginselen te kunnen volgen. Deze wijsheid kan alleen door een studie van zijn Woord worden verkregen. Job zegt: „Zie! De vrees voor Jehovah — dat is wijsheid, en van het kwade te wijken, is verstand” (Job 26:14; 28:28). De psalmist schreef over degene die door in de bijbel te kijken een intieme verhouding tot God probeert op te bouwen: „Gelukkig is degene die gij uitkiest en doet naderen, opdat hij in uw voorhoven mag verblijven. Hij zal stellig verzadigd worden met het goede van uw huis.” — Ps. 65:4.
WIE KAN ZICH IN EEN INTIEME VERHOUDING TOT GOD VERHEUGEN?
11, 12. Wat voor persoon zal God in een intieme, vriendschappelijke verhouding tot Hem aanvaarden?
11 Een verhouding waarin God de persoon als zijn vriend erkent, zou dus oneindig grote en blijvende zegeningen tot gevolg hebben. Wie God voor zulk een intieme verhouding uitkiest, wordt in Psalm 15 beschreven:
„O Jehovah, wie zal een gast zijn in uw tent?
Wie zal op uw heilige berg verblijven?
Hij die onberispelijk wandelt en rechtvaardigheid oefent.
En de waarheid spreekt in zijn hart.
Hij heeft met zijn tong niet gelasterd.
Zijn metgezel heeft hij niets kwaads aangedaan,
En geen smaad heeft hij opgenomen tegen zijn intieme kennis.
In zijn ogen wordt de verachtelijke stellig verworpen.
Maar aan hen die Jehovah vrezen, bewijst hij eer.
Hij heeft gezworen met betrekking tot wat slecht is voor hemzelf, en toch verandert hij het niet.
Zijn geld heeft hij niet tegen rente gegeven,
En steekpenningen tegen de onschuldige heeft hij niet aangenomen.
Wie deze dingen doet, zal nimmer aan het wankelen worden gebracht.” — Ps. 15:1-5.
12 Alleen zo iemand zal God leren vrezen en hem werkelijk leren kennen. Zo’n vriend van God heeft met dezelfde algemene problemen te kampen waarmee ieder ander te maken heeft. Maar hij wordt niet zonder hulp gelaten.
HULP GEDURENDE ZIEKTE
13. Wat doet God voor iemand die ernstig ziek is, en hoe beziet een christen volharding onder ziekte?
13 Een christen kan ernstig ziek worden. Vaak heeft een lichamelijke ziekte een onwenselijke uitwerking op iemands geestelijke gezondheid. Het is moeilijk om tijdens ziekte een goed evenwicht te bewaren. God leeft intens met de zieke mee. Meer dan dat, hij geeft hulp. De psalmist zegt: „Jehovah zelf zal hem schragen op een divan van ziekte; heel zijn bed zult gij stellig veranderen tijdens zijn ziekte” (Ps. 41:3). God belooft niet dat zijn dienstknecht in alle gevallen volledig zal herstellen. Maar hij geeft de christen de verzekering dat hij hem zal bijstaan en zijn ziekte dragelijk zal maken. De taal van de Psalm doet ons denken aan een verpleegster die een patiënt voortdurend verzorgt, zodat geen enkel deel van het lichaam ongemakkelijk ligt, of aan een ouder die liefdevol voor een ziek kind zorgt, het hem zo gerieflijk mogelijk maakt, hem wast, zijn bed verschoont en de lakens glad trekt, zodat hij zich verkwikt en opgemonterd voelt. Indien dit het beste voor de persoon is, kan God hem uit zijn ziekbed opheffen en het ziekbed in een bed van gezondheid veranderen. Maar ook al herstelt hij niet, dan laat God alles in het belang van zijn welzijn verlopen (Rom. 8:28). Hij wordt geestelijk sterker gemaakt en verduurt de ziekte, terwijl hij deze als een vorm van streng onderricht of opleiding beschouwt die hem als christen sterker, attenter en hartelijker maakt. Hij herinnert zich dat Christus leed. Jezus’ ervaring was tot voordeel van hemzelf en van ons. God liet Jezus niet in de steek en zijn beloning voor getrouwe volharding was groot. — Hebr. 4:15; 5:8, 9.
HULP GEDURENDE VERVOLGING
14. Moeten wij verbaasd zijn als er vervolging komt, en welke verzekering hebben wij dat wij geholpen zullen worden?
14 Doordat een christen een standpunt voor bijbelse beginselen inneemt, kan er tegenstand en zelfs vervolging komen. Dit overkwam David, die door koning Saul als een dier werd vervolgd en door een intieme vriend werd verraden, terwijl zijn eigen zonen een samenzwering tegen hem smeedden toen hij ziek was (1 Sam. 24:2; Ps. 41:9; 2 Sam. 15:31; 1 Kon. 1:1, 5). Toch schreef hij uit eigen ervaring: „Hij [Jehovah] zal mij verbergen in zijn plaats van beschutting op de dag van rampspoed; hij zal mij doen schuilen in de schuilplaats van zijn tent.” „Ingeval mijn eigen vader en mijn eigen moeder mij werkelijk verlieten — ja, Jehovah zelf zou mij opnemen.” — Ps. 27:5, 10.
VRIJHEID VAN ECONOMISCHE VREES
15. Waarom dient een christen niet bang te zijn dat het hem aan de noodzakelijke levensbehoeften zal ontbreken?
15 Zelfs over de economische situatie dient een christen zich niet al te bezorgd te maken. De apostel Paulus schreef: „Laat uw levenswijze vrij zijn van de liefde voor geld, en weest tevreden met de tegenwoordige dingen. Want hij heeft gezegd: ’Ik zal u geenszins in de steek laten noch u ooit verlaten.’ Zodat wij goede moed kunnen hebben en kunnen zeggen: ’Jehovah is mijn helper; ik zal niet bevreesd zijn. Wat kan een mens mij doen?’” (Hebr. 13:5, 6) David verklaarde ook: „Wie Jehovah zoeken, hun zal niets goeds ontbreken.” Ook zei hij: „Eens was ik een jonge man, ook ben ik oud geworden, en toch heb ik een rechtvaardige niet volkomen verlaten gezien, noch zijn nageslacht zoekende brood.” — Ps. 34:10; 37:25.
VREDE, EN DE VREUGDE ANDEREN TE HELPEN
16. Wat zijn enkele van de waardevolste voordelen waarin een christen zich thans verheugt als gevolg van zijn verhouding tot God?
16 Tot de grootste huidige voordelen van een intieme verhouding tot God behoren vrede des geestes en vrijheid van vrees voor de dingen die over de wereld en onszelf komen. Een christen, die Gods liefdevolle zorg en bescherming voor degenen die hem dierbaar zijn, heeft ervaren, heeft de verzekerde hoop dat er betere dingen in het verschiet liggen. Overeenkomstig Gods belofte ziet hij uit naar nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarin rechtvaardigheid zal wonen (2 Petr. 3:13). Hij heeft de hoop dat ook al zou hij moeten sterven, hij een opstanding in dat rechtvaardige samenstel van dingen zal ontvangen (Hand. 24:15). Dagelijks heeft hij het bewijs van wat de apostel Paulus uit eigen ervaring zei: „De vrede van God, die alle gedachte [al het fijne wat een christen zich maar kan voorstellen] te boven gaat, zal uw hart en uw geestelijke vermogens behoeden door bemiddeling van Christus Jezus.” — Fil. 4:7.
17. Welke verdere vreugde kan een christen hebben doordat hij in een intieme verhouding tot God staat?
17 Aangezien een christen zich in deze voortreffelijke verhouding verheugt, kan hij anderen helpen hier meer over te weten te komen. Er bestaat geen grotere vreugde dan anderen te helpen tot een kennis van Gods waarheid te komen en in een goede verhouding tot Jehovah en zijn Zoon te geraken. Met het oog hierop gaan Jehovah’s Getuigen over de gehele aarde naar de huizen van de mensen om hun het „goede nieuws” te vertellen, terwijl zij weer terugkomen om bijbelstudies te leiden. Wanneer nieuwelingen in contact worden gebracht met de christelijke gemeente, ervaren daarom ook zij de vreugde de Vader en degene die hij heeft uitgezonden, Jezus Christus, intiem te leren kennen. Voor al dezen ’betekent dit eeuwig leven’. — Joh. 17:3.
[Illustratie op blz. 18]
God beschermt degene die vertrouwelijke omgang met hem heeft door zijn ogen te openen, zodat hij duidelijk het gevaar ziet waarin hij verkeert
[Illustratie op blz. 21]
Evenals een ouder liefdevol voor een ziek kind zorgt, bewerkt God het goede voor zieke christenen