Hoe de dag van afrekening ons tot welzijn dient
1. Waarom zullen de natiën in Har–mágedon niet de overwinning behalen, en hoe zal hun rekening op de dag van afrekening worden vereffend?
DE „OORLOG van de grote dag van God de Almachtige” te Har–mágedon is voor alle aardse natiën onverbiddelijk op komst. Hoewel ze zich thans zwaarder hebben bewapend dan ooit en gereed zijn om een wereldomvattende oorlog te voeren, kan er nooit verwacht worden dat ze de overwinning op de Almachtige God zullen behalen. Als Opperbevelhebber van alle hemelse legerscharen zal hij zijn grote Veldmaarschalk Jezus Christus doen zegevieren, omdat deze „Koning der koningen en Heer der heren” is. Hij zal ervoor zorgen dat voor alle vijandige natiën de uiteindelijke dag van afrekening komt. Wanneer ze op de weegschaal van goddelijke gerechtigheid worden gewogen, zullen ze te licht bevonden worden. Hun rekening zal worden vereffend doordat ze voor eeuwig worden vernietigd. — Openb. 19:11-21; 17:14.
2. Waarom werden de woorden van Psalm 45:6, 7 na de strijd tot de koning gericht, en wat beduidt het zwaaien van zijn scepter voor de mensheid?
2 De overwinning te Har–mágedon zal de universele soevereiniteit van God de Almachtige rechtvaardigen. Omdat hij met succes Jezus Christus gebruikt om deze overwinning te behalen, zal God hem waardig achten zijn hemelse troon te behouden. Zolang God bestaat, zal ook de troon van zijn gezalfde Koning Jezus Christus bestaan. Dit belangrijke feit wordt beklemtoond door de woorden van Psalm 45:6, 7, die de psalmist tot de Koning richt en die luiden: „God is uw troon tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig; de scepter van uw koningschap is een scepter van rechtschapenheid. Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad en gij haat goddeloosheid. Daarom heeft God, uw God, u gezalfd met de olie van uitbundige vreugde, meer dan uw deelgenoten.” Wij herkennen deze woorden als de woorden die door de apostel Paulus worden aangehaald om Christus’ superioriteit met betrekking tot de engelen te bewijzen (Hebr. 1:7-9). Omdat hij rechtvaardigheid liefhad en goddeloosheid of wetteloosheid haatte, kon het niet anders of Christus’ scepter moest ten behoeve van rechtschapenheid gezwaaid worden. Dit beduidt goede dingen voor de mensheid.
3. Wie waren de „deelgenoten” van Jezus Christus, en waarom werd hij overvloediger met de „olie van uitbundige vreugde” gezalfd dan zij?
3 Als mens op aarde had Jezus koningen als voorvaders. De psalmist zegt dat hij aardse voorvaders zou hebben. Velen van dezen, in teruggaande lijn vanaf koning Jojachin tot koning David, waren zijn „deelgenoten” geweest doordat zij deelden in het door God gestichte koninkrijk en op „Jehovah’s troon” zaten (1 Kron. 29:23; 2 Kron. 13:5, 8; Matth. 1:6-12). Die koninklijke voorvaders verheugden zich ongetwijfeld uitbundig in hun koningschap over Gods uitverkoren volk. Maar geen van deze koninklijke „deelgenoten” kon een uitbundige vreugde voelen in de mate zoals de verheerlijkte Jezus Christus die voelt. Zijn koningschap is verre superieur aan het hunne, aangezien het hemels, ja, boven de engelen verheven, is. Jehovah, de God van Jezus Christus, zalfde hem overvloediger met de „olie van uitbundige vreugde” wegens zijn volmaakte, onvergankelijke toewijding aan Gods rechtvaardigheid.
HUWELIJK EN KINDEREN
4, 5. Wat doet de zegevierende Koning, zoals de psalmist in Psalm 45:8-14a aantoont, vervolgens, en waarom lijkt dit ons misschien verwonderlijk toe?
4 Nadat Jezus Christus een zegevierende oorlog tegen zijn vijanden op aarde heeft gevoerd, kan hij zijn aandacht op vreedzame bezigheden richten. De geïnspireerde psalmist beeldt hem af als iemand die trouwt en een gezin sticht. Dit lijkt misschien verwonderlijk, omdat de Zoon van God niet als man op de aarde kwam om met een van de dochters der mensen te trouwen. Hij volgde niet de handelwijze van zekere hemelse „zonen van God” in de dagen van Noach (Gen. 6:1-4). Men zou zich daarom kunnen afvragen hoe de verdere woorden van Psalm 45 waar zouden kunnen zijn:
5 „Al uw klederen zijn mirre en aloëhout en kassia; vanuit het grootse ivoren paleis zijn het snaarinstrumenten die u hebben verheugd. Koningsdochters zijn onder uw dierbare vrouwen. De gemalin heeft zich aan uw rechterhand gesteld in goud van Ofir. Luister, o dochter, en zie, en neig uw oor; en vergeet uw volk en het huis van uw vader, en de koning zal naar uw schoonheid verlangen, want hij is uw heer, buig u dus voor hem neer. De dochter van Tyrus eveneens met een geschenk — de rijken van het volk zullen uw eigen aangezicht vermurwen. De koningsdochter is een en al heerlijkheid daarbinnen in het huis; haar kleding heeft gouden zettingen. In geweven kledij zal zij tot de koning worden geleid.” — Ps. 45:8-14a.
6. Wie is de „koningsdochter” die naar de Koning wordt geleid, en wat mocht Johannes de Doper ten aanzien van haar doen?
6 Wie is nu de „koningsdochter” die naar de verlangende koning wordt geleid om met hem in het huwelijk te treden terwijl passende instrumentale muziek de gelegenheid opluistert? Zij is inderdaad de dochter van een Koning, namelijk Jehovah God, de „Koning der eeuwigheid” (Openb. 15:3). Zij is dus een prinses. Ze is de verheerlijkte en uit 144.000 leden bestaande christelijke gemeente, die als een eenheid, een samengesteld lichaam, wordt beschouwd. Johannes de Doper had het eervolle voorrecht de eerste leden van dit bruidsgezelschap aan Jezus Christus op aarde voor te stellen. Johannes zei: „Hij die de bruid heeft, is de bruidegom. De vriend van de bruidegom echter, die erbij staat en hem hoort, heeft grote vreugde om de stem van de bruidegom. Daarom is deze vreugde van mij volkomen geworden.” — Joh. 3:29; 1:35-42; Openb. 14:1-5.
7. Aan wie hebben de apostelen personen uitgehuwelijkt door hen tot discipelen te maken, en wat vormen zij allen te zamen in de hemel?
7 Zo hebben ook Paulus en de andere apostelen personen tot discipelen van Christus gemaakt en hen daardoor als een „eerbare maagd” aan Jezus Christus als de ’ene man’ uitgehuwelijkt (2 Kor. 11:2). Zoals een ten huwelijk beloofd meisje het huis van haar ouders verlaat om met haar man in het huwelijk te treden en bij hem te wonen, moeten de discipelen die ten huwelijk zijn beloofd aan de hemelse Bruidegom, hun eigen aardse volk en aardse vaderlijke huis verlaten en hun genegenheid op hun hemelse Verloofde, Jezus Christus, richten. Als zij hun aardse loopbaan getrouw in maagdelijke eerbaarheid geëindigd hebben, moeten zij op de stem van hun Bruidegom wachten als hij hen in een opstanding uit de doden te voorschijn roept (1 Thess. 4:16, 17; Joh. 6:54). In de hemel vormen alle 144.000 te zamen de „dochter” van Jehovah de Koning, want door middel van zijn geest heeft hij hen als hun Pleegvader verwekt. Te zamen vormen zij het Nieuwe Jeruzalem, hetwelk „de bruid, de vrouw van het Lam” wordt genoemd. Bij die gelegenheid is zij „toebereid als een bruid die voor haar man versierd is.” — Openb. 21:2, 9.
8. Wie zouden volgens Psalm 45 wegens de aard van de gebeurtenis terecht aanwezig zijn, en wie zijn als een vervulling van de psalm aanwezig?
8 Het is een koninklijke gebeurtenis, dit huwelijk van een Koningszoon met een Koningsdochter. Dit maakt het passend dat de adel erbij aanwezig is, zowel een koninklijke „gemalin” als prinsessen. Gods gehele hemelse organisatie, als een koninklijke „vrouw” van deze „Koning der eeuwigheid”, verheugt zich als een moeder, terwijl alle engelen-leden van die organisatie zich te zamen verheugen als waren zij prinsessen. Al deze hemelse schepselen houden in gedachten dat Jehovah God dit alles mogelijk heeft gemaakt en daarom zeggen zij: „Laten wij ons verheugen en verrukt zijn, en laten wij hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is aangebroken en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt.” — Openb. 19:7.
9. Waar vindt het vreugdebetoon van de „maagden in haar gevolg als haar metgezellinnen” plaats, en waarom daar?
9 Zal iemand op aarde zich echter met de heilige hemelen verheugen over deze schitterende gebeurtenis van universeel belang? Ja! Psalm 45:14b, 15 geeft dit te kennen, waar verder wordt gezegd: „De maagden in haar gevolg [van de bruid namelijk] als haar metgezellinnen, worden tot u [de Koning-Bruidegom] gebracht. Zij zullen worden gebracht met vreugdebetoon en blijdschap; zij zullen het paleis van de koning binnentreden.” Waar vindt nu het vreugdebetoon van deze maagdelijke metgezellinnen van de bruid plaats? Het is waar dat er over hen gezegd wordt dat zij het paleis van de hemelse koning binnengaan, maar treden zij ook met de koning in het huwelijk? Neen! Natuurlijk niet, want zij worden niet eens ten huwelijk beloofd aan hem. Zij worden dus niet door Gods geest tot hemels leven verwekt. — Joh. 3:3, 5.
10. Wie worden in deze tijd afgebeeld door de „maagden in haar gevolg als haar metgezellinnen”, en hoe komt het dat zij zich op aarde bevinden als het huwelijk in de hemel plaatsvindt?
10 De leden van de „koningsdochter”-klasse zijn hier beneden op aarde aan Christus uitgehuwelijkt, dus terwijl zij nog steeds mens zijn. Daarom moeten de bruidsmeisjes, die alleen maar „in haar gevolg” zijn en niet in aanmerking komen om met de Bruidegom-Koning in het huwelijk te treden, een aardse klasse zijn. Zij verschijnen op aarde als het hemelse huwelijk op het punt staat voltrokken te worden. Die maagdelijke metgezellinnen beelden derhalve de „grote schare” af die in deze „tijd van het einde” begon te verschijnen en die zich bij het overblijfsel van de bruidsklasse aansluit voordat dezen het aardse toneel verlaten om zich bij de Bruidegom Jezus Christus in de hemel te voegen. Volkomen in overeenstemming hiermee begon de „grote schare”, zoals in Openbaring 7:9-17 was voorzegd, zich in 1935 te vormen en zich met de laatste leden van de door de geest verwekte bruidsklasse te verbinden. Doordat zij de komende „grote verdrukking” zullen overleven, zullen zij hier op aarde zijn als het hemelse huwelijk plaatsvindt. Zij zullen zich uitbundig over die gebeurtenis verheugen. — Ps. 45:15.
„VORSTEN . . . OP DE GEHELE AARDE”
11. Is Christus’ huidige en toekomstige heerlijkheid afhankelijk van enige roem van zijn aardse voorvaders, en hoe geeft Psalm 45:16 te kennen dat zijn huwelijk met de gemeente in de hemel vruchtbaar is?
11 Toen Jezus Christus op aarde was, had hij beroemde voorvaders. Maar zijn huidige en toekomstige heerlijkheid is niet afhankelijk van enige luister die hem door zulke voorvaders verleend wordt. In hem blijft de koninklijke dynastie van koning David bestendig, want hij is de Blijvende Erfgenaam van koning David en zijn koninkrijk zal nooit op een opvolger overgaan (Luk. 1:31-33). In Psalm 45:16 wordt echter afgebeeld dat zijn huwelijk met de gemeente van 144.000 verheerlijkte discipelen een vruchtbare verbintenis is, zoals ook de bedoeling van het huwelijk was. Daarom zegt dit tot de Bruidegom-Koning gerichte vers: „In plaats van uw voorvaders zullen uw zonen blijken te zijn, die gij tot vorsten zult aanstellen op de gehele aarde.”
12. Wat is de hoogste positie die deze „zonen” op aarde kunnen bereiken, en waarom zal de Koning voldoende „zonen” hebben om hen „op de gehele aarde” te kunnen aanstellen?
12 Geen van deze „zonen” zal de opvolger van de hemelse koning worden. Een vorstelijke positie op aarde is het hoogste wat een van deze „zonen” zou kunnen bereiken. Willen er „vorsten op de gehele aarde” aangesteld kunnen worden, dan zullen er velen van hen moeten zijn. De Koning zal voor dit doel voldoende „zonen” hebben, want naast zijn titel „Machtige God”, zal een van zijn andere titels „Eeuwige Vader” zijn (Jes. 9:6). Zijn volmaakte menselijke offer voor de gehele mensheid heeft hem in staat gesteld dit te worden. Door dat loskoopoffer heeft hij hen allen gekocht.
13. Hoe zal de Koning de levengevende Vader voor alle losgekochte doden worden, en hoe zullen de eerste „vorsten” van de Koning uit de „grote schare” kunnen komen?
13 Dientengevolge kan de Koning de levengever worden voor de „grote schare” bruidsmeisjes, die de „grote verdrukking” overleven en onder zijn 1000-jarige koninkrijk komen. Hij kan ook de vader worden van de gehele gestorven mensheid, met inbegrip van zijn aardse voorvaders. Hoe? Door hen uit de doden weer tot leven hier op aarde op te wekken (Joh. 5:28, 29). De godvrezende mannen onder al deze aardse kinderen kan hij, als zij ervoor in aanmerking komen, tot „vorsten . . . op de gehele aarde” maken. Op deze wijze zal hij zijn heerschappij wereldomvattend uitoefenen. Het is logisch dat uit de „grote schare” die de „grote verdrukking” overleeft en die de eerste groep van aardse onderdanen van zijn koninkrijk wordt, de eerste „vorsten” van de Koning zullen komen om als aardse vertegenwoordigers van hem te dienen.
14. Hoe zullen deze „vorsten” uit de „grote schare” verenigd worden met anderen die in een officiële positie op aarde zullen dienen, en wat zal deze regeringsregeling voor de gehele mensheid waarborgen?
14 Wat een groots voorrecht zal dat zijn! Deze „vorsten” uit de „grote schare” zullen verenigd worden met anderen die in een officiële positie zullen dienen, want de voorvaders van Jezus Christus en andere getrouwe mannen van Abel af tot Johannes de Doper, zullen opgewekt en tot zijn vorstelijke vertegenwoordigers gemaakt, worden. Welk een grootse onomkoopbare regering zal dit de gehele mensheid waarborgen! Dit is de zozeer noodzakelijke regering die overeenkomstig het voornemen van Jehovah God zal worden opgericht om de tegenwoordige nationale regeringen, waarmee zijn zegevierende Koning Jezus Christus binnenkort zal afrekenen, te vervangen.
15, 16. (a) Waarom wilde de psalmist, volgens Psalm 45:17, lang leven? (b) Wie kent de werkelijke naam van de Koning, en is deze het waard gedurende zo’n lange tijd vermeld en geprezen te worden?
15 Wordt ons hart niet geroerd door deze „aangename” vooruitzichten voor de nabije toekomst, net als het hart van de geïnspireerde psalmist erdoor geroerd werd? Ja, en verheugd nemen onze lippen de slotwoorden van de psalmist op die hij tot de Koning richtte wiens regering door Gods eigen troon wordt geschraagd: „Ik wil uw naam vermelden in alle toekomstige geslachten. Daarom zullen volken u prijzen tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig.” — Ps. 45:17.
16 De psalmist wilde lang leven — „in alle toekomstige geslachten” — om de naam van de koning maar te kunnen vermelden. Hij sprak de naam van de koning niet uit. Hij kende in werkelijkheid zelfs niet eens de naam van de koning over wie hij profetisch onder inspiratie schreef. Maar wij in deze tijd kunnen de Koning over wie de psalmist profetisch schreef identificeren en wij kennen zijn naam. Het is Jezus Christus, de Zoon van Jehovah God. Is zijn naam het waard om „in alle toekomstige geslachten” vermeld te worden? De psalmist voorzei dat er „volken” zouden zijn die dit inderdaad zouden vinden en die de drager van deze naam derhalve „tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig” zouden „prijzen”.
17. Voor welke handelwijze van onze zijde is het thans derhalve de gunstige tijd, en wat zal het voor ons betekenen wanneer wij dit doen?
17 Ons wordt thans de gelegenheid geboden levend door de komende dag van afrekening voor alle natiën heengevoerd te worden en ons in de zegeningen te verheugen van Gods koninkrijk, dat voor al die natiën in de plaats zal komen. Zelfs thans kunnen wij ons door geloof uitbundig met Zijn gezalfde Koning verheugen, want de overwinning van deze Koning te Har–mágedon is zeker en zijn duizendjarige regering over een gereinigde aarde staat vast. Ah, daarom is het nu — vandaag — de gunstige tijd voor ons om ons onder die „volken” te scharen die de zegevierende Koning „tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig” zullen prijzen. Dit zal tot eer strekken van Jehovah God, zijn hemelse Vader, die zelf de allerhoogste „Koning der eeuwigheid” alsook de „Koning der natiën” is. Wanneer wij dit doen, zal dit voor ons betekenen dat wij een leven mogen leiden waarin wij Zijn gezalfde Koning „voor eeuwig” kunnen loven en prijzen. Dit zal het leven werkelijk zinvol maken. Dit zal ons eeuwigdurende leven een verheven doel geven.