Bijbel en schepping in het licht van de moderne wetenschap
„Weet dat Jehovah God is. Híj heeft ons gemaakt en niet wijzelf.” — Psalm 100:3, NW.
1, 2. Waarom denken velen dat de bijbel door de wetenschap is weerlegd?
ALS gevolg van de wedloop naar de maan en de interplanetaire ruimte zijn de ogen van velen op de wetenschap en haar prestaties gericht. Men hoopt door middel van de wetenschappelijke vooruitgang op het gebied van het vervaardigen van militaire wapens de bescherming van de natiën zeker te kunnen stellen. Onderontwikkelde natiën verwachten dat de door de wetenschap ontwikkelde machines hen op de weg van industriële vooruitgang zullen brengen. In de medische wereld verwacht men dat de wetenschap veel zal bijdragen tot vermindering van ziekte en kwalen. Ja, doordat de wetenschap op sommige gebieden zulk een grote vooruitgang heeft gemaakt, denken velen dat zij zich erop kunnen verlaten dat de wetenschap op nog veel meer terreinen van kennis het uiteindelijke antwoord bezit.
2 Wanneer geleerden van naam zich over de oorsprong van de mens uitlaten, neemt men derhalve algemeen aan dat hun mening op feiten is gebaseerd. Doordat de meeste geleerden geloven en leren dat de mens uit de lagere dieren is geëvolueerd, gelooft de meerderheid der mensen dat dit waar is. De wetenschap wordt namelijk gedefinieerd als „een tak van kennis of studie die zich bezighoudt met een verzameling feiten of waarheden welke systematisch zijn gerangschikt en de werking van algemene wetten aantonen”, en daarom denken de mensen dat de geleerden over feiten beschikken wanneer zij beweren dat de mens uit het dier is ontstaan. Daar deze gedachte indruist tegen de bijbelse leer dat de mens door God werd geschapen, zijn velen de mening toegedaan dat zij de bijbel niet langer kunnen geloven; zij denken dat dit boek door de moderne wetenschap is weerlegd.
3. Wat zal door de feiten worden aangetoond?
3 De moderne wetenschap heeft de bijbel echter niet weerlegd, geen enkele regel ervan. Het tegendeel is veeleer waar. De bijbel werd weliswaar niet als een wetenschappelijke verhandeling geschreven, maar wanneer hij wetenschappelijke onderwerpen aanroert, is hij niet in strijd met de feiten, alhoewel hij wel in tegenspraak is met sommige van de onbewezen theorieën en bespiegelingen van mensen. De „verzameling feiten of waarheden” die in de tegenwoordige tijd aan het licht is gekomen, is in geen enkel opzicht in tegenspraak met de bijbel, vooral niet met het daarin opgetekende verslag over de schepping van de mens. De hedendaagse „feiten of waarheden” — die tegengesteld zijn aan bespiegelingen — hebben integendeel herhaaldelijk de woorden van Jezus bekrachtigd toen hij zei: „Uw woord is waarheid.” — Joh. 17:17, NW.
WAAROM STELLEN ZO VELEN GEEN GELOOF IN DE BIJBEL?
4, 5. Waarom geloven sommigen niet in de bijbel?
4 Indien de wetenschap de bijbel bekrachtigt, hoe komt het dan dat er thans zoveel mensen zijn die niet in de bijbel geloven en hem niet als Gods Woord, als een gids in hun leven, aanvaarden? Dit komt zeer beslist niet omdat de wetenschap de bijbel heeft weerlegd. Sommigen zijn ertoe gebracht dit te geloven, en daarom keren zij zich van de bijbel af. Er zijn echter ook nog andere redenen waarom velen niet in de bijbel geloven, en de christen doet er goed aan deze in gedachten te houden ten einde niet misleid te worden door onwetenschappelijke uitspraken die louter en alleen worden geloofd omdat ze uit de mond van vooraanstaande geleerden komen. Wanneer u deze redenen in gedachten houdt, zult u worden geholpen „wat u is toevertrouwd [te behoeden], en . . . u af [te keren] van de holle klanken waardoor wat heilig is geweld wordt aangedaan, en van de tegenstrijdigheden der valselijk zo genoemde ’kennis’. Door met zulk een kennis te geuren, zijn sommigen van het geloof afgeweken”. — 1 Tim. 6:20, 21, NW.
5 Dat sommigen niet in de bijbel geloven, komt louter en alleen omdat zij niet op de hoogte zijn van de inhoud van dit boek en het niet met een onbevooroordeelde geest hebben bestudeerd. Anderen hebben zich van de bijbel afgekeerd wegens de belachelijke uitleg die de geestelijken van de christenheid van de inhoud ervan hebben gegeven, door bijvoorbeeld te leren dat de in Genesis genoemde scheppingsdagen elk vierentwintig uur lang waren. Ook wegens hun leerstelling van het hellevuur, hun bewering dat God voor het kwaad in de wereld verantwoordelijk is, hun oorlogen, inquisities en politieke bemoeiingen hebben velen het land gekregen aan de bijbel, aangezien zij ertoe gebracht zijn te geloven dat de bijbel de basis voor de christenheid vormt. Als zij maar eerlijk van hart zijn, kunnen velen van hen met de waarheidsboodschap worden bereikt wanneer zij beginnen in te zien dat ook de bijbel het niet met de leerstellingen en slechte praktijken van de christenheid eens is.
6-8. Welke zelfzuchtige redenen bestaan er voor het verwerpen van de bijbel?
6 Anderen keren de bijbel de rug toe omdat zij er bezwaar tegen hebben zijn zuivere wetten op te volgen, alhoewel zij dit niet volmondig zullen toegeven. Zij willen hun begeerten bevredigen, hun zucht naar geld, macht, roem, genoegens of immoraliteit. De rechtvaardige beginselen van de bijbel veroordelen dergelijke begeerten en zijn derhalve hinderlijk voor degenen die zich eraan willen overgeven. In plaats van het goede te doen, zetten zij de bijbel veel liever van zich af. Hun zelfzuchtige begeerten komen op de eerste plaats. — 2 Tim. 3:1-4; 2 Petr. 3:3, NW.
7 Sommigen geloven niet in de bijbel omdat het aanvaarden ervan een gevoelige klap betekent voor hun ego. Zij willen liever een goede naam bezitten in de wereld. Wanneer zij nu de bijbel accepteren, betekent dit dat zij zich in onderworpenheid aan Jehovah, zijn Zoon en zijn zichtbare organisatie moeten vernederen. Dit staat hun niet aan, omdat zij dan niet meer door anderen, of zichzelf, worden geadoreerd of met allerlei plichtplegingen worden behandeld. Ook zouden zij moeten erkennen dat zij vroeger heel veel verkeerde opvattingen hebben gehuldigd. Hun trots zal hun nooit toestaan dit toe te geven. Op hen zijn de woorden van toepassing die in Johannes 12:42, 43 (NW) met betrekking tot enkele vooraanstaande personen in Jezus’ dagen werden uitgesproken: „Zij [beleden] hem niet, om niet uit de synagoge te worden geworpen; want zij hadden de heerlijkheid der mensen zelfs nog meer lief dan de heerlijkheid van God.”
8 Weer anderen vinden de bijbel te energiek voor hen. Er wordt dan van hen verwacht dat zij Gods wil doen, zich met zijn zichtbare organisatie verbinden, aan de predikingsactiviteit deelnemen en studeren ten einde tot geestelijke rijpheid te geraken. Zij vinden dit allemaal veel te lastig en daarom volgen zij de weg van de minste weerstand; zij kijken naar een gemakkelijker religie uit of willen helemaal geen religie beoefenen. — Luk. 13:24, NW.
9. Waarom dient zulk een ongeloof de christen niet van streek te brengen?
9 Wegens deze en soortgelijke redenen geloven velen niet in de bijbel, en wanneer er dan een theorie zoals de evolutietheorie komt opdagen, grijpen zij deze geestdriftig aan ten einde in zekere zin gesteund te worden in hun opstand tegen God en zijn rechtvaardige vereisten. Laat u echter nooit van streek brengen omdat velen niet in de bijbel geloven. Dit stemt volledig overeen met het feit dat wij in de laatste dagen van dit samenstel van dingen leven. Jezus voorzei dit toen hij verklaarde: „De liefde van de meesten [zal] verkoelen” (Matth. 24:12, NW). Satan de Duivel, de god van dit samenstel van dingen, weet dat zijn tijd bijna voorbij is. Hij doet wanhopig pogingen alle mensen van God af te keren. Hoe zouden wij dan kunnen verwachten dat de meerderheid van de mensheid zich tot de bijbel zal wenden? Slechts een minderheid zal dit doen. „Nauw is de poort en smal de weg die naar het leven voert, en weinigen zijn er die hem vinden” (Matth. 7:14, NW). Er kan niet worden gezegd dat de weg er niet is, maar de meeste mensen zoeken er helemaal niet naar. Jezus heeft ons de verzekering gegeven dat degenen die oprecht naar de juiste weg zouden zoeken, deze zouden vinden: „Blijft vragen, en het zal u gegeven worden; blijft zoeken, en gij zult vinden; blijft kloppen, en u zal opengedaan worden. Want al wie vraagt, ontvangt, en al wie zoekt, vindt, en al wie klopt, zal opengedaan worden.” — Matth. 7:7, 8, NW.
GOD SCHIEP
10. Welk vertrouwen kunnen waarheidzoekers koesteren?
10 Ware christenen kunnen er vertrouwen in hebben dat „de gehele Schrift . . . door God [is] geïnspireerd” (2 Tim. 3:16, NW). Zij kunnen ook vol vertrouwen de overtuiging bezitten dat de moderne wetenschap de bijbel op een buitengewoon wonderbaarlijke wijze heeft bekrachtigd. Dit geldt vooral voor het bijbelgedeelte dat de grootste aanval van ongelovigen te verduren heeft gehad, namelijk de eerste paar hoofdstukken van Genesis, waarvan spotters denken dat ze door de wetenschap zijn weerlegd. Houd echter in gedachten dat wetenschap wordt gedefinieerd als „een tak van kennis of studie die zich bezighoudt met een verzameling feiten of waarheden”, hetgeen het noodzakelijk maakt feiten van fantasie te scheiden.
11. Op welke wijze zijn de eerste woorden van de bijbel bevestigd?
11 Er is een tijd geweest waarin evolutionisten de allereerste woorden van de bijbel belachelijk maakten, namelijk: „In den beginne schiep God.” Zij beweerden, zoals de Griekse filosofen dit eeuwen geleden hadden gedaan, dat materie altijd heeft bestaan en dat het stoffelijke universum daarom geen begin heeft gehad. Met de komst van het atoomtijdperk werd het echter bekend dat sommige elementen van de aarde radioactiviteit uitstralen. Indien de materie altijd had bestaan, zou dit proces van radioactieve afbraak al lang geleden zijn opgehouden. Het duurt echter nog steeds voort. Zo wordt er nu toegegeven dat het universum een begin heeft gehad en de ouderdom ervan wordt op miljarden jaren geschat, hetgeen volgens het bijbelse verslag mogelijk is. Eén groep van geleerden zei: „Het is interessant op te merken dat de bijbel, door te verklaren dat het universum een begin heeft gehad, de moderne wetenschap enkele duizenden jaren vóór was.”a
12. Op welke wijze is het Genesis-verslag over de schepping van het leven bewaarheid?
12 Nog een probleem waarvoor de evolutionisten zich zagen gesteld, was dat zij moesten verklaren hoe het leven was begonnen. Zij verwierpen het in Genesis opgetekende scheppingsverslag en zeiden dat het leven toevalligerwijs uit dode materie was ontstaan. Zij geloofden ongeveer hetzelfde als wat de filosoof Aristoteles geloofde, die schreef: „Alle droge lichamen die vochtig worden en alle vochtige lichamen die worden gedroogd, verwekken dierlijk leven.” De Romeinse dichter Vergilius zei in alle ernst dat bijen soms uit de in ontbinding overgaande inwendige organen van vee ontstonden. Een beroemde arts die ten tijde van de regering van Lodewijk XIV van Frankrijk leefde, schreef: „De geuren die uit de diepte van moerassen opstijgen, brengen kikvorsen, slakken, bloedzuigers, grassoorten en andere dingen voort.”b Toen verrichtte Louis Pasteur, de Franse scheikundige, zijn beroemde proeven, hetgeen feitelijk voorgoed een einde had moeten maken aan het denkbeeld dat levende dingen spontaan uit dode materie ontstonden. Hij bewees dat kleinere levensvormen niet uit zichzelf waren ontstaan maar uit reeds bestaande bacteriën waren voortgekomen. Hierdoor werd aangetoond dat levende dingen op aarde alleen maar uit andere levende dingen ontstaan.
13, 14. Waarom zou een levende cel niet bij toeval ontstaan kunnen zijn?
13 Ondanks dit bewijs geloven de atheïstische evolutionisten nog steeds dat een levende cel bij toeval is ontstaan. De bekwaamste geleerden zijn er echter met hun uitgebreide laboratoriumapparatuur niet in geslaagd één kleine levende cel te scheppen! Het is zoals een „eminente autoriteit op het gebied van de evolutie” toegaf: „Geen enkele levende chemicus kan een dinosaurus maken, geen enkele levende hand kan een begin geven aan de dromende, tentakelachtige uitsteeksels die het leven van de eenvoudigste amoeboïde cel kenmerken” (Harper’s Magazine van maart 1964). Wanneer dit niet onder de beste experimentele omstandigheden tot stand gebracht kan worden, kan het nog minder bij toeval zijn gebeurd. De bijbel wijst nauwkeurig op de bron van het leven door in Psalm 36:10 9 te zeggen: „Want bij U [Jehovah] is de bron des levens.”
14 Men zou ertoe verleid kunnen worden te denken dat een levende cel zo eenvoudig is dat ze bij toeval uit onbezielde stof zou kunnen ontstaan. Zoals één geleerde echter zei, is elke cel „een zo ingewikkeld en delicaat stelsel, dat het ons bij onze studie nog steeds niet helemaal duidelijk is hoe ze functioneert.”c Over de verrichtingen van de cel zei hij: „Elke cel verricht . . . activiteiten met zulk een precisie, dat hierbij vergeleken het lopen van het fijnste horloge tot iets grofs wordt gemaakt.” Een andere geleerde beschreef een cel als „een klein universum, samengesteld uit een menigte zichzelf voortplantende organismen, ondenkbaar minutieus en zo talrijk als de sterren van de hemel.”d In een tijdschrift werd verklaard: „De cel is even gecompliceerd als de stad New York.”e
15. Toon aan waarom iets georganiseerds niet zonder organisator tot stand kan komen.
15 Geen enkel gezond denkend mens zal beweren dat New York, Londen, Moskou, Parijs, Tokio of andere steden zo maar vanzelf zijn ontstaan. Een natuurkundige zei in overeenstemming hiermee: „Geen enkel stoffelijk ding kan zichzelf scheppen.”f Maar één levende cel bevat miljoenen kleine eenheden die elk automatisch functies verrichten welke gecompliceerder zijn dan die welke in elke willekeurige stad worden verricht. Er zijn bovendien in slechts één volwassen menselijk lichaam biljoenen cellen! En nu wordt er van ons verlangd te geloven dat dit allemaal bij toeval tot stand is gekomen! Neen, iets georganiseerds kan nooit bij toeval ontstaan. Als een huisvrouw een appeltaart zou willen bakken, zou zij dan wachten totdat er een paar appels van een boom zouden vallen en toevalligerwijs in haar oven zouden terechtkomen, waarin zich toevalligerwijs meel, eieren en andere ingrediënten bevonden, en zou zij dan de hoop koesteren dat deze ingrediënten toevalligerwijs deeg zouden vormen, dat toevalligerwijs gedurende precies de juiste tijdsduur zou worden gebakken? Dat zou in één woord belachelijk zijn. Een taart bakken is echter eenvoudig vergeleken bij het maken van levende dingen, en als eenvoudige dingen niet bij toeval kunnen gebeuren, is dit voor de oneindig veel ingewikkelder dingen beslist een onmogelijkheid.
16. Op welke wijze getuigen de lichaamsdelen van het bestaan van een Schepper?
16 Blijf ook eens even stilstaan bij lichaamsdelen zoals het oog, dat zo ingewikkeld is dat geleerden er eeuwen voor nodig hebben gehad om enigszins te begrijpen hoe het werkzaam is. Het fototoestel is een gebrekkige imitatie van het oog, maar talentvolle uitvinders, nauwkeurige wiskundigen en vaardige handwerkslieden hebben er jaren voor nodig gehad om het zover te ontwikkelen. Heeft het veel ingewikkelder menselijke oog zich zo maar toevallig zelf ontwikkeld omdat de een of andere blinde kwal graag wilde zien? Hoe kon dit dier weten dat het wilde zien wanneer het met geen mogelijkheid kon weten wat zien was? Neen, het menselijke oog is een scheppingswonder dat in het leven is geroepen door Degene die reeds kon zien, zoals wij in Psalm 94:9 kunnen lezen: „Zou Hij, die het oor plantte, niet horen? die het oog vormde, niet zien?”
17, 18. Hoe wordt door moderne uitvindingen aangetoond dat het universum een Schepper heeft?
17 Een astronaut komt terug nadat hij in een capsule van enkele tonnen een aantal malen in een baan rond de aarde heeft gevlogen, en wordt als een held ingehaald. De geleerden die het mechanisme hebben ontworpen, worden geloofd en geprezen. Wat zouden zij er wel van denken als u zou verklaren dat de duizenden stukjes metaal zich zomaar bij toeval tot een capsule en raket hadden samengevoegd, dat de raket toen bij toeval met brandstof werd gevuld en bij toeval werd ontstoken toen de man zich bij toeval in de capsule bevond en dat het hele geval toen zo maar bij toeval in een baan rond de aarde was terechtgekomen? Zij zouden er de schouders over ophalen en u als een grappenmaker of als een geestelijk onvolwaardige beschouwen. Toch heeft Jehovah de aarde, die naar schatting 6500 triljoen ton weegt, in een volmaakte baan gebracht, en dat terwijl zich er miljoenen levende dingen op bevinden, die geen van alle met terugkeermoeilijkheden hebben te kampen, die zich geen zorgen behoeven te maken over de zuurstofvoorziening, die geen voedsel uit een tube behoeven te knijpen en die zich er geen zorgen over behoeven te maken hoe zij de afvalstoffen van hun lichaam kwijt moeten raken. En nu wordt ons gevraagd te geloven dat dit allemaal bij toeval is gebeurd!
18 Duizenden mensen zijn voortdurend in de weer om te voorkomen dat het schema van één spoorweg- of luchtvaartmaatschappij in de war raakt, opdat er geen ongelukken gebeuren, en die gebeuren er toch nog. Terzelfder tijd bewegen ongelooflijk grote zonnen en planeten met een absoluut onvoorstelbare snelheid en precisie door de ruimte, en dat grootse stelsel zou dan geen ontwerper hebben! Verstandige personen beseffen hoe waar de woorden zijn die door Jesaja werden opgetekend: „Heft uw ogen naar omhoog en ziet: wie heeft dit alles geschapen? Hij, die het heir daarvan in groten getale uitleidt en elk daarvan bij name roept door de grootheid zijner sterkte en omdat Hij [Jehovah] geweldig van kracht is; er blijft niet één achter” (Jes. 40:26). David drukte zich op overeenkomstige wijze uit toen hij uitriep: „Aanschouw ik uw hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren, die Gij [Jehovah] bereid hebt: wat is de mens?” (Ps. 8:4, 5 3, 4). Ook in onze tijd beseffen eerlijke mensen derhalve dat de tegenwoordige wetenschappelijke ontdekkingen en uitvindingen steeds weer opnieuw de fundamentele waarheid beklemtonen van wat in Genesis staat opgetekend, namelijk: „In den beginne schiep God”. Ten aanzien van degenen die dit niet geloven, zegt de psalmist: „De dwaas heeft in zijn hart gezegd: ’Er is geen Jehovah.’” — Ps. 14:1, NW.
BESPIEGELINGEN WEERLEGD
19, 20. Met welke veranderende theorieën zijn evolutionisten voor den dag gekomen?
19 Gedurende de afgelopen eeuw geloofden evolutionisten dat verschillende levensvormen waren ontstaan doordat de verschillende soorten langzaam in andere overgingen. Sommigen dachten dat giraffen hun lange nek hadden gekregen doordat ze steeds hoger naar de bovenste bladeren van bomen reikten, met het gevolg dat hun nakomelingen met een lange nek werden geboren. Men geloofde dat mensen die in de buurt van de equator woonden, bruin werden van de warme zon en deze kleur vervolgens aan hun kinderen doorgaven, met het gevolg dat dezen met een donkere huid werden geboren. Toen ontdekte een Oostenrijker, G. Mendel, echter de erfelijkheidsfeiten, waardoor werd bewezen dat deze opvattingen onjuist waren. Hij deed ontdekkingen met betrekking tot de definitieve, ordelijke wetten als gevolg waarvan de overerving van ouder op nakomeling onherroepelijk „naar zijn aard [of, soort]” geschiedde, precies zoals dit in Genesis stond opgetekend. Hierdoor werd de langzame overgang van de ene levensvorm in de andere onmogelijk, want alhoewel er wel grote veranderingen in kleur, afmetingen en vorm mogelijk waren, leidde dit niet tot nieuwe levensvormen.
20 De evolutionisten zeiden vervolgens dat het leven niet als gevolg van langzame veranderingen, maar als gevolg van grote veranderingen in de genen, ofte wel mutaties, moet zijn geëvolueerd. Een geleerde zei hier echter onlangs over: „Of de mutaties nu natuurlijk zijn of door het een of andere kunstmatige middel, zoals straling, zijn opgewekt . . . alles schijnt er thans op te wijzen dat veel meer dan 99 percent van de mutaties onwenselijk is.”g Mutaties vervormen, er worden geen nieuwe soorten door geschapen.
21. Op welke wijze bekrachtigt het fossiele bewijsmateriaal de schepping?
21 Ten einde zich uit de moeilijkheden te redden, hebben evolutionisten overal intensief gezocht naar fossiele overblijfselen waardoor de verbindende overgangen tussen de familiesoorten zouden worden aangetoond. Er zijn echter geen fossielen gevonden van schepselen waarvan de vinnen in armen of benen veranderden of waarvan de poten in vleugels veranderden. Om kort te gaan, de vele kloven tussen de familiesoorten zijn alle blijven bestaan, en dat louter en alleen omdat ze nooit met elkaar verbonden zijn geweest! In een artikel in de London Times (19 mei 1963) werd dan ook over dit onderwerp gezegd: „Het fossiele getuigenis is hier in werkelijkheid van weinig nut [voor de evolutie] . . . men moet wel over veel fantasie beschikken, wil men zich een beeld kunnen vormen van een specifieke transformatie van bepaalde exemplaren . . . in hun zogenaamde tegenwoordige afstammelingen.”
22. Wat heeft de archeologie ontdekt?
22 Evenals de lagere dieren, werd ook de mens plotseling geschapen. Hem werd een groot verstandelijk vermogen gegeven, waaraan het de dieren ontbrak. Juist hiervoor levert de wetenschap nu het bewijs, en niet voor een langzame opkomst uit een modderpoel. In het boek New Discoveries in Babylonia About Genesis verklaart de schrijver: „Men verwachtte dat de opgravers bij elke oudere periode op een primitievere cultuur zouden stuiten, totdat alle sporen van de beschaving verdwenen zouden zijn en de oorspronkelijke mens zou verschijnen. Noch in Babylonië noch in Egypte, de landen waar de oudst bekende woonplaatsen van de mens zijn aangetroffen, is dit het geval geweest. Wanneer de beschaving verschijnt, is ze reeds volledig ontwikkeld. . . . Met het oog op deze feiten is de langzame vooruitgang van de vroege mens een onbewezen onderstelling, terwijl de bewering dat er een oneindig lange periode is verstreken voordat de beschaving verscheen, niet gehandhaafd kan worden.”
23, 24. Wat zijn enkele van de feiten waardoor het denkbeeld dat er „prehistorische” mensen hebben bestaan, wordt weerlegd?
23 Wat valt er echter over die zogenaamde „prehistorische” mensen te zeggen waar men vaak over hoort spreken? Sommige van dergelijke fossiele overblijfselen zijn in het geheel niet menselijk maar dierlijk. Andere vertegenwoordigen slechts variëteiten van het menselijke geslacht die in dezelfde tijd als het „huidige type” mens leefden, net zoals de verschillende thans levende volken door vele afmetingen en vormen worden gekenmerkt. De Neanderdal-mens werd eens als „prehistorisch” beschouwd, een voorouder van de tegenwoordige mens op de evolutionaire ladder, maar merk eens op wat een encyclopedie thans zegt: „De Neanderdal-mens kan niet als een voorouder van de tegenwoordige mens worden beschouwd. Zowel de Neanderdal-mens als mensen van het tegenwoordige type . . . moeten als afstammelingen van een gemeenschappelijke voorouder worden beschouwd.”h
24 Velen van deze zogenaamde „prehistorische” mensen waren helemaal niet „primitief”. Met betrekking tot de vertegenwoordigers van het „Crô-Magnon”-mensenras verklaarde een hoogleraar: „Het Crô-Magnon-ras . . . moet volgens matige schattingen worden beschouwd als op één lijn staand met het voortreffelijkste geslacht dat wij thans in intellectueel en fysiek opzicht kennen.”i Een andere geleerde berichtte: „Deze mensen vertegenwoordigen in vele opzichten het voortreffelijkste type dat de wereld ooit heeft gekend.”j Degenen die per se de bespiegeling van de evolutie willen blijven geloven, werden verschrikkelijk in verlegenheid gebracht door wat in de Science Digest (apr. 1961) werd gezegd: „Sinds de Crô-Magnon-mens zijn de menselijke hersenen in grootte afgenomen.” Hoe nauwkeurig is dan het eenvoudige Genesis-verslag over de schepping van de mens, zijn zondeval en de daarop volgende degeneratie van het menselijke geslacht!
25, 26. Door welke andere feiten wordt aangetoond dat er geen „prehistorische” mensen hebben bestaan?
25 Evolutionisten hebben ook elk deel van de aarde afgezocht naar een volk met een primitieve taal, daar dit volgens hen een ondersteuning voor hun theorie zou vormen. In het boek The Miracle of Languages wordt gezegd: „Zij hebben zo’n volk niet gevonden. . . . Zowel de taal van de bosjesmannen [van Australië] als die van de Sari [van Californië] is ingewikkeld en vertoont kentekenen van verval. . . . Alle talen blijken van één universele oudertaal te zijn afgestamd.” In Science News Letter (3 sept. 1955) werd dit bevestigd met de woorden: „Er bestaan geen primitieve talen. De gedachte dat ’wilden’ zich in een aantal knorgeluiden verstaanbaar maken en niet in staat zijn vele ’beschaafde’ opvattingen onder woorden te brengen, is geheel en al verkeerd. . . . Het is zelfs typerend dat de grammatica van hun talen veel ingewikkelder is . . . dan die van welke moderne taal ook.” Hoe goed stemt ook dit feit overeen met het bijbelse verslag dat de mens één taal had die na de Vloed werd verward, als gevolg waarvan er vele talen zijn ontstaan die over de gehele aarde werden verbreid en geleidelijk aan degenereerden.
26 Zogenaamde „prehistorische” mensen bestaan alleen maar in de fantasie van degenen die het verkiezen de feiten te negeren, want in de gehele geschiedenis van de archeologie heeft men geen enkel bewijs gevonden waardoor de bespiegelingen van de evolutie worden ondersteund. In overeenstemming hiermee werd in een artikel in Harper’s Magazine (juli 1963) verklaard: „Wij moeten nog sporen opdelven van de intelligente apen die het mensdom een begin hebben gegeven.” En dit artikel werd ter ondersteuning van de evolutie geschreven! Denk eens aan, nadat horden evolutionisten ruim een eeuw lang als waanzinnigen hebben gezocht, roept het verslag van de gesteenten het luider uit dan ooit dat ’God schiep’! De evolutionisten kunnen geen „sporen opdelven van de intelligente apen die het mensdom een begin hebben gegeven”, om de doodeenvoudige reden dat deze nooit bestaan hebben, behalve dan, zoals de London Times liet doorschemeren, ’in iemands fantasie’.
27. Welke waarheid wordt door al deze bewijzen bevestigd?
27 Met het oog op al deze feiten zullen oprechte mensen overtuigd zijn, maar de scepticus zal nooit overtuigd geraken, aangezien hij hardnekkig aan de dwaling die hem zo goed van pas komt, wil vasthouden. „Daarom laat God dus een werking van dwaling tot hen gaan, zodat zij geloof gaan hechten aan de leugen, opdat zij allen geoordeeld worden omdat zij de waarheid niet hebben geloofd maar behagen hebben geschept in onrechtvaardigheid” (2 Thess. 2:11, 12, NW). Godvrezende mensen laten zich niet inpalmen door satanische bespiegelingen die Gods Woord de bijbel kleineren en de uitwerking ervan verzwakken, die God als Schepper, Onderhouder en Verzorger overbodig maken en die de werkelijkheid van ’s mensen zondeval en zijn behoefte aan verlossing terzijde schuiven. Nederige mensen zeggen wat de psalmist uit de oudheid zei: „Hoe lief heb ik uw wet! Zij is mijn overdenking den gansen dag” (Ps. 119:97). Zij weten met een grote stelligheid, zoals door de bewijzen van de moderne wetenschap wordt aangetoond, dat „Jehovah God is. Hij heeft ons gemaakt en niet wijzelf”. — Ps. 100:3, NW.
[Voetnoten]
a Recent Theories of the Origin and Nature of the Universe, W. E. Filmer, blz. 32. (Deze brochure werd op 7 december 1953 uitgegeven ter gelegenheid van de 919de Gewone Algemene Vergadering van de Victoria Institute in de Caxton Hall, Westminster, Engeland.)
b How Did the World Begin? M. Price, de blz. 35, 36.
c The Evidence of God in an Expanding Universe, de blz. 122, 124.
d „After Its Kind”, door B. C. Nelson, blz. 27, waarin een uitspraak van Conklin in Heredity and Environment, 5de uitg., blz. 210, wordt aangehaald.
e Look van 16 januari 1962.
f The Evidence of God in an Expanding Universe, blz. 71.
g New Zealand Herald van 17 januari 1963, blz. 16.
h The Encyclopædia Britannica, 1946, Deel 14, blz. 764.
i Creation, Not Evolution, door A. Baker, blz. 76.
j Creation, Not Evolution, door A. Baker, blz. 76.