Barak — Rechter en bevrijder van Israël
WIE was rechter Barak? Wanneer leefde hij, en door middel waarvan bevrijdde hij zijn volk Israël? Rechter Barak was Israëls vierde rechter en menselijke bevrijder na Jozua. Hij was een onbevreesd strijder die Israël tegen een enorme overmacht naar de overwinning voerde en het uit de onderdrukkende hand van koning Jabin van Kanaän bevrijdde, maar zijn verhaal wordt met ware openhartigheid weergegeven.
Het is passend dat wij nauwkeurig bezien wat de bijbel over rechter Barak te zeggen heeft, want hij wordt ons voor ogen gesteld als een man van geloof. Ja, hij was een van degenen „die door geloof koninkrijken een nederlaag toebrachten, . . . dapper werden in de oorlog, de legers van vreemdelingen op de vlucht dreven”. Als wij boeken naslaan die over bijbelse figuren en persoonlijkheden handelen, zien wij echter dat de schrijvers van de christenheid Barak over het algemeen genegeerd hebben en hun aandacht geconcentreerd hebben op de vrouwelijke profetes van zijn tijd, Debora. Deze neiging is zelfs merkbaar bij het geven van namen aan kinderen. Men hoort regelmatig dat een dochter Debora wordt genoemd, maar zelden dat een zoon Barak heet. — Hebr. 11:32-34.
Zoals Mozes ook in zijn afscheidsrede had gewaarschuwd, werd zijn volk na zijn dood — meer in het bijzonder na de dood van Jozua en de oudere mannen van zijn tijd — afvallig en ging het valse goden aanbidden, en nog wel herhaaldelijk (Deut. 31:29; Richt. 2:17-19). In zulk een tijd, toen Israël wederom van de reine aanbidding van Jehovah was afgevallen, toen ’men nieuwe goden verkoos’, stond Jehovah toe dat zijn volk onder Jabin, de koning van Kanaän, twintig jaar lang onderdrukt werd. Deze toestand was zo slecht dat ’de wegen verlaten waren en wie op weg moesten zijn, kronkelende zijpaden gingen’. — Richt. 5:6, 8; 4:1, 2.a
Militair bezien, leek de toestand hopeloos. Aan de zijde van hun onderdrukker, koning Jabin, stond een groot leger onder generaal Sisera met wat men een „pantserdivisie” zou kunnen noemen, bestaande uit 900 strijdwagens met ijzeren zeisen die letterlijk het voetvolk konden wegmaaien. Aan de kant van de Israëlieten was echter onder de 40.000 mannen zelfs niet één lans of speer en niet één schild. De tegenstelling kon nauwelijks groter zijn geweest. — Richt. 5:8.
Zoals dikwijls het geval is, bracht tegenspoed de Israëlieten weer tot hun geestelijke bezinning, en daarom lezen wij dat zij berouw hadden en tot Jehovah om hulp riepen. Jehovah, die altijd barmhartig is, verhoorde en beantwoordde hun smeekbeden om hulp. De twee menselijke instrumenten die hij oorspronkelijk gebruikte om dit teweeg te brengen, waren de profetes Debora, die Israël destijds richtte, en Barak, de zoon van Abinóam. — Richt. 4:3-6.
DE PROFETES ROEPT BARAK
Toen Jehovah’s tijd kwam om de gebeden van de berouwvolle Israëlieten te beantwoorden, inspireerde hij Debora ertoe aan Barak — beiden woonden in het noordelijke deel van het land Israël — de volgende boodschap te zenden: „Heeft de HERE, de God van Israël, niet geboden: ga heen, trek naar den berg Tabor en neem met u tien duizend man Naftalieten en Zebulonieten, en Ik zal aan de beek Kison Sisera, den krijgsoverste van Jabin, naar u toe voeren met zijn strijdwagens en zijn troepen, en Ik zal hem in uw macht geven?” — Richt. 4:6, 7.
Merk op hoe tactvol de profetes Debora de aangelegenheid aan Barak voorlegde. Zij bracht deze niet te berde als een bevel dat van haar, een vrouw, afkomstig was, doch deed dit in de vorm van een vraag, alsof zij hem er alleen maar aan herinnerde wat God had geboden. Hoewel Debora rechter en profetes was, kende zij haar plaats en stelde een voortreffelijk voorbeeld voor alle christelijke vrouwen.
Het kan zijn dat Barak enige twijfel koesterde of hij in staat zou zijn 10.000 man voor deze onderneming te recruteren. Dat Debora goed bekend was, zou een hulp zijn. Hoe dan ook, het schijnt dat hij van mening was dat hij beslist Gods profetes of spreekbuis bij zich moest hebben, en daarom antwoordde hij de profetes Debora: „Indien gij met mij gaat, zal ik gaan, maar indien gij niet met mij gaat, ga ik niet.” Hierop antwoordde Debora, klaarblijkelijk een beetje teleurgesteld: „Ik ga met u mee, maar gij zult geen eer behalen op den tocht dien gij onderneemt, want in de macht van een vrouw zal de HERE Sisera overgeven.” — Richt. 4:8, 9.
De grootsheid van de taak die voor hem lag beseffend, verlangde Barak dat degene die God vertegenwoordigde, ook al was dat toevallig een vrouw, met hem meeging. Hij kan ook geredeneerd hebben dat Debora’s aanwezigheid het moreel van zijn mannen zou sterken. Dit was echter al te veel vertrouwen stellen op de vleselijke arm. Dit was een geringe fout, doch laten wij bedenken dat als hij een zwakkeling was geweest, de profeet Samuël niet zou hebben verwezen naar Israëls bevrijding van „Sisera, den legeroverste van Hazor” door Barak. Zou hij ons door de schrijver van het boek Hebreeën dan als een voorbeeld van geloof zijn gesteld? Vast niet! — 1 Sam. 12:9-11, voetnoot van de New World Translation of the Hebrew Scriptures, uitgegeven in 1955; Hebr. 11:32-34.
Met de profetes naast zich ging Barak vrijwilligers werven, en, naar het schijnt, niet alleen uit Zébulon en Náftali, maar ook uit de meeste andere stammen. Hierop schijnt Debora’s overwinningslied te wijzen, want ook degenen die uit Efraïm, Benjamin, Manasse (Machir) en Issaschar kwamen, worden goedkeurend genoemd omdat zij een aandeel aan de strijd hadden, terwijl andere stammen, zoals Ruben, Dan en Aser ervoor berispt worden „omdat zij niet gekomen zijn den HERE tot hulp”. Er was moed voor nodig om Barak en Debora te volgen, en hierover zong Debora later passend: „Mijn hart gaat uit naar de aanvoerders van Israël, naar hen die vrijwillig zich aanboden onder het volk, prijst den HERE!” — Richt. 5:9-18, 23.
„Toen men Sisera had meegedeeld, dat Barak, de zoon van Abinóam, den berg Tabor bezet had, riep hij”, zoals Jehovah ook verklaard had, „al zijn wagens, negenhonderd ijzeren strijdwagens, en al het volk dat bij hem was, uit Haróseth-Haggojim samen aan de beek Kison”, dat tot het gebied behoorde dat in zijn geheel bekend stond als de vlakte van Jizreël en dat ook dicht bij Megiddo lag. — Richt. 4:12, 13.
In het regenseizoen wordt de Kison een ware stroom, die buiten zijn oevers treedt, doch in de zomer valt de rivierbedding dikwijls droog. Hierlangs nu marcheerde het leger van Sisera op tegen Barak en zijn mannen op de berg Tabor. Hoe vol vertrouwen moet Sisera zich hebben gevoeld met zijn superieure strijdkrachten en uitrusting, ongetwijfeld zoals Hitlers pantserdivisies zich voelden toen ze Polen en de Lage Landen onder de voet liepen!
DE STRIJD
Barak en zijn strijdkrachten wachtten echter niet af tot Sisera en zijn mannen hen aanvielen. Toen zij naderden, gaf Jehovah, door Debora, Barak het bevel: „Breek op, want dit is de dag, dat de HERE Sisera in uw macht gegeven heeft: is niet de HERE vóór u uitgetogen? En Barak daalde af van den berg Tabor en tien duizend man achter hem.” Dit was werkelijk een beproeving op het geloof van een leger dat met weinig meer dan eigengemaakte wapens tegen een volledig bewapende vijand optrok. — Richt. 4:14.
Doch alvorens Barak en zijn mannen contact met de vijand konden maken, had Jehovah de strijd reeds in hun voordeel beslecht. Hoe dan? Door middel van een plotselinge onweersbui en wolkbreuk die de droge rivierbedding van de Kison veranderden in een woedende stroom die buiten zijn oevers trad, waardoor Sisera’s negenhonderd strijdwagens met hun ijzeren zeisen immobiel werden gemaakt. Zoals Debora in haar overwinningslied verhaalde: „Van den hemel streden de sterren, vanuit haar banen streden zij tegen Sisera. De beek Kison sleurde ze mee de aloude beek, de beek Kison — ga voort, mijn ziel, met kracht! — toen dreunden de hoeven der paarden van het wilde jagen dier dapp’ren.” — Richt. 5:20-22.
Wat een wending namen de gebeurtenissen! Wat moet het hart van Sisera en zijn mannen verslagen zijn geweest! Niet dat er niets te vechten viel. Beslist niet. Het ging er nog altijd om dat Barak en zijn mannen met slechte eigengemaakte wapens het hoofd moesten bieden aan een volledig bewapende vijand, en hiervoor was moed nodig: „Maar Zebulon is een volk, dat zijn leven op het spel zette, ook Naftali, in het hooggelegen land.” Wat was de uitslag van de strijd? „En de HERE bracht Sisera met al zijn wagens en zijn gehele leger door de scherpte des zwaards in verwarring vóór Barak. . . . Toen achtervolgde Barak de wagens en het leger tot aan Haróseth-Haggojim, en het gehele leger van Sisera viel door de scherpte des zwaards.” Niemand bleef over, behalve generaal Sisera die van zijn wagen kwam en „te voet naar de tent van Jaël, de vrouw van den Keniet Heber” vluchtte, „want er was vrede tussen Jabin, den koning van Hazor, en het huis van den Keniet Heber”. Het was een totale, verpletterende nederlaag! — Richt. 5:18; 4:15-17.
Wat een ommekeer voor de trotse generaal Sisera! In plaats van zegevierend aan het hoofd van zijn negenhonderd strijdwagens terug te keren, was hij warempel te voet, doorweekt en besmeurd met modder. Uitgeput als hij was en op zoek naar een plaats om zich te verbergen, aanvaardde hij maar al te graag Jaëls gastvrije ontvangst en de gestremde melk die zij hem daarbij aanbood. Zich veilig voelend vanwege de vrede tussen Heber en zijn koning, Jabin, vroeg Sisera Jaël te ontkennen dat hij daar was en viel vast in slaap. — Richt. 4:18-20.
Maar Jaël had andere plannen. Het was wel zo dat haar man het raadzaam had geacht een vredesverbond met koning Jabin te sluiten, doch haar sympathieën gingen naar de Israëlieten uit. Had Mozes immers niet een vrouw uit hen genomen? Werden deze Israëlieten niet door koning Jabin onderdrukt? Nu was het de tijd om te tonen aan welke kant zij stond en daarom maakte zij gebruik van wat heel goed oorlogsstrategie genoemd zou kunnen worden. Zij gaf haar vijand een gevoel van veiligheid, zodat zij hem kon terechtstellen, hetgeen zij deed door een tentpin door zijn slapen te drijven. Toen Barak, op zoek naar generaal Sisera, bij haar aankwam, toonde zij hem de man die hij zocht, maar dood. Getrouw aan Debora’s woorden, leverde Jehovah Sisera inderdaad in de hand van een vrouw over. — Richt. 4:9, 21, 22.
Dit kan in Barak een zekere bewondering voor Jaël opgewekt hebben, want toonde zij juist daardoor niet waar haar sympathieën in de strijd tussen de Kanaänieten en de Israëlieten lagen? En dan haar vindingrijkheid, waardoor zij het middel vond om generaal Sisera te doden! Baraks eigen mannen hingen grotendeels van eigengemaakte wapens af, en Jaël toonde hoe doeltreffend deze konden zijn! Ja, want ten slotte was voor Barak de overwinning voor Jehovah’s strijdkrachten over de heidense Kanaänieten het voornaamste. Hij bewees dit door de oorlog tot het uiterste door te voeren, waarover wij lezen: „De hand der Israëlieten drukte steeds zwaarder op Jabin, den koning van Kanaän, totdat zij Jabin, den koning van Kanaän, verdelgd hadden. Toen had het land veertig jaar rust.” — Richt. 4:23, 24; 5:31.
„TOT ONS ONDERRICHT”
In Romeinen 15:4 wordt ons verteld: „Alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven.” Daarbij zou het verslag van Israëls overwinning onder veldheer Barak dus zijn inbegrepen. Hij wordt passend onder onze aandacht gebracht als een voorbeeld van geloof, want hij was, te zamen met degenen die bij hem waren, bereid zijn leven voor Jehovah’s zaak in de waagschaal te stellen, en Jehovah schonk hem tegenover een grote overmacht de overwinning. Christenen worden met soldaten vergeleken en ook van hen zou gezegd kunnen worden dat zij tegenover een geweldige overmacht staan, Satan en zijn demonen, en al hun zichtbare vertegenwoordigers en degenen die hun leiding volgen. Doch met een sterk geloof kunnen christenen de wereld overwinnen en met succes weerstand bieden aan de Duivel. — Joh. 16:33; Ef. 6:12; 2 Tim. 2:3; Jak. 4:7; 1 Joh. 5:4.
Dit geïnspireerde verslag houdt nog meer in: het heeft ook een profetische betekenis. Hoe kunnen wij hiervan zeker zijn? Omdat de verwarring en nederlaag van Sisera en zijn strijdkrachten plaatsvond op de vlakte van Megiddo, als de eerste van de veldslagen die deze plaats beroemd maakten en welke veldslagen hebben gediend als symbolen voor de grote oorlog van God de Almachtige (Openb. 16:14, 16). Dit wordt verder bevestigd door het profetische gebed van de psalmist: „Doe hun als . . . Sisera, als Jabin aan de beek Kison, die bij Endor vernietigd werden, tot mest werden voor het land.” — Ps. 83:10, 11, 19 9, 10, 18; Jer. 25:33.
Daar Jezus Christus degene zal zijn die met succes de strijd te Armageddon voor Jehovah en zijn naam zal strijden, te zamen met zijn hemelse legerscharen, volgt daaruit dat Barak Jezus Christus afbeeldt (Openb. 2:27; 19:11-21). Koning Jabin van Kanaän, de voornaamste onderdrukker van Israël, beeldt wel heel goed Satan de Duivel af, de voornaamste onderdrukker van Gods volk, terwijl zijn vertegenwoordigers op aarde die hem gehoorzamen heel goed door generaal Sisera worden afgebeeld. En wat valt er over Jaël te zeggen? Wie beeldt zij af?
Daar zij niet tot de natie Israël behoorde, moet zij iemand anders afbeelden dan de geestelijke Israëlieten. Zij beeldt logischerwijs de „grote schare” af die de apostel Johannes zag nadat hij de 144.000 van het geestelijke Israël had gezien en welke schare uit alle naties, volken en talen kwam. Degenen die tot deze grote schare behoren, delen in het lofprijzen van Jehovah God en tonen hoe zij loyaal zijn aan de grotere Barak, Jezus Christus, en aan het geestelijke Israël door Satans vertegenwoordigers als dood te behandelen. — Openb. 7:9-17.b
Waarlijk, wat eertijds geschreven werd, dient inderdaad om ons geloof te sterken, ons aan te moedigen en licht op ons pad te werpen! — Ps. 119:105.
[Voetnoten]
a Er zijn twee historische verslagen van, namelijk één in proza in hoofdstuk 4 en één in dichtvorm in hoofdstuk 5, welke twee verslagen elkaar aanvullen.
b Zie: U kunt Armageddon overleven en Gods nieuwe wereld binnengaan, blz. 284-288.