Van de Grote Onderwijzer leren
1. Waarom dient leren voor personen van alle leeftijden een genoegen te zijn?
OF WIJ nu jong zijn of oud, leren kan — en dient — een genoegen te zijn. Waarom? Omdat leren de vensters van de geest opent; het is de vijand van eentonigheid en saaiheid. Er valt zoveel te leren. De aarde om ons heen is vol met interessante mensen, interessante plaatsen en een verbazingwekkende verscheidenheid van schepselen en planten. Ja, de aarde, om nog niet eens te spreken over de sterrenhemel boven ons, is een schatkamer van kennis. Ze bevat studieonderwerpen waar men duizend en nog meer mensenlevens mee zou kunnen vullen. — Spr. 9:9.
2. Welk vermogen zullen wij door leren trachten te verkrijgen, en waarom?
2 Wij kunnen echter meer doen dan alleen maar over bepaalde dingen leren. Door te leren, kunnen wij het vermogen verwerven dingen te doen, zowel voor onszelf als voor anderen — en het leven bestaat per slot van rekening uit het doen van dingen. Ook op dit gebied zijn de waardevolle dingen die mensen kunnen leren doen, bijna eindeloos. Er bestaat geen twijfel over: leren kan ons oneindig verrijken; de belangen en vreugden van het leven kunnen er duizendvoudig door vermenigvuldigd worden. — Pred. 3:12.
DE „SCHATTEN VAN WIJSHEID EN VAN KENNIS” VINDEN
3. Hoe belangrijk is het dat wij leren?
3 Het belangrijkste voor ons allemaal is echter dat leren het verschil kan betekenen tussen leven en dood. In Spreuken 8:35, 36 laat de geïnspireerde schrijver de gepersonifieerde wijsheid zeggen: „Want wie mij [wijsheid] vindt, zal stellig het leven vinden en verkrijgt goede wil van Jehovah. Maar wie mij mist, doet zijn ziel geweld aan; al degenen die mij intens haten, zij zijn het die werkelijk de dood liefhebben.” Wilt u het leven vinden? Dan moet u wijsheid zien te vinden. Hoe? Waar? Gods Zoon toonde ons de weg toen hij zei: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” — Joh. 17:3.
4. (a) Van wie is alle ware kennis afkomstig, en waarom? (b) Wat vertelt Kolossenzen 2:3 ons over Gods Zoon?
4 Jehovah God, die het universum en alles wat erin is, heeft geschapen, is de ware Bron van alle wetenschap. Hij weet alles wat er te weten is, en veel diepgaander dan wij ooit zouden kunnen leren. Maar God heeft erin voorzien dat wij de belangrijkste dingen zouden kunnen leren (Spr. 2:6). In zijn Woord de bijbel verschaft hij ons de te leren dingen die het meest tot ons geluk in deze tijd en in de toekomst zullen bijdragen. Hij heeft een Grote Onderwijzer voor ons aangesteld, zijn eigen Zoon, Christus Jezus. De in Kolossenzen 2:3 opgetekende woorden houden een grote betekenis in: „Zorgvuldig verborgen in hem zijn alle schatten van wijsheid en van kennis.” Wat betekent dit?
5, 6. (a) Hoe uitgebreid is Jezus’ kennis? (b) Op welke wijze gebruikte Jezus deze kennis tot nut van de mensheid, zoals in de geschriften van de apostel Johannes wordt uiteengezet?
5 Aangezien Jezus Gods eerstgeboren Zoon is, kent hij de Vader beter dan wie maar ook. Van al Gods zonen kan er alleen van deze Zoon gezegd worden dat „door bemiddeling van hem . . . alle andere dingen in de hemelen en op de aarde [werden] geschapen” (Kol. 1:15, 16). Om die reden heeft Jezus een kennis van de universele geschiedenis die alleen door die van zijn Vader wordt overtroffen. Hij kent de wegen van zijn Vader beter dan wie maar ook. Een van de redenen waarom hij naar de aarde kwam, was, mensen te helpen God beter te leren kennen dan zij hem ooit tevoren hadden gekend. Het is zoals de apostel Johannes zegt: „Het Woord nu is vlees geworden en heeft onder ons verblijf gehouden, en wij hebben zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid zoals die van een eniggeboren zoon van een vader; en hij was vol onverdiende goedheid en waarheid. Geen mens heeft ooit God gezien; de eniggeboren god [dat wil zeggen, Jezus Christus], die in de boezempositie bij de Vader is, die heeft hem verklaard.” — Joh. 1:14, 18.
6 Jezus’ onderwijzingen openden de geest van mensen, zodat zij wonderbaarlijke waarheden konden leren die nog nooit eerder werden begrepen. Die onderwijzingen waren in werkelijkheid van God afkomstig, want Jezus zei: „Ik spreek de dingen die ik bij mijn Vader heb gezien; . . . De dingen die ik tot ulieden zeg, spreek ik niet uit mijzelf; maar de Vader, die in eendracht met mij blijft, doet zijn werken” (Joh. 8:38; 14:10). Wij, die in deze tijd leven, kunnen God danken dat hij het leven, de werken en de woorden van zijn Zoon tot nut van ons door mensen heeft laten optekenen, zodat wij in deze tijd ook van deze Grote Onderwijzer, die door God is verschaft, kunnen leren.
7. Vergelijk het onderwijs dat thans door Jezus wordt gegeven met dat van koning Salomo.
7 Jezus’ onderwijzingswerk eindigde niet met zijn dood als mens. Na zijn opstanding en hemelvaart is hij als Jehovah’s gezalfde Koning aan Gods rechterhand gaan zitten. In Matthéüs 12:42 wordt Jezus aangehaald wanneer hij zegt dat de koningin van het zuiden van de einden der aarde reisde om de wijsheid van koning Salomo te horen, maar Jezus voegde hieraan toe: „Ziet! meer dan Salomo is hier.” Toen koning Salomo getrouw was, onderwees hij zijn volk door middel van wijze spreuken, gezegden en oordelen. De Grotere Salomo, Christus Jezus, onderwijst eveneens allen die zich in geloof tot hem wenden en zijn koninklijke heerschappij aanvaarden. — Joh. 14:25, 26.
8. (a) Waarom kan dus van Jezus worden gezegd dat ’alle schatten van wijsheid en van kennis zorgvuldig in hem verborgen zijn’? (b) Waarom doet dit niets af aan de positie van zijn Vader?
8 Kunnen wij dus begrijpen waarom er gezegd kan worden, zoals wij in Kolossenzen 2:3 lezen, dat ’alle schatten van wijsheid en van kennis zorgvuldig in hem verborgen zijn’? Dit komt doordat Jezus de sleutelfiguur is in de onthulling en verwezenlijking van al Gods voornemens. Daarom kon de apostel Paulus ook over Jezus spreken als over „de kracht Gods en de wijsheid Gods”. Ja, doordat Gods wijze voornemen krachtig door bemiddeling van deze Zoon wordt gemanifesteerd en in hem wordt samengevat, is deze Zoon, Jezus, waarlijk „van Godswege wijsheid . . . geworden voor ons, ook rechtvaardigheid en heiliging en verlossing door losprijs” (1 Kor. 1:24, 30). Doet dit ook maar iets af aan de positie van de Vader als de Alwijze God? Helemaal niet. Want in het vervullen van Gods voornemen en in zijn functie als de Grote Onderwijzer vestigt Christus Jezus voortdurend de aandacht op de ware God en eert hij zijn Naam. Hij leidt ons tot God.
9. Lees en verklaar de betekenis van Spreuken 8:35, 36 met betrekking tot Gods Zoon.
9 Houdt u nu in gedachten dat de gepersonifieerde wijsheid in het boek Spreuken, hoofdstuk 8, zegt: „Wie mij vindt, zal stellig het leven vinden.” Aangezien wijsheid in Gods Zoon wordt gepersonifieerd, kon Jezus in wezen hetzelfde zeggen, namelijk: „Ik ben de weg en de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door bemiddeling van mij” (Joh. 14:6). Willen wij de wijsheid vinden die tot leven leidt? Dan moeten wij van deze Grote Onderwijzer, die God voor ons heeft aangesteld, leren. Er is geen andere mogelijkheid. Wanneer wij in gebreke blijven van hem te leren en aldus zijn onderwijs missen, doen wij, zoals de spreuk vervolgens zegt, ’onze ziel geweld aan’, hetgeen erop neerkomt dat wij ’de dood liefhebben’. — Spr. 8:35, 36.
BENT U WERKELIJK EEN VAN ZIJN DISCIPELEN?
10. Wat zijn enkele van de dingen die wij van de Grote Onderwijzer hebben geleerd, en hoe heeft dit onze blik op de toekomst beïnvloed?
10 Hebt u van deze Grote Onderwijzer geleerd? Wij hebben allen de gelegenheid hiertoe gehad. Degenen die de gelegenheid hebben aangegrepen, hebben geleerd wat Gods wil en wegen zijn, wat zijn maatstaven zijn, hoe zij zich jegens hem en jegens anderen moeten gedragen en hoe zij een leven moeten leiden dat moreel rein is. Door wat zij van Jezus hebben geleerd, hebben zij een heldere hoop op de toekomst gekregen, werkelijk een schitterende hoop op leven in een rechtvaardige nieuwe ordening.
11. Met wie moeten wij, zoals Jezus ons heeft geleerd, deze hoop delen?
11 Maar Jezus heeft ons ook geleerd deze hoop met anderen te delen, met de leden van ons gezin, met onze vrienden en met mensen in het algemeen waar zij zich ook maar bevinden. Afgezien van zijn belangrijkste werk, de zorg voor zijn gemeente, die als een bruid voor hem is, leidt Jezus persoonlijk zelfs de grootste onderwijzingsveldtocht in de gehele menselijke geschiedenis; hij zorgt er namelijk voor dat het goede nieuws van zijn koninkrijk op de gehele bewoonde aarde wordt gepredikt en oefent toezicht uit op het maken van discipelen, welk werk reeds het leven van miljoenen heeft beïnvloed. — Hand. 1:8; Matth. 28:19, 20.
12. Wat betekent het een ware discipel van Jezus te zijn?
12 Als wij van deze Grote Onderwijzer hebben geleerd, houdt hij ons ervoor verantwoordelijk dat wij ons zijn ware discipelen betonen. Bent u een ware discipel? Hoe toont u dat u dit bent? Een ware discipel van hem zijn, betekent een leven te leiden als dat van hem, een leven dat volledig in overeenstemming is met Gods geïnspireerde Woord, een leven dat de vruchten van Gods heilige geest weerspiegelt en onze hemelse Vader eer toebrengt. Het betekent onze broeders lief te hebben met een liefde als die van Christus, terwijl wij al het mogelijke doen om hen te helpen leven te verwerven. Het betekent ook predikers van het goede nieuws te zijn ten behoeve van degenen van de mensenwereld die nog niet onze broeders zijn en er een aandeel aan te hebben discipelen te maken van allen die zich willen laten onderwijzen. Hoe weten wij op welke wijze dit allemaal gedaan dient te worden? Wij weten dit door het voorbeeld dat Jezus persoonlijk heeft gegeven toen hij als de Grote Onderwijzer op aarde was. — Joh. 15:8, 12.
ZIJN RAAD BETREFFENDE DE ONGEHUWDE STAAT OPVOLGEN
13. (a) Met welk doel voor ogen propageerde Jezus de ongehuwde staat? (b) Op welk voordeel van de ongehuwde staat vestigde Paulus de aandacht?
13 Als mens wijdde Jezus zich oprecht en van ganser harte aan het werk dat zijn Vader hem te doen had gegeven, namelijk het rechtvaardigen van Gods naam en het verschaffen van een losprijs voor de mensheid. Hij huwde niet. Hij verklaarde dat ’sommige mensen zichzelf tot eunuch hebben gemaakt ter wille van het koninkrijk der hemelen’. Hij propageerde deze ongehuwde staat zelfs door te zeggen: „Wie er plaats voor kan maken, make er plaats voor” (Matth. 19:10-12). Zijn apostel Paulus propageerde eveneens de ongehuwde staat, opdat men, zonder afleidende factoren, zijn aandacht op „de dingen van de Heer” zou kunnen richten. Paulus toonde aan dat de ongehuwde staat voor een christen voordelen heeft boven de gehuwde staat, met het oog op de grotere vrijheid die men hierdoor bezit. — 1 Kor. 7:32-35.
14. (a) Wat dient iemand die ongehuwd is na te gaan om vast te stellen of hij werkelijk de raad van Jezus en Paulus opvolgt? (b) Hoe hebben sommige ongehuwde personen hun ongehuwde staat zeer nuttig gebruikt?
14 Misschien bent u ongehuwd. Betekent dit dat u Jezus’ en Paulus’ raad opvolgt? Niet noodzakelijkerwijs. De vraag is: Wat doet u in uw ongehuwde staat? Hoe gebruikt u uw vrijheid? Gebruikt u deze zoals Paulus zei, om „voortdurende dienst voor de Heer” te verrichten en u bezorgd te maken voor geestelijke zaken in plaats van voor materiële dingen? (1 Kor. 7:35) Blijft u geestelijk sterk door de bijbel serieus te bestuderen en met anderen te bespreken? Draagt u bij tot het geestelijke welzijn van anderen, helpt u hen de vruchten van Gods geest voort te brengen en geeft u in dit opzicht zelf een goed voorbeeld? Welke dienst verleent u voor de gemeente waarvan Jezus Christus het Hoofd is? Welke dienst verleent u voor degenen buiten de gemeente, aan degenen van de mensenwereld? Sommige ongehuwde personen verrichten thans een voortreffelijke dienst binnen de plaatselijke gemeenten; anderen over de gehele aarde verrichten dienst in Bethelhuizen van het Wachttorengenootschap. Weer anderen zijn als pioniers in de volle-tijdprediking werkzaam, terwijl sommigen van hen in verafgelegen gebieden als zendelingen dienst verrichten. Door zich van ganser harte met geestelijke dingen bezig te houden, geven zij er blijk van dat zij in de betekenis die Jezus bedoelde ’plaats maken voor de loopbaan van de ongehuwde staat’. Zij hebben rijke zegeningen ontvangen. Zij hoeven er in geen enkel opzicht spijt van te hebben.
WAT JEZUS OVER HET HUWELIJK EN HET OUDERSCHAP ONDERWEES
15. Hoe kunnen echtparen tonen dat zij toegewijde discipelen van de Grote Onderwijzer zijn?
15 Vele anderen onder Jehovah’s getuigen zijn gehuwd. Maakt dit hen soms minder geschikt om ware discipelen van de Grote Onderwijzer te zijn? Neen, want velen van Jezus’ apostelen waren eveneens gehuwd (1 Kor. 9:5). De vraag is wederom: Wat doen zij in die gehuwde staat? Sommige echtparen verrichten een voortreffelijke dienst in plaatselijke gemeenten, in Bethelhuizen of in evangelisatiewerk, met inbegrip van dienst in vreemde landen. Zij geven er blijk van dat zij ware discipelen zijn door het leven dat zij in de dienst voor God en voor zijn Zoon leiden, door hun liefde voor hun broeders en door hun deernis jegens met schapen te vergelijken mensen in de mensenwereld in tegenwoordigheid van wie zij stevig aan het Woord des levens vasthouden. — Fil. 2:12-16.
16. Hoe bezag Jezus de aangelegenheid van het ouderschap met betrekking tot het discipelschap?
16 Sommigen van deze gehuwde personen hebben geen kinderen; anderen wel. Maakt het feit dat mensen kinderen hebben, hen soms minder geschikt om ware discipelen van de Grote Onderwijzer te zijn dan ongehuwde personen of echtparen zonder kinderen? Helemaal niet. Zoals wij hebben gezien, toonde Jezus persoonlijk en door bemiddeling van zijn apostel Paulus aan dat voor christenen de ongehuwde staat in bepaalde opzichten voordelen heeft boven de gehuwde staat. Aan de andere kant liet Jezus de kwestie of gehuwde personen wel of niet kinderen willen hebben, geheel en al aan hen zelf over, zonder hier in enig opzicht dwang op uit te oefenen.
17. (a) Wat is dan de betekenis van Jezus’ verklaring die staat opgetekend in Matthéüs 24:19? (b) Waarvoor moeten zulke vrouwen echter oppassen?
17 Maar, zo zult u misschien zeggen, heeft Jezus in zijn profetie over de grote verdrukking niet gezegd: „Wee de zwangere vrouwen en hen die een klein kind zogen, in die dagen”? (Matth. 24:19) Inderdaad, want die profetie doelde in haar eerste toepassing op de verdrukking die over de stad Jeruzalem en de provincie Judéa zou komen. Degenen die de komende verwoesting wilden ontvluchten, moesten uit dat gebied naar de bergen vluchten. Uitstel was onverstandig, gevaarlijk. Hoe zou het er met sommige christelijke vrouwen voor staan wanneer zij het vertrek zouden uitstellen en dan tegen de tijd dat de gelegenheid om te vluchten bijna was afgelopen, zouden bemerken dat zij zwanger waren of zuigelingen te verzorgen hadden? Zij zouden dan in moeilijke omstandigheden verkeren. Maar in de hedendaagse vervulling is de vlucht geen letterlijke vlucht uit een letterlijke stad of provincie naar letterlijke bergen. Het is een geestelijke vlucht, een volledig wegtrekken uit het tegenbeeldige Jeruzalem, de christenheid, alsmede uit elk deel van het symbolische Babylon de Grote, waarvan de christenheid deel uit maakt, want al deze stelsels zijn ertoe gedoemd in de komende verdrukking verwoesting te ondergaan. In deze grotere vervulling van Jezus’ profetie is de boodschap nog steeds dezelfde: de vlucht uit het tegenbeeldige Jeruzalem, de christenheid, niet uit te stellen. In deze tijd houdt dit echter geen werkelijke verplaatsing in geografisch opzicht in. Zwangere vrouwen met kleine kinderen behoeven geen letterlijke reis te ondernemen en verkeren in dit opzicht niet speciaal in een nadelige positie wanneer het erop aan komt de noodzakelijke geestelijke vlucht uit de christenheid en geheel Babylon de Grote te ondernemen. Maar als zij toelaten dat gezinsbelangen hen dermate in beslag nemen dat zij in gebreke blijven een goede verhouding tot Jehovah te ontwikkelen, is dit een andere kwestie. Voor zulke vrouwen en voor alle anderen gaat het erom: Stel uw geestelijke vlucht uit de gevarenzone niet uit, want als u daarmee wacht, kunnen bepaalde onvoorziene toekomstige omstandigheden dit veel moeilijker maken.
18. (a) Hoe wordt het ouderschap overal in de Schrift beschouwd? (b) Waarom betekent dit niet dat degenen die een gezin hebben zich in alle zelfde takken van dienst kunnen verheugen die anderen kunnen verrichten? (c) Hoe dienen wij allen, in welke omstandigheden wij ook verkeren, onze dienst voor God en zijn Zoon te verrichten?
18 Gods Woord zegt dat „zonen . . . een erfdeel van Jehovah [zijn]; de vrucht van de buik is een beloning” (Ps. 127:3-5). Dat is nog steeds waar. Het ouderschap wordt overal in de Schrift geëerd; de Grote Onderwijzer die door God werd uitgezonden, heeft niets gezegd waardoor er afbreuk aan die eer werd gedaan. Aan de andere kant is het duidelijk dat wanneer het eropaan komt een bepaald werk te verrichten, zoals dat wat de apostel Paulus deed, waarbij veel gereisd moest worden en er uren achtereen tot discipelen en anderen gepredikt moest worden ten einde hen te onderwijzen, het vrijwel onmogelijk is dit werk te doen als men voor een groot gezin moet zorgen. Voor zover gehuwde christenen de situatie dus in de hand kunnen houden, gaat het erom voor welke tak van Gods dienst zij zichzelf beschikbaar stellen of wat zij menen dat zij in de gegeven omstandigheden kunnen doen. Maar wat wij ook trachten te verrichten of in welke omstandigheden wij ook verkeren of misschien zullen verkeren, wij dienen onze dienst voor God en zijn Zoon van ganser harte te verrichten. Dit zal ons de verzekering geven dat wij ware en getrouwe discipelen van de Grote Onderwijzer zijn. — Luk. 10:27.
CHRISTELIJKE DISCIPELEN VAN UW KINDEREN MAKEN
19. Wat betekent het ouderschap, behalve dat het een voorrecht is, nog meer? Leg dit uit.
19 Weliswaar is het een door God geschonken voorrecht een ouder te zijn, maar dit voorrecht gaat tevens met een zware verantwoordelijkheid gepaard, en ook deze is door God geschonken. Met de geboorte van een kind begint wat een vader „een twintig-jarenplan” noemde, de zorg voor het kind totdat het volwassen is geworden. Dit is geen gemakkelijke taak. Het zou moeilijk zijn alle tijd, geld en arbeid te berekenen die nodig zijn om voor een kind te zorgen: om het schoon te houden, het van onderdak, kleding en voedsel te voorzien, het te behoeden voor letsel, het in tijd van ziekte te verzorgen en het schoolonderwijs te verschaffen. Het is een hele investering, waarvoor veel liefde en zelfopoffering nodig is. En de huidige omstandigheden op aarde — de toenemende misdaad, ook van de jeugd, en de onzekere economische omstandigheden — vervullen gehuwde personen die misschien het vooruitzicht overwegen een gezin te stichten, alleen maar met meer ernstige zorg.
20. Waarom kwijt een ouder zich niet op juiste wijze van zijn verantwoordelijkheden als hij er alleen maar op toeziet dat zijn kind lichamelijk wordt verzorgd en een schoolopleiding krijgt?
20 Veel ouders in de wereld van thans volstaan ermee in lichamelijk opzicht voor hun kind te zorgen en voor de ontwikkeling van zijn verstandelijke vermogens zorg te dragen door het van schoolonderwijs te voorzien. Maar houdt onze verantwoordelijkheid daarmee op? Absoluut niet. Als wij discipelen van de Grote Onderwijzer zijn, weten wij dat een kind dat met een gezond lichaam en een goed ontwikkelde geest opgroeit, hier weinig baat bij zal hebben als de geest verdorven wordt en het hart niet waarachtig en rechtvaardig is. Ouders die het oprechte verlangen hebben hun kind een goede start in het leven te geven, zullen niet zo kortzichtig zijn deze factor over het hoofd te zien.
21. (a) Willen kinderen discipelen van Jezus Christus worden, wat moeten hun ouders dan doen? (b) Hoe vaak moet de christelijke zienswijze met betrekking tot wereldse praktijken met een kind besproken worden?
21 Welnu, ouders, kwijt u zich van uw verantwoordelijkheid? Maakt u discipelen van uw kinderen? Leidt u hen naar de Grote Onderwijzer om door hem onderwezen te worden in de wijsheid die tot eeuwig leven leidt? (Luk. 18:15, 16) Denkt niet dat uw kinderen vanzelf discipelen zullen worden omdat u, ouders, dit bent. Zij zullen geen volgelingen van Jezus Christus worden tenzij u hun dit leert. Vroeg of laat zullen uw kinderen in contact komen met anderen buiten uw huis. Zij zullen in contact komen met kinderen uit de omgeving en op school. Zullen zij van die kinderen over de Grote Onderwijzer leren? Wij weten wel beter. Zij zullen mensen horen praten die vuile taal gebruiken, die liegen; zij zullen mensen zien die er een slechte moraal op na houden, mensen die door hun handelwijze de werken van het gevallen vlees openbaren en niet de vruchten van Gods geest. Hebt u uw kinderen hierop voorbereid? Hebt u hen geholpen de geestelijke kracht te bezitten die zij nodig hebben om zich niet door zulke dingen te laten besmetten? Misschien zegt u: ’Ja, ik heb met mijn kind over deze gevaren gesproken.’ Maar hoe vaak hebt u dit gedaan? Eenmaal? Tweemaal? Enkele malen? Houd in gedachten dat uw kind deze dingen niet eenmaal, tweemaal of enkele malen meemaakt, maar elke dag steeds weer opnieuw. Om aan deze dagelijkse druk het hoofd te kunnen bieden en er niet aan toe te geven, moet uw kind geregeld in zijn geestelijke zienswijze en kracht vernieuwd worden, zodat het die druk kan weerstaan. Een liefdevolle ouder zal deze hulp geven.
22. Hoe kunnen kinderen versterkt worden om het hoofd te bieden aan de beproevingen die op school rijzen?
22 Naar alle waarschijnlijkheid zullen uw kinderen op school de evolutietheorie horen; zij zullen misschien wel onder druk gezet worden om de geest van nationalisme ten toon te spreiden; misschien worden zij aan de verleiding blootgesteld aan vals-religieuze ceremoniën en andere vieringen van heidense oorsprong deel te nemen. Zijn uw kinderen gereed om aan deze beproevingen het hoofd te bieden en trouw te blijven aan de leringen van de Grote Onderwijzer en aan zijn Vader, Jehovah God? Hebt u hen ervoor toegerust dit te doen? Of wacht u totdat uw kind op zekere dag huilend thuiskomt omdat het op school met een van deze kwesties werd geconfronteerd zonder erop voorbereid te zijn, als gevolg waarvan het zich verward en angstig voelde en misschien iets heeft gedaan waarvan het denkt dat het verkeerd was? Besef hoe dit een klein kind van streek kan maken. Wees barmhartig jegens uw kinderen. U hebt zelf genoeg van het leven meegemaakt om te weten welke problemen bijna zeker in het leven van uw kinderen zullen rijzen. Help uw kind op liefdevolle wijze te weten wat zijn hemelse Vader van hem verlangt. Bouw in uw kind het verlangen op Jehovah God boven alle anderen te behagen en te beseffen dat het in werkelijkheid alleen maar belangrijk is te weten hoe God over ons denkt. — Spr. 29:25; Ps. 119:11.
23. (a) In welk opzicht hebben christelijke ouders een voorsprong op degenen die zich alleen door wereldse wijsheid laten leiden? (b) Wat hebben kinderen nodig om met succes aan de levensproblemen het hoofd te bieden, en wanneer?
23 Als discipelen van de Grote Onderwijzer hebt u, christelijke ouders, een enorme voorsprong op degenen die zich alleen door wereldse wijsheid laten leiden. Zij missen de wijsheid, troost en aanmoediging die door Gods Woord wordt geschonken. U, christelijke ouders, weet dat u op Gods steun kunt rekenen als u uw toewijzing als verzorgers, beschermers, opvoeders en opleiders van uw kleinen behartigt. U weet heel goed dat uw taak niet is afgelopen wanneer u uw kinderen alleen maar van voedsel, kleding en onderdak voorziet en hen naar school stuurt. Zoals u weet, hebben uw kinderen, om met succes aan de levensproblemen het hoofd te kunnen bieden, morele leiding nodig, beginselen aan de hand waarvan zij kunnen leven. En zij moeten deze zelfs in hun vroege levensjaren leren kennen om de leiding en bescherming te krijgen die zij nodig hebben.
24. Op welke wijze leggen de Spreuken er de nadruk op hoe belangrijk het is een kind een juiste opvoeding te geven?
24 Gods Woord zegt ons: „Leid een knaap op overeenkomstig de weg voor hem; ook als hij oud wordt, zal hij er niet van afwijken” (Spr. 22:6). Aan de andere kant zegt de bijbel dat „een aan zichzelf overgelaten jongen . . . zijn moeder beschaamd [zal] maken” en dat „een verstandeloze zoon . . . een ergernis voor zijn vader [is] en een bitterheid voor haar die hem baarde” (Spr. 29:15; 17:25). Verstandeloosheid is het tegenovergestelde van wijsheid. Dragen de ouders, indien zij in gebreke blijven hun kinderen naar de Grote Onderwijzer te leiden, degene in wie ’zorgvuldig alle schatten van wijsheid en van kennis verborgen zijn’, niet een zware verantwoordelijkheid als hun kinderen een dwaze, verstandeloze handelwijze zoals die van deze wereld volgen? Ja, er kunnen en zullen hartverscheurende dingen gebeuren als een kind geen hulp ontvangt of wanneer het deze niet vroeg genoeg in het leven ontvangt.
[Illustratie op blz. 300]
Als u van tijd tot tijd anderen bezoekt om het „goede nieuws” met hen te delen, betekent dit dan dat u Jezus’ raad betreffende de ongehuwde staat opvolgt? Wat neemt werkelijk de eerste plaats in uw leven in? Geeft u zich met geheel uw hart aan het werk van God?
[Illustratie op blz. 302]
Ouders moeten nooit vergeten dat het niet voldoende is voor de lichamelijke ontwikkeling van hun kind te zorgen en hem naar school te sturen. Wat doet u om zijn geest en zijn hart op de wegen van rechtvaardigheid te leiden?