Hoofdstuk 10
Zou er een meesterbedrieger in het spel kunnen zijn?
DOOR de eeuwen heen hebben mensen de vreemdste dingen zien gebeuren. Men heeft stenen, waterglazen en dergelijke door de lucht zien zeilen alsof ze door onzichtbare handen werden voortbewogen. Men heeft stemmen, geklop en andere geluiden gehoord hoewel er schijnbaar geen bron of oorzaak voor aan te wijzen was. Er zijn schaduwachtige gestalten verschenen en dan weer snel verdwenen. Soms zijn deze gebeurtenissen zo goed bevestigd dat er bijna niet aan valt te twijfelen.
Velen beschouwen dergelijke manifestaties als een bewijs dat de dood geen eind maakt aan het bewuste bestaan. Sommigen geloven dat de heengegane geesten op de een of andere wijze de aandacht van de levenden op zich trachten te vestigen en met hen in contact trachten te komen.
Men zou echter kunnen vragen: Als het werkelijk overleden geliefden zijn die met de levenden in contact trachten te komen, waarom zijn hun manifestaties dan gewoonlijk angstaanjagend voor de waarnemers? Wat schuilt er in werkelijkheid achter dergelijke dingen?
De bijbel toont duidelijk aan dat de dood een eind maakt aan het bewuste bestaan (Prediker 9:5). Andere krachten moeten dus verantwoordelijk zijn voor dingen die dikwijls aan de geesten van de doden worden toegeschreven. Wat voor krachten zijn dit? Zijn het misschien intelligente krachten? Zo ja, zou het dan kunnen zijn dat ze op meesterlijke wijze de kunst verstaan de mensen te bedriegen?
Wij willen ons beslist niet laten misleiden. Misleid te worden, zou nadelig voor ons zijn en misschien zelfs tot gevolg hebben dat wij in groot gevaar geraken. Daarom hebben wij goede reden om het beschikbare bewijsmateriaal te onderzoeken en erover te redeneren om er zeker van te zijn dat wij niet het slachtoffer van een meesterbedrieger zijn geworden. Wij dienen bereid te zijn zo ver mogelijk in de menselijke geschiedenis terug te gaan om te trachten achter de waarheid van de zaak te komen.
De bijbel stelt ons hiertoe in staat. Daarin worden wij teruggevoerd tot de tijd dat het eerste mensenpaar tot bestaan kwam. In het derde hoofdstuk van Genesis verhaalt de bijbel een gesprek dat voor velen in deze tijd misschien ongelofelijk klinkt. Toch is het geen verdichtsel. Dit gesprek verschaft een sleutel ter beantwoording van de vraag of er zich iemand in de menselijke aangelegenheden mengt die een meesterbedrieger is.
HET BEGIN VAN BEDROG
Op een dag hoorde de eerste vrouw, Eva, terwijl zij niet in het gezelschap van haar man was, een stem. Naar het scheen, was het de stem van een slang. Over het gesprek bericht de bijbel:
„De slang nu bleek het omzichtigste te zijn van alle wilde dieren van het veld, die Jehovah God had gemaakt. Ze zei dan tot de vrouw: ’Is het werkelijk zo dat God heeft gezegd dat gij niet van elke boom van de tuin moogt eten?’ Hierop zei de vrouw tot de slang: ’Van de vrucht der bomen van de tuin mogen wij eten. Maar wat het eten van de vrucht van de boom die in het midden van de tuin staat betreft, God heeft gezegd: „Gij moogt daarvan niet eten, neen, gij moogt ze niet aanraken, opdat gij niet sterft.”’ Hierop zei de slang tot de vrouw: ’Gij zult volstrekt niet sterven. Want God weet dat nog op de dag dat gij ervan eet, uw ogen stellig geopend zullen worden en gij stellig als God zult zijn, kennend goed en kwaad.’ Dientengevolge zag de vrouw dat de boom goed was tot voedsel en dat hij iets was waarnaar het verlangen der ogen uitging, ja, de boom was begeerlijk om naar te kijken.” — Genesis 3:1-6.
De boodschap die door de slang werd overgebracht, was een leugen. Die leugen was de eerste die in de geschiedenis wordt vermeld. Ze moest dus van de voortbrenger of vader der leugen afkomstig zijn. Aangezien de leugen tot de dood leidde, was de leugenaar ook een moordenaar. Klaarblijkelijk was deze leugenaar niet de letterlijke slang, een schepsel dat niet met het spraakvermogen begiftigd is. Maar er moet iemand achter de slang hebben gestaan, iemand die, door wat buikspreken genoemd zou kunnen worden, het deed voorkomen alsof de slang sprak. Dit dient ons in deze twintigste eeuw, waarin men een trilplaatje in de luidspreker van een radio of televisietoestel zodanig kan laten vibreren dat de menselijke stem wordt weergegeven, niet zo vreemd toe te schijnen. Maar wie was de spreker die achter de slang stond?
EEN ONZICHTBARE BEDRIEGER
Hij wordt geïdentificeerd door Jezus Christus, die zelf uit de hemel was gekomen en wist wat er in het onzichtbare rijk gaande was (Johannes 3:13; 8:58). Toen bepaalde religieuze leiders hem zochten te doden, zei Jezus tot hen: „Gij zijt uit uw vader de Duivel, en gij wenst de begeerten van uw vader te doen. Die was een doodslager toen hij begon, en hij stond niet vast in de waarheid, omdat er geen waarheid in hem is. Wanneer hij de leugen spreekt, spreekt hij overeenkomstig zijn eigen aard, want hij is een leugenaar en de vader van de leugen.” — Johannes 8:44.
Aangezien de Duivel een leugenaar en een doodslager is, is hij klaarblijkelijk iemand die over verstand beschikt. Dit doet de vraag rijzen: Hoe is hij ontstaan?
De bijbel onthult dat er zelfs vóór het ontstaan van de aarde, onzichtbare geestenpersonen waren. In Job 38:7 wordt over deze geestenpersonen als „zonen Gods” gesproken, die „juichend hun instemming betuigden” toen de aarde werd geschapen. Als „zonen Gods” ontvingen zij hun leven van hem. — Psalm 90:2.
Degene die Eva door middel van de slang bedroog, moet derhalve een van deze geestenzonen, een van Gods met verstand begaafde schepselen, zijn geweest. Door Gods waarschuwing inzake de boom der kennis van goed en kwaad tegen te spreken, lasterde hij zijn Schepper en deed hij het voorkomen alsof God een leugenaar was. Hij wordt daarom terecht de „Duivel” genoemd, aangezien dat woord is afgeleid van de Griekse term diabolos, hetgeen „valse beschuldiger, verdraaier van de feiten, lasteraar” betekent. Door zijn handelwijze kwam dit schepsel tegen God in verzet en daardoor maakte hij zichzelf tot Satan (Hebreeuws: satán; Grieks: satanás), hetgeen „tegenstrever” betekent.
Men kan Jehovah God niet de schuld geven voor wat dit schepsel deed. „Volmaakt is zijn activiteit”, zegt de bijbel over God, „want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij” (Deuteronomium 32:4). Hij schiep zijn met verstand begaafde zonen, zowel de geestenzonen als de mensen, met een vrije wil. Hij dwong hen niet om hem te dienen, maar wilde dat zij dit vrijwillig, uit liefde, zouden doen. Hij rustte hen toe met het vermogen hun liefde voor hem als hun God en Vader steeds meer te verdiepen.
Het geestelijke schepsel dat zichzelf tot een tegenstrever en een lasteraar van God maakte, verkoos echter niet zijn liefde voor zijn Schepper te vervolmaken. Hij liet toe dat zelfzuchtige ambities wortel in zijn hart schoten. (Vergelijk 1 Timótheüs 3:6.) Dit wordt weerspiegeld in het gedrag van de „koning van Tyrus”, over wie in de profetie van Ezechiël een klaaglied werd opgesteld. In het klaaglied wordt tot de koning van Tyrus, die een verrader van het koninkrijk Israël werd, gezegd:
„Gij verzegelt een model, vol van wijsheid en volmaakt in schoonheid. In Eden, de tuin van God, bleekt gij te zijn. . . . Gij zijt de gezalfde cherub die beschut, en ik heb u gesteld. Op de heilige berg Gods bleekt gij te zijn. Te midden van vurige stenen wandeldet gij rond. Gij waart onberispelijk in uw wegen vanaf de dag dat gij werdt geschapen totdat er onrechtvaardigheid in u werd gevonden. . . . Uw hart werd hoogmoedig wegens uw schoonheid. Gij hebt uw wijsheid vanwege uw stralende glans bedorven.” — Ezechiël 28:12-17.
De opstandige geestenzoon van God had evenals de verraderlijke „koning van Tyrus” een te hoge dunk van zichzelf. Trots dreef hem ertoe het mensengeslacht te willen beheersen en hij trachtte door middel van bedrog zijn doel te bereiken. Tot op deze dag zijn de meeste mensen nog steeds het slachtoffer van dit bedrog. Door te weigeren Gods wil te doen zoals die in zijn Woord, de bijbel, wordt uiteengezet, scharen zij zich in werkelijkheid aan de zijde van Satan. Door dit te doen, aanvaarden zij dezelfde leugen als Eva, namelijk dat het werkelijk voordeel kan schenken als men verkiest in strijd met Gods wil te handelen.
Aangezien communicatie met de doden in Gods Woord wordt veroordeeld, scharen degenen die met de doden trachten te spreken, zich aan Satans zijde. Hoewel zij misschien denken dat zij met de doden spreken, zijn zij het slachtoffer geworden van bedrog. Evenals Satan het aan Eva deed voorkomen alsof een slang sprak, kan hij het net zo gemakkelijk doen voorkomen alsof de doden via mediums spreken. Betekent dit dat Satan rechtstreeks verantwoordelijk is voor alle vreemde verschijnselen die dikwijls aan de geesten van de doden worden toegeschreven? Of zijn er ook anderen bij betrokken?
ANDERE ONZICHTBARE BEDRIEGERS
De bijbel onthult dat Satan niet het enige opstandige geestelijke schepsel is. In Openbaring 12:3, 4, 9 wordt getoond dat er nog anderen zijn. In deze schriftplaatsen wordt Satan de Duivel symbolisch afgebeeld als een „grote vuriggekleurde draak” die een „staart” heeft waarmee hij „een derde deel van de sterren des hemels” meesleept. Ja, Satan was in staat zijn invloed als een „staart” te gebruiken om andere „sterren”, geestenzonen van God, ertoe te bewegen zich in een opstandige handelwijze bij hem aan te sluiten. (Vergelijk Job 38:7, waar geestenzonen van God „morgensterren” worden genoemd.) Dit gebeurde vóór de wereldomvattende vloed in de dagen van Noach. Talloze engelen verlieten in strijd met Gods voornemen „hun eigen juiste woonplaats” in de hemel, materialiseerden zich door een menselijk lichaam aan te nemen, leefden als echtgenoten met vrouwen en verwekten bastaardnakomelingen die als de Nefilim bekend stonden. Hierover wordt ons verteld:
„Nu geschiedde het toen de mensen talrijk begonnen te worden op de oppervlakte van de aardbodem en er dochters aan hen werden geboren, dat de zonen van de ware God de dochters der mensen gingen gadeslaan en bemerkten dat zij mooi waren; en zij gingen zich vrouwen nemen, namelijk allen die zij verkozen. . . . De Nefilim bleken in die dagen op de aarde te zijn, en ook nog daarna, toen de zonen van de ware God betrekkingen met de dochters der mensen bleven hebben en dezen hun zonen baarden; dit waren de sterke mannen die er oudtijds waren, de mannen van vermaardheid.” — Genesis 6:1-4.
Tijdens de Vloed verloren deze zonen van God hun vrouwen en hun bastaardnakomelingen. Zijzelf moesten zich dematerialiseren. Over wat er daarna met hen gebeurde, bericht de bijbel: „God [heeft] zich er niet van . . . weerhouden de engelen die zondigden te straffen, maar [heeft] hen, door hen in Tartarus te werpen, aan afgronden van dikke duisternis . . . overgegeven om voor het oordeel bewaard te worden” (2 Petrus 2:4). En in Judas 6 wordt eraan toegevoegd: „De engelen die hun oorspronkelijke positie niet hebben behouden maar hun eigen juiste woonplaats hebben verlaten, heeft hij met eeuwige banden onder dikke duisternis bewaard voor het oordeel van de grote dag.”
Aangezien deze beschrijvingen betrekking hebben op geestelijke schepselen, is het duidelijk dat de „afgronden van dikke duisternis” en de „eeuwige banden” niet letterlijk zijn. Deze uitdrukkingen geven ons slechts een beeld van vrijheidsbeperking, een toestand van vernedering, ver van elke goddelijke verlichting.
Er bestaat geen schriftuurlijke grond om te concluderen dat deze ongehoorzame engelen zich in een plaats bevinden zoals de mythologische Tartarus uit Homerus’ Ilias, dat wil zeggen in de laagste gevangenis waar naar men zei Cronus en de overige Titaanse geesten opgesloten waren. De apostel Petrus geloofde niet in zulke mythologische goden. Er is dus geen reden om te concluderen dat hij door het gebruik van de Griekse uitdrukking ’in Tartarus werpen’, zelfs maar een zinspeling maakte op het bestaan van de mythologische plaats waar ongeveer negen eeuwen voordien door Homerus naar werd verwezen. In het Grieks is de uitdrukking ’in Tartarus werpen’ trouwens slechts één woord, een werkwoord, tartaro·oo. Het wordt ook gebruikt in de betekenis van tot de laagste graad vernederen of verlagen.
Dit betekent echter niet dat iemand letterlijk naar een laag gelegen plaats wordt gebracht, maar slechts dat hij vernederd of verootmoedigd wordt. Insgelijks dient men ook het Griekse werkwoord dat met ’in Tartarus werpen’ is vertaald, niet te bezien als een aanduiding dat er werkelijk zo’n plaats bestaat, maar als een aanduiding van een toestand.
In 1 Petrus 3:19, 20 wordt over de vernederde geestelijke schepselen gesproken als de „geesten in de gevangenis, die eens ongehoorzaam waren geweest, toen het geduld van God wachtte in de dagen van Noach, terwijl de ark werd gebouwd”. De bijbel maakt derhalve duidelijk dat de „engelen die zondigden”, na de Vloed aan een vrijheidsbeperking onderworpen werden. Er is geen bijbelse aanwijzing dat zij zich na de Vloed konden materialiseren en zichtbare werkzaamheden op aarde ter hand konden nemen. Hieruit volgt dus logischerwijs dat de beperking die hun werd opgelegd, het hun onmogelijk maakte wederom een vleselijk lichaam aan te nemen.
HOED U VOOR DEMONENINVLOED
Er zij echter opgemerkt dat de ongehoorzame engelen, die nu als demonen bekend kwamen te staan, een sterk verlangen hadden om nauwe omgang met mensen te hebben. Zij waren bereid hun hemelse positie op te geven ten einde het genoegen te smaken als echtgenoten met vrouwen te leven. Het schriftuurlijke getuigenis toont aan dat zij, hoewel zij nu in hun vrijheid beperkt zijn en niet meer zo’n fysiek contact kunnen onderhouden, niet veranderd zijn wat hun verlangens betreft. Zij zoeken elke mogelijke manier om met mensen in contact te treden en hen zelfs te beheersen. Jezus Christus maakte hier gewag van toen hij in beeldspraak zei:
„Wanneer een onreine geest uit een mens komt, trekt hij door dorre plaatsen op zoek naar een rustplaats, en vindt er geen. Dan zegt hij: ’Ik zal terugkeren naar mijn huis, waar ik ben uitgegaan’; en daar aangekomen, vindt hij het leegstaan, maar schoongeveegd en versierd. Dan gaat hij heen en brengt zeven andere geesten met zich mee, die nog goddelozer zijn dan hijzelf, en wanneer zij er naar binnen zijn gegaan, wonen zij daar; en de laatste omstandigheden van die mens worden erger dan de eerste.” — Matthéüs 12:43 tot 45.
Het is daarom uiterst belangrijk op zijn hoede te zijn opdat men niet voor demoneninvloed zwicht. Het kan zijn dat iemand heel onzeker is met betrekking tot zichzelf en zijn toekomst. Hij wil misschien wanhopig enige verzekering hebben dat het hem goed zal gaan. Of hij wordt misschien enigszins gefascineerd door de geheimzinnige en angstaanjagende manifestaties in verband met occulte praktijken. Hij hoort misschien over iemand die naar verluidt nauwkeurig de toekomst kan voorspellen. Of hij leert misschien de diverse middelen kennen die bij waarzeggerij worden gebruikt — Ouija-borden, ESP (buitenzintuiglijke waarneming), patronen van theebladeren in een kopje, de vorm van oliedruppels op water, wichelroeden, slingers, de stand en beweging van sterren en planeten (astrologie), het janken van honden, de vlucht van vogels, de beweging van slangen, het kijken in een kristallen bol en dergelijke. Zijn situatie kan zo wanhopig lijken of hij kan zo gefascineerd raken dat hij misschien besluit een waarzegster of een medium te raadplegen of zijn toevlucht te nemen tot de een of andere vorm van waarzeggerij. Misschien wil hij het op zijn minst eens proberen.
Is dat verstandig? Beslist niet. Zijn nieuwsgierigheid kan ertoe leiden dat hij onder de macht van de demonen komt. In plaats dat zo’n handelwijze hem verlichting en vertroosting schenkt, kan het zijn dat zijn situatie alleen maar verergert. Bovennatuurlijke rustverstoringen kunnen hem van slaap beroven en hem zelfs overdag met angst vervullen. Het kan zijn dat hij vreemde stemmen begint te horen, die hem influisteren zichzelf of iemand anders te doden.
Is het daarom niet verstandig zo’n risico te vermijden en alle vormen van waarzeggerij uit de weg te gaan? Jehovah God denkt niet licht over deze zaak. Ten einde de Israëlieten te beschermen zodat zij niet door goddeloze geesten misleid en geschaad zouden worden, maakte hij de beoefening van waarzeggerij tot een overtreding waarop de doodstraf stond door in de Wet te zeggen: „Wat een man of vrouw betreft in wie een mediamieke of voorzeggende geest blijkt te zijn, zij dienen zonder mankeren ter dood gebracht te worden.” — Leviticus 20:27.
Gods zienswijze ten aanzien van geestenmediums, tovenaars en waarzeggers is niet veranderd. Gods oordeel is nog steeds gericht tegen allen die spiritisme beoefenen. — Openbaring 21:8.
Span u daarom in om weerstand te bieden aan misleiding door goddeloze geestelijke schepselen. Zou u ooit een vreemde stem horen, die misschien beweert dat ze de stem van een gestorven vriend of familielid is, schenk er dan geen aandacht aan. Roep de naam van de ware God, Jehovah, aan en vraag God u te helpen de invloed van de demonen te weerstaan. Doe zoals Gods Zoon aanraadde door in gebed te smeken: ’Bevrijd mij van de goddeloze’ (Matthéüs 6:13). Hebt u voorwerpen die verband houden met waarzeggerij, volg dan het voorbeeld na van degenen die in het oude Éfeze de ware aanbidding aanvaardden. „Vrij velen van hen die [daar] magische kunsten hadden beoefend, brachten hun boeken bijeen en verbrandden ze ten aanschouwen van iedereen.” Hoewel deze voorwerpen kostbaar waren, weerhield dit hen er niet van ze te vernietigen. — Handelingen 19:19.
Denkt u, met het oog op dit voorbeeld, dat het juist zou zijn moedwillig om te gaan met personen van wie u weet dat zij in het occulte liefhebberen en geschenken van hen aan te nemen? Zou u daardoor niet onder de invloed van de demonen kunnen komen?
Een belangrijke factor waardoor wij voor misleiding worden behoed, is te beseffen dat goddeloze geesten er dikwijls verantwoordelijk voor zijn dat mensen geheimzinnige en angstaanjagende manifestaties — stemmen, geklop en schaduwachtige gestalten waarvoor schijnbaar geen aanwijsbare oorzaken zijn — zien of horen. Dit te weten, zal ons van de vrees voor de doden bevrijden en maken dat wij niet aan waardeloze riten ten behoeve van hen deelnemen. Het zal ons ook helpen niet het slachtoffer van goddeloze geesten te worden.
Willen wij echter beschermd worden tegen ieder aspect van het bedrog dat Satan en zijn demonen in verband met de doden hebben gepleegd, dan moeten wij de gehele bijbel geloven en er in overeenstemming mee handelen, en wel omdat de bijbel, in zijn geheel, het geïnspireerde Woord van God is.