„Waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn”
Als ruwe, stenen werktuigen getuigen van een ontwerper, getuigen dan ingewikkelde levensvormen niet met veel grotere kracht van het bestaan van een wijze en machtige Schepper?
ALS er in de bergen een steenlawine voorkomt, verwachten we beneden een ordeloze berg stenen en rotsblokken aan te treffen. We zouden onze ogen niet geloven als alle stenen in de vorm van een prachtige rotswoning tot rust zouden komen — want een woning vereist ontwerp en doelgerichte arbeid. En zonder ontwerper geen ontwerp, zonder intelligente werker geen doelgerichte arbeid. Dit komt overeen met de bijbelse verklaring in Hebreeën 3:4: ’Elk huis wordt door iemand gebouwd.’
Een geleerde graaft in aarde en puin en vindt dan een ronde, langwerpige steen, glad van uiterlijk, met een groef die het midden van de steen omcirkelt. Hij twijfelt er niet aan dat dit een werktuig is van een primitieve mens. Hij is ervan overtuigd dat deze steen met een leren riem aan een stok bevestigd heeft gezeten en als een hamer of wapen is gebruikt. Of hij vindt een platte steen met een scherpe rand en hij is er zeker van dat dit een mes of schraper is geweest, gemaakt door iemand uit het „Stenen Tijdperk”. Of een klein stukje scherp vuursteen in de vorm van een pijlpunt overtuigt hem ervan dat dit werd bewerkt door een mens om als punt van zijn speer te dienen. Zulke doelgericht ontworpen dingen zijn, aldus deze geleerde, geen produkt van een toevallige samenloop van omstandigheden.
Het werk getuigt van een werker. Deze gereedschappen en wapens zijn ruw van vorm en daarom worden hun makers als primitief beschouwd, want apen maken geen werktuigen en die van de moderne mens zijn veel ingenieuzer van ontwerp. Dus plaatsen de geleerden de mensen die zulke werktuigen vervaardigen, in een stenen tijdperk, en speculeren ze dat hun verschijning en hersencapaciteit ongeveer tussen die van de apen en de moderne mens in moet hebben gelegen. Vandaar dat ze hen voorstellen als voorovergebogen, harige wezens met een laag voorhoofd. Hun scheppingen getuigen van meer ontwerp en doelgerichtheid dan de stok die een aap misschien ergens heeft gevonden, maar zijn toch veel minder dan de werktuigen die de moderne mens weet te scheppen. De geleerden zien de werker afgespiegeld in zijn werk en beoordelen zijn kwaliteiten naar zijn werken.
ZIJ VERZAKEN HUN EIGEN LOGICA
Gaat het echter om het overvloedige plante- en dierenleven op aarde, dan verlaten de meeste geleerden hun standpunt dat ontwerp van een ontwerper getuigt. Toch zijn de eenvoudigste organismen veel en veel ingewikkelder dan ruwe, stenen werktuigen. Ja, zelfs de eencellige protozoën kunnen niet als eenvoudig worden beschouwd. Want in hun ene cel is het vermogen aanwezig om alle lichaamsfuncties te verrichten die bij gewervelde dieren door diverse organen worden verricht. Evolutionaire geleerden stellen echter met klem dat een dergelijk ingewikkeld organisme geen ontwerper heeft gehad, maar eenvoudig door toeval tot bestaan is gekomen. In vergelijking echter met het spontane ontstaan van een protozo, is het veel aannemelijker dat ruwe, stenen werktuigen zijn gevormd tijdens een steenlawine of in een woeste bergbeek, terwijl zelfs de vorming van een rotswoning uit een steenlawine in vergelijking ermee een voor de hand liggende zaak is.
Hoe komt het toch dat veel intelligente mensen wanneer het gaat om de meest ingewikkelde scheppingen in het heelal, hun logische regel dat doelgericht ontwerp de eigenschappen van een intelligente maker weerspiegelen, niet meer toepassen? Emotioneel vooroordeel? De bijbel is het met hun regel eens, maar zij schuwen de bijbelse consequentie ervan: „Zijn onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn, ja, zijn eeuwige kracht en Godheid” (Rom. 1:20). Zij zouden het ontstaan van een ruw, stenen werktuig nooit aan het toeval willen toeschrijven, maar omarmen datzelfde toeval wel zonder meer als de schepper van niet alleen ééncellige diertjes, maar van alle levensvormen op aarde, de mens incluis! Zij weigeren in deze wonderen de hand van de grote Ontwerper en Schepper van het universum te zien. Laten we eens enkele van die wonderen nader beschouwen en overdenk dan eens of de eigenschappen die ze weerspiegelen, aan het blinde toeval toegeschreven kunnen worden.
DE BODEM ONDER UW VOETEN
Op de derde scheppingsdag zei Jehovah: „Dat . . . het droge land te voorschijn kome” (Gen. 1:9). Dit opende de weg voor het ontstaan van de landplanten. Wilden deze planten echter kunnen groeien, dan was er het wonder van de bodem nodig. De bodem? Is dat een wonder? Is dat niet een van de gewoonste dingen op het oppervlak van deze aarde? Zeker. De bodem is echter een belangrijke natuurlijke hulpbron waar men zich tegenwoordig erg om bekommert, aangezien bodemerosie stofstormen en steeds meer woestijnen doet ontstaan. Het duurt vaak duizenden jaren voordat rotsen zijn omgevormd tot vruchtbare bodem. Ze verweren, er zetten zich schimmelsporen op af, die ontkiemen en met hun draden wiercellen omspinnen, waarna schimmel en wieren zich verenigen tot een korstmos. Korstmossen groeien op het oppervlak van gesteente, breken het gesteente af en vormen een dunne bodemlaag waarop mossen kunnen groeien; die mossen sterven af en vormen op hun beurt weer een dikkere bodemlaag waar uiteindelijk zaadjes in kunnen ontkiemen. Eroderende krachten transporteren dit bodemmateriaal naar plaatsen waar het zo dik wordt opgehoopt dat er hogere planten en uiteindelijk bomen op kunnen groeien.
Als planten hun bladeren laten vallen en sterven, breken bacteriën dit afvalmateriaal af en scheppen een rijke, organische bodem. Microben ontbinden de organische componenten verder tot de eenvoudige voedingsstoffen die door planten kunnen worden opgenomen. Hoewel we spreken over de vaste grond, zijn vele bodems verre van vast, maar gevuld met lucht, water en talloze levensvormen. Als we het oppervlak van elk bodemdeeltje zouden meten, dan zouden 100 gram bodemdeeltjes een totaaloppervlak kunnen hebben van 8,5 hectare. In gematigde streken bevat een theelepeltje grond soms meer dan 5.000.000.000 levende organismen! Elk daarvan is een wonder van ontwerp en te zamen zijn ze nodig opdat ’het land zelf zijn opbrengst zal geven’ (Ezech. 34:27). Nee, de grond is er niet alleen om op te lopen. Zonder alle voorzieningen die hij bevat, zou leven op aarde niet mogelijk zijn!
NAVIGATORS DIE DE MENS VERSTELD DOEN STAAN
Om de koude jaargetijden te ontlopen en niet zonder voedsel te komen, maken veel vogels lange trekvluchten. Hun bekwaamheden op het gebied van de navigatie zijn onvoorstelbaar en worden nog lang niet volledig door de mens begrepen. Hoe weten zij dat wanneer het op het noordelijk halfrond koud begint te worden, er in het zuiden warm weer en voedsel is, en niet in het oosten of het westen? En hoe weten ze hoe ze in het voorjaar, bij hun terugkeer, noordwaarts moeten vliegen? Verschillende hormonen die in hun bloed worden afgegeven, vertellen hun dit. Sommige vogels trekken honderden kilometers, andere duizenden, naar dezelfde plaats die ze zes maanden geleden verlieten. Sternen en plevieren maken reizen van over de 6000 kilometer. Jonge vogels maken de reis de allereerste keer onmiddellijk alleen. Tot in de Middeleeuwen weigerden natuuronderzoekers te geloven dat vogels trokken; ze verzonnen allerlei fantastische verklaringen voor hun verschijnen en verdwijnen in voorjaar en herfst. Maar de bijbel maakte al in de zevende eeuw vóór Christus melding van de trek van vogels: „Zelfs de ooievaar aan de hemel — die kent heel goed zijn bestemde tijden; en de tortelduif en de gierzwaluw en de zanglijster — die nemen heel goed de tijd van hun aankomst in acht.” — Jer. 8:7.
En zelfs nadat de vogeltrek voor grote vogels was geaccepteerd, meenden de biologen dat kleine vogels de oceanen overstaken door zich op de rug van grotere vast te klampen. Maar de kleine zwartkopzanger maakt zijn reis, net als andere ’dwergen’, helemaal op eigen kracht. Hij verlaat Alaska in de herfst, reist in etappes naar de kust van New England, wacht op het goede weer, en steekt dan in drie tot vijf dagen de Atlantische Oceaan over, naar de noordoostkust van Zuid-Amerika. Non-stop, 3800 kilometer over de oceaan, en dat voor een vogel die net iets meer weegt dan 20 gram! Wat een ontzagwekkende computer bevindt zich in dat kleine vogelkopje; de tijd wordt bijgehouden, de beweging van de zon wordt berekend en de sterren worden gebruikt om op een „kaart” de koers en plaats van bestemming te kunnen uitzetten, en wel zo dat de vogel ook als de hemel bewolkt is, veilig zijn plaats van bestemming bereikt! Kan iemand werkelijk, ook diep in zijn hart, geloven dat de kleine zwartkopzanger door toeval is ontstaan?
Onderzoekingen met postduiven hebben nog een ander navigatiesysteem aan het licht gebracht waar vogels gebruik van maken. Na in een donker hok via allerlei omwegen tot op bijna 1000 kilometer van hun eigen hok te zijn vervoerd, zijn ze na lossing binnen een dag weer thuis. Als de zon schijnt, gebruiken ze die als kompas. Maar ze kunnen ook terugkeren als het bewolkt of avond is. Zij nemen het magnetische veld van de aarde waar en oriënteren zich daarop. Er werd een zwerm duiven gelost waarvan de helft een magneet op hun rug gebonden kreeg; deze magneten verstoorden het magnetische veld van de aarde, zodat de duiven daar geen gebruik van konden maken. Op een zonnige dag kwam de hele zwerm behouden thuis. Op een bewolkte dag keerden alleen de exemplaren terug die geen magneet op hun rug hadden; de duiven met een magneet cirkelden willekeurig rond. Jarenlang werd het onmogelijk geacht dat enig levend schepsel het aardmagnetisch veld zou kunnen waarnemen; het is zo zwak. Nu weten de geleerden dat het niet alleen door duiven maar ook door bijen wordt waargenomen. En recente experimenten doen vermoeden dat zelfs bepaalde slakken er gevoelig voor zijn.
In verband met al zulke wonderen gaf Job toe: „Ik [heb] gesproken, maar zonder begrip te hebben, over dingen die te wonderbaar voor mij waren, die ik niet weet.” — Job 42:3.
ALLERLEI INGENIEUZE ONTWERPEN
Herinnert u zich nog dat ruwe, stenen werktuig dat niet bij toeval ontstaan kon zijn? Blijf het ter vergelijking in gedachten houden als u overweegt of het volgende eenvoudig vanzelf kan zijn ontstaan.
De meeste mensen weten wel dat de kameleon zijn tong verscheidene centimeters naar buiten kan laten schieten om insekten te verschalken. Maar weet u ook hoe dit reptiel dat klaarspeelt? In zijn bek ligt een horizontaal been, kegelvormig, met de punt naar voren gericht. Aan de basis daarvan is de lange holle tong verankerd. Lengtespieren houden deze tong als een harmonika-achtige ineengeschoven ’kous’ om het been geschoven. Bij de punt van de tong bevinden zich kringspieren, die om de gladde punt van het been sluiten. De grote ogen, die onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen, bespeuren een insekt binnen tongbereik. De lengtespieren trekken zich krachtig samen, zodat de tong als een veer om het tongbeen gespannen ligt. Dan trekken de kringspieren die de punt van het gladde been omgeven, zich plotseling samen en tegelijkertijd ontspannen de lengtespieren zich . . . de tong schiet naar buiten. Het insekt blijft plakken op de kleverige punt van de lange, buigzame tong, die daarna weer langzaam naar binnen wordt getrokken. Het hele gebeuren lijkt op een jongen die kersepitten tussen duim en wijsvinger wegschiet, met dit verschil dat nu het gladde been op zijn plaats blijft en de tongpunt door de samentrekking van de kringspieren met grote snelheid van het gladde, spits toelopende been schiet. Zo’n ingenieus ontwerp vereist stellig een ontwerper.
De bombardeerkever gebruikt explosieven om vijanden af te schrikken. Drie chemicaliën, die door klieren worden geproduceerd, zijn opgeslagen in een reservoir. Wanneer er een vijand nadert, opent hij een klep waardoor het mengsel in een gepantserde verbrandingskamer komt. Daar brengt een enzym het tot ontbranding, waarna met explosieve kracht een giftige mist uit de verbrandingskamer schiet, via de „uitlaat” die in elke gewenste richting kan worden gewend. De kever kan snel achter elkaar explosies veroorzaken, wel tientallen per minuut, en elke keer met een hoorbaar ’pop’-geluid, waarna de vijand zich, soms met stuiptrekkingen, terugtrekt. Deze kever beschikt over een laboratorium, maakt explosieven en weet die nuttig aan te wenden. Een verbazingwekkende, levende ’kruit’-fabriek!
De draaikevers, die men meestal in kringelende groepen op het water van een vijver ziet ronddraaien (schrijvertjes), hebben bifocale ogen om boven en onder water te kunnen zien. Maar daar blijft het niet bij. Ze kunnen vliegen, zwemmen, op het water lopen en onderduiken. Bij dat laatste nemen ze een luchtbel mee die als long functioneert. De bel ontvangt koolzuur van de kever, staat dat af aan het water en draagt zuurstof uit het water over aan de kever. De draaikever kan op die manier uren onder water blijven. De onderdelen van zijn lichaam zijn goed tegen water bestand, maar zijn bovendelen, met inbegrip van de bovenste helft van zijn ogen, worden door speciale klieren vet gehouden en op die manier waterafstotend gemaakt. Bij zijn snelle zig-zagbewegingen op de oppervlaktefilm van het water ontstaan boogvormige rimpelingen. Wanneer die rimpelingen de oever treffen of voorwerpen op het water raken een andere draaikever of een eetbaar insekt — worden ze teruggekaatst. Met twee antennes het oppervlak bevoelend, haalt de kever uit de trillingen inlichtingen over zijn omgeving. Hij verzamelt zijn voedsel en vermijdt botsingen met honderden soortgenoten die even heftig in beweging zijn en allemaal rimpelingen in het water veroorzaken; maar elk neemt slechts zijn eigen rimpelingen waar. Het systeem werkt dag en nacht. De draaikever doet met waterrimpelingen wat vleermuizen doen met geluidsgolven — wat een computer zit er in dat kleine keverhoofd!
„NIETS NIEUWS ONDER DE ZON”
Mensen zien technische prestaties en bewonderen de uitvinders. Ze zien dezelfde beginselen doelgericht toegepast in levende wezens en zeggen dat dat toeval is. Menselijke uitvinders zijn voor het grootste deel naäpers. Wat zij uitdenken, is al eens eerder gedaan, of zoals Salomo schreef: „Er is . . . niets nieuws onder de zon” (Pred. 1:9). In het boek Bionics van Daniel Halacy Jr. lezen we op blz. 19:
„Een commercieel vliegtuig werd aangeprezen als zijnde in het bezit van een vleugelvorm gemodelleerd naar die van een vogel. Een rubberfirma was aan het experimenteren met een stroomlijn-’kunsthuid’ voor boten, overgenomen van zeezoogdieren. Een nieuwe grond-snelheidsmeter voor vliegtuigen werd ontworpen naar het oog van een kever, en een betere tv-camera bootste de werking na van het oog van de degenkrab.”
De mens bestudeert vlijtig de scheppingen van Jehovah God om de ingenieuze werking ervan te ontrafelen en past die dan in menselijke vindingen toe. Het doet ons denken aan de woorden in Job 12:7-9: „Maar vraag alstublieft de huisdieren, en zij zullen u onderrichten; ook de gevleugelde schepselen des hemels, en zij zullen het u vertellen. Of maak uw bezorgdheid kenbaar aan de aarde, en ze zal u onderrichten; en de vissen der zee zullen het u bekendmaken. Wie onder al deze weet niet heel goed dat Jehovah’s hand zelf dit heeft gedaan?” Uitvinders mogen graag erkenning ontvangen voor hun knappe aanpassingen, maar even vaak onthouden zij erkenning aan Degene die alles „in wijsheid” heeft gemaakt en bij wie alles zijn oorsprong heeft gevonden. — Ps. 104:24.
De bijbel spreekt in Spreuken 6:8 over de oogstmier: ’Ze bereidt in de zomer haar voedsel; ze heeft in de oogst haar voedselvoorraden verzameld.’ Eeuwenlang is aan het bestaan van mieren die graan oogstten en opsloegen getwijfeld, maar in 1871 ontdekte een Britse bioloog hun „graanschuren”. Mieren verzorgen ook gewassen, hebben slaven en houden „vee”. Termieten zorgen voor air-conditioning in hun nesten, net als bijen in hun korven. Door middel van een dans in het donker geven bijen aan hun korfgenoten te kennen waar nectar te vinden is, in welke richting het zich bevindt en hoe ver weg. Insekten spreiden verbazingwekkende vermogens ten toon die de mens niet kan nabootsen. „Ze zijn instinctief wijs”, zoals de bijbel zegt — zo geschapen door Jehovah God. — Spr. 30:24.
„Water, water, overal water, maar geen druppel te drinken”, dat kunnen zeevaarders zeggen. Maar bepaalde zeevogels beschikken over klieren waarmee ze zeewater kunnen ontzouten. Bepaalde vissen, zoals sidderalen en sidderroggen, wekken elektriciteit op, tot een spanning van wel 400 volt. Vele vissen, wormen en insekten produceren koud licht, tot afgunst van geleerden die alleen maar lampen kunnen maken die betrekkelijk veel energie in de vorm van warmte verliezen. Vleermuizen en dolfijnen gebruiken sonar, inktvissen benutten straalvoortstuwing, bevers bouwen dammen, bepaalde slangen hebben thermometers waarmee ze een temperatuurverandering van één duizendste graad Celsius kunnen waarnemen. Zalmen keren terug naar de stroom van hun geboorte na jaren in de open zee te hebben doorgebracht, omdat zij zich allemaal de karakteristieke geur van hun thuisstroom herinneren en die in kustwateren kunnen waarnemen.
Jehovah vestigde de aandacht van Job op zijn vele scheppingswonderen. Wat was Jobs antwoord? Dit: „Ik ben te weten gekomen dat gij alles vermoogt, en er is geen denkbeeld dat onbereikbaar voor u is.” — Job 42:2.
Het is onmogelijk ons zulk een verbazingwekkend ontwerp zonder ontwerper voor te stellen. Evolutionisten beweren dat het mechanisme van ’natuurlijke selectie en overleving van de geschiktste’ de ontwerper is geweest. Maar het probleem is het ontstaan van de geschiktste, niet de overleving ervan. Men kan niet selecteren als er geen keus is. Men kan geen huis bouwen zonder bouwmaterialen. Of zoals de bijbel zegt: „Natuurlijk wordt elk huis door iemand gebouwd, maar hij die alle dingen heeft gebouwd, is God.” Het bewijsmateriaal is overal aanwezig. Velen die in een ruw, stenen werktuig onmiddellijk het produkt van een aapmens zien, zien in alle wonderen om hen heen niet Gods eigenschappen weerspiegeld. ’Ze zijn niet te verontschuldigen’ (Rom. 1:20). Maar laten wij wel ’ogen hebben die zien’, die Gods bestaan afgespiegeld zien in zijn scheppingswerken. — Matth. 13:14-16.
[Illustratie op blz. 11]
KAMELEON
tongbeen
kringspieren
tongspieren
centraal been
kleverige tong vangt insekten
[Illustratie op blz. 13]
Navigatie, sonar, straalvoortstuwing, landbouw, communicatie — wie had het het eerst?