-
Genesis schenkt geloof, hoop en moedDe Wachttoren 1983 | 1 augustus
-
-
Deze „ladder” (die er uitgezien kan hebben als een uit stenen bestaande trap die naar boven liep) gaf te kennen dat er communicatie tussen de aarde en de hemel bestaat. Er werd door aangetoond dat engelen bij de diensten die zij verrichten, als het ware heen en weer gaan tussen Jehovah en mensen die zijn goedkeuring genieten. — Vergelijk Johannes 1:51.
● 31:19 — Wat waren de terafim die Rachel van Laban had gestolen?
De terafim waren familiegoden of -afgoden. Archeologische ontdekkingen in Mesopotamië geven te kennen dat het bezit van zulke beeldjes verband hield met de persoon die de familie-erfenis zou ontvangen. Misschien had Rachel dit in gedachten en redeneerde zij dat zij gerechtvaardigd was de terafim te nemen wegens de bedrieglijke handelingen van haar vader Laban ten opzichte van haar man Jakob (Gen. 31:14-16). Er zijn echter geen aanwijzingen waaruit blijkt dat Jakob ooit heeft geprobeerd de terafim te gebruiken ten einde de familie-erfenis in de wacht te slepen. Deze afgodsbeeldjes werden op zijn laatst verwijderd toen Jakob alle buitenlandse goden begroef die de leden van zijn huisgezin aan hem hadden overhandigd. — Gen. 35:1-4.
● 44:5 — Heeft Jozef werkelijk een beker gebruikt om voortekens te lezen?
Jozef was vastbesloten zijn broers, die hem niet herkenden, op de proef te stellen. Daarom gebood hij zijn dienstknecht hun zakken met voedsel te vullen, ieders geld in de opening van zijn zak te leggen en Jozefs zilveren beker in de opening van Benjamins zak te leggen. In dit alles deed Jozef zich voor als een bestuurder van een heidens land. De beker en wat erover werd gezegd, maakten daarom blijkbaar deel uit van zijn plan hen om de tuin te leiden. Als een getrouwe aanbidder van Jehovah heeft Jozef de beker niet werkelijk gebruikt om voortekens te lezen, evenmin als Benjamin de beker werkelijk had gestolen.
● 49:10 — Bestaat er verschil tussen een scepter en een gebiedersstaf?
Ja. Een scepter is een staf die door een heerser wordt gedragen als een symbool van koninklijke autoriteit. De gebiedersstaf is een lange stok die dienst doet als bewijs dat men de macht heeft om te gebieden. Dat Jakob naar beide staven verwees, gaf klaarblijkelijk te kennen dat de stam Juda een beduidende autoriteit en macht zou bezitten totdat Silo zou komen. Deze nakomeling van Juda is Jezus Christus, degene aan wie Jehovah hemelse heerschappij heeft verleend. Christus heeft koninklijke autoriteit en bezit tevens de macht bevelen uit te vaardigen. — Ps. 2:8, 9; Jes. 55:4; Dan. 7:13, 14.
Basis voor geloof, hoop en moed
Genesis verschaft ons duidelijk een basis voor geloof, hoop en moed. Het bezielt ons met geloof in Jehovah en de hoop op het beloofde „zaad” van zegening (Gen. 3:15; 22:18). Dit boek helpt ons ook de toekomst moedig onder de ogen te zien, evenals vroege getuigen van Jehovah dit hebben gedaan.
Die dienstknechten van God ’trachtten een betere plaats te verkrijgen, een die tot de hemel behoort’, en Jehovah „heeft een stad voor hen gereedgemaakt” (Hebr. 11:15, 16). Mogen wij, evenals zij naar de Koninkrijksregeling uitzagen, er eveneens ons vertrouwen in stellen. En mogen wij, evenals die getuigen van Jehovah, een werkelijk geloof en ware hoop en moed bezitten.
-
-
God „maakt zijn engelen . . . een vuurvlam”De Wachttoren 1983 | 1 augustus
-
-
God „maakt zijn engelen . . . een vuurvlam”
Als de apostel Paulus de engelen tegenover Gods Zoon stelt, doet hij in Hebreeën 1:7 een aanhaling uit Psalm 104:4.
Aangezien alle engelen geestelijke schepselen zonder een vleselijk lichaam zijn, schijnen beide verzen wanneer ze zeggen dat God ’zijn engelen geesten maakt’, niet te verwijzen naar het soort organisme dat engelen bezitten. In plaats daarvan heeft de manier waarop wij deze verzen moeten begrijpen, te maken met de grondbetekenis van „geest”. In de oorspronkelijke talen betekenen de woorden die hier met „geest” vertaald zijn (in het Hebreeuws roeach, in het Grieks pneuma), in eerste instantie „ademen of blazen”. Afhankelijk van de context kunnen ze weergegeven worden met „wind” of „werkzame kracht”. Waar het in Hebreeën 1:7 en Psalm 104:4 dan ook kennelijk om gaat, is dat God zijn onzichtbare engelen tot geestenkrachten of sterke krachten in zijn dienst maakt. Hij kan hen ook gebruiken als „een vuurvlam” of „een verslindend vuur”, wanneer hij hen inschakelt om zijn vurige oordelen uit te voeren.
-