’Blijft wakker, staat pal, wordt machtig’
„Blijft waken, staat vast in het geloof, blijft u manlijk gedragen, wordt machtig. Laat al uw aangelegenheden met liefde geschieden.” — 1 Kor. 16:13, 14, NW.
1. (a) Welke kracht staat er achter de prediking van het goede nieuws? (b) Welke uitwerking heeft de boodschap op de geest van mensen?
JEHOVAH’S macht schraagt de prediking van het goede nieuws van zijn opgerichte koninkrijk. Hij beijvert zich er voor dat het over de gehele aarde wordt bekendgemaakt en ondersteunt de boodschap er van met zijn onmetelijke kracht (Jes. 9:5, 6; 55:11), om welke reden ze in de gehele wereld wordt gehoord. Ze is van levensbelang, actueel, ja, zelfs alarmerend! De mensen worden er door wakker geschud. „Ontwaak, o slaper, en sta op uit de doden, en de Christus zal over u lichten” (Ef. 5:14, NW). Door Jehovah’s woord in onze geest en ons hart op te nemen, worden wij levend, worden wij er toe gebracht onze denk- en leefwijze te veranderen, ja, leeft er werkelijk een sterke, wakker schuddende kracht binnenin ons. — Kol. 2:13; Rom. 12:2; Ef. 4:22-24.
2. Waarom is het vooral thans hoog tijd om uit de slaap te ontwaken?
2 Eenmaal ontwaakt, dienen christenen niet weer in te slapen. Zij kunnen het zich niet veroorloven de mensheid in het algemeen na te volgen, die vast slaapt ten opzichte van de werkelijkheid. Hoe vreemd het ook moge klinken, deze meer dan enig andere, zich zo haastig voortspoedende generatie sluimert terwijl het hoogtepunt van Armageddon steeds dichterbijkomt. Doordat het gehele samenstel van dingen onkundig is van deze allerbelangrijkste gebeurtenis dreigt het door een geweldige vernietiging overspoeld te worden. Doordat er reeds eeuwen zijn heengegaan sinds er in de oudheid de geïnspireerde waarschuwing weerklonk, „Het is thans hoog tijd te ontwaken,” wordt hierop zoveel te meer de nadruk gelegd (Rom. 13:11, KJ). In het bijzonder voor christenen weerklinkt de duidelijke waarschuwing: ’Ontwaakt uit de slaap, want nu is onze redding dichterbij dan toen wij gelovigen werden’ (Rom. 13:11, NW). Al gij slapers, ONTWAAKT!
3. Wat is in deze crisistijd de juiste geestesgesteldheid voor christenen?
3 Vindt u ook niet dat het uitermate dwaas is in diepe slaap verzonken te zijn ten opzichte van de gebeurtenissen in dit geslacht? Thans vooral is de vermaning om wakker te blijven zeer toepasselijk. Voor dit oude samenstel van dingen loopt de tijd snel af en zij die er niet mee ten onder willen gaan, dienen er uit te komen (Openb. 18:4). Wij leven thans in de langverwachte „dag van Jehovah,” de tijd waarin het oude samenstel plaats zal maken voor de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde (2 Petr. 3:4, 13). Is het daarom niet praktisch in zulk een crisistijd te blijven waken en zijn zinnen bij elkaar te houden? „Laten wij dus niet doorslapen gelijk de overigen, maar blijven waken en onze zinnen bij elkaar houden. Want wie slapen, zijn gewoon des nachts te slapen, en die zich bedrinken, zijn gewoonlijk des nachts dronken. Wat ons echter aangaat, die tot de dag behoren, laten wij onze zinnen bij elkaar houden en het borstharnas des geloofs en der liefde aan hebben en als een helm de hoop der redding; want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verwerven van redding door onze Here Jezus Christus.” — 1 Thess. 5:6-9, NW.
4. In welke geestelijke toestand verkeert de christenheid, en wie zijn er verantwoordelijk voor?
4 Het is thans dringend noodzakelijk dat de christenheid ontwaakt, want alhoewel er in sommige landen een geestelijke opleving valt te bespeuren, zijn de religieuze stelsels der christenheid in geestelijk opzicht nog nooit zo apathisch geweest. Daardoor gealarmeerd, heffen de geestelijken soms één voor één vanaf hun kansel luid een klaaglied aan over hun parochianen, die zo immoreel, geestelijk zo lui en lauw en onverschillig ten aanzien van hun religie zijn. De religie der christenheid schijnt haar levenskracht verloren te hebben; haar gemeenten zijn weggezonken in zelfvoldaanheid, materialisme en geestelijke lusteloosheid. Waarom zouden de geestelijken de overal heersende geestelijke luiheid en religieuze onverschilligheid echter zo luid bejammeren? Zij zien hierin slechts zich zelf weerspiegeld! Lang geleden heeft Jesaja hen aldus beschreven: „Zij allen hebben geen kennis, zij zijn allen stomme honden, die niet kunnen blaffen; dromend liggen zij neer, zij hebben de sluimering lief.” — Jes. 56:10, NBG.
5. Tot welke activiteit spoort het ware christendom degenen aan die acht slaan op de boodschap?
5 Laat de christenheid haar slachtoffers maar in slaap sussen; hen in onwetendheid houden en hen door bijgeloof en vrees verdoven. Het ware christendom is echter totaal anders; daardoor wordt iemand tot activiteit aangespoord (Jes. 61:1-3). Voor wie op de boodschap acht geeft, wordt het een dringende zaak haar ook te gaan prediken (2 Tim. 4:2). Wie kan daarom de voorbeeldige zendingsijver en de geestdrift welke Jehovah’s getuigen voor de prediking hebben, evenaren? Buitenstaanders spreken dikwijls hun verbazing uit over hun opvallende, weergaloze activiteit, waardoor zíj alleen van deze suffende wereld worden onderscheiden.
6. Welke voorrechten en verantwoordelijkheden moeten Jehovah’s getuigen thans in het oog houden?
6 Jehovah’s getuigen moeten er evenals Noach en zijn gezin ten zeerste van doordrongen zijn in welke tijd zij leven. Noach bouwde niet alleen een grote boot maar waarschuwde ook anderen om voordat het te laat was, te ontwaken (2 Petr. 2:5). Jehovah schudde de mensen in Noachs tijd wakker en hij liet zijn Zoon voorzeggen dat er in deze tijd een soortgelijke slaperige toestand zou zijn. Deze vestigde er als volgt de aandacht op: „Want evenals de dagen van Noach waren, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn. Want zoals de mensen . . . er geen notitie van [namen] totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde, zo zal de tegenwoordigheid van de Zoon des mensen zijn” (Matth. 24:37-39, NW). In vervulling hiervan houden ook de mensen in deze tijd zich hoofdzakelijk bezig met allerlei zelfzuchtige belangen, hetgeen een verdovende invloed op hen heeft. Daar Jehovah op dit late tijdstip nog steeds onverdiende goedgunstigheid betoont, laat hij door de Koninkrijksboodschap — de hoop dat ons zelfs in dit geslacht een nimmer eindigend leven in Jehovah’s nieuwe wereld ten deel kan vallen — een luid alarm weerklinken om de slapers te doen ontwaken (Jes. 55:2; Ef. 2:4, 5). Wanneer Jehovah’s getuigen dit evenals Noach ten volle beseffen, moeten zij zich wel bewust zijn van hun voorrechten en verantwoordelijkheden.
GEEN TIJD VOOR LUIHEID
7. Waarom kunnen christenen het zich niet veroorloven lui te zijn?
7 Ware christenen kunnen het zich thans niet veroorloven traag of lui te zijn, zich in de zon te laten bakken of in ledigheid rond te lummelen. Zij moeten ingespannen bezig zijn! In ware nederigheid kunnen zij de nijvere mier ten voorbeeld nemen: „Ga tot de mier, gij luiaard, zie haar wegen en word wijs” (Spr. 6:6, NBG). Zij houden zich niet op met verdraaide en verbogen denkwijzen, welke hen slechts zouden doen inslapen tot een eeuwige slaap, waarin zij niet gestoord zouden worden en waardoor zij zouden gaan denken dat de aanbidding van Jehovah te veeleisend, te vermoeiend en niet de moeite waard is (Jer. 51:39, 57). Zij merken op dat Jehovah oordeelt dat zij die in deze tijd van het einde geestelijk slapen, ten dode opgeschreven zijn. „Hoe lang, luiaard, zult gij neerliggen, wanneer zult gij opstaan uit uw slaap? Nog even slapen, nog even sluimeren, nog even liggen met gevouwen handen daar komt uw armoede over u als een snelle loper en uw gebrek als een gewapend man” (Spr. 6:9-11, NBG). „Luiheid doet in diepen slaap vallen.” — Spr. 19:15, NBG.
8. (a) Is God zich er van bewust wat er op aarde gebeurt? (b) Wat wordt er vereist om Jehovah te aanbidden nadat men in zijn organisatie is gekomen?
8 Dienen Jehovah’s getuigen niet te gelijken op de levende God in de hemelen, die zij aanbidden? (Ps. 11:4). Als de Almachtige God van het universum is hij er zich volledig van bewust wat er op aarde gebeurt, onderwerpt dit voortdurend aan een nauwkeurig onderzoek en leidt het tot een zegevierend hoogtepunt. Hoe absurd is het te denken dat hij wakker gemaakt dient te worden omdat hij slaapt, evenals de god van de Baäl-profeten, die eens door Elia werd bespot! (1 Kon. 18:27). Wanneer wij eenmaal in Jehovah’s organisatie zijn gekomen, dienen wij hem te aanbidden door waakzaam en wakker te zijn en niet onverschillig te worden ten opzichte van onze dienst. Wij moeten onze waakzaamheid niet verliezen en ons niet met een vals gevoel van zekerheid en vergeetachtigheid, alleen omdat wij het goede nieuws hebben horen prediken en ons met Jehovah’s organisatie hebben verbonden, in slaap laten sussen. Wij houden onze zinnen bij elkaar door hem ijverig en met vuur te aanbidden en zoveel mogelijk te trachten zijn in zijn Woord opgetekende wil, zoals zijn geest die via zijn organisatie duidelijk maakt, op te volgen.
9. Hoe legde Jezus er de nadruk op dat wij in deze tijd van het einde waakzaam dienen te zijn?
9 Bij een nauwkeurige lezing van Markus 13 zult u opmerken dat Jezus er herhaalde malen de nadruk op heeft gelegd dat wij in deze tijd van het einde waakzaam moeten zijn. „Blijft toezien, blijft waken, . . . Wat ik u zeg, zeg ik allen: Blijft waakzaam” (Mark. 13:33, 37, NW). Hij heeft ons illustraties gegeven met betrekking tot onze dag, waaruit blijkt dat zij die ijverig en waakzaam zijn ten opzichte van Gods koninkrijk, de tegenwoordigheid daarvan en de daartoe behorende belangen, beloond zullen worden. Allen hebben openlijk kunnen waarnemen dat de „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse van Jehovah’s getuigen geestelijk voorspoedig is geweest en geluk heeft gesmaakt. Hoe verheugen wij ons over de vervulling van die schriftuurplaats: „Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn komst bezig vindt dit te doen”! — Matth. 24:45-47, NW.
10. Wat wil het zeggen dat een christen geestelijk waakzaam blijft?
10 Wie blijft er thans werkelijk waakzaam met het oog op alle gewichtige gebeurtenissen welke er sedert de ’komst van de Meester’ zijn geschied? Is iemand die zo af en toe een vergadering bezoekt, en dan alleen voor de vorm aanwezig is en een uur lang suffig alles aanhoort en nooit een commentaar laat horen, werkelijk wakker? Het doet ons denken aan Spreuken 19:24 (NBG): „Al heeft de luiaard zijn hand in den schotel gestoken, hij brengt ze niet eens aan den mond.” Wanneer men op de gemeentevergaderingen nooit zijn mond opendoet, houdt men niet vast aan de openbare bekendmaking van zijn hoop en spoort men zijn broeders en zusters niet aan tot liefde en juiste werken, ook al heeft men het vergaderen niet geheel nagelaten (Hebr. 10:23-25, NW). Wil men geestelijk wakker blijven, dan dient men zich de wekelijkse Wachttoren-studie ten volle ten nutte te maken en de andere vergaderingen geregeld te bezoeken. Een klaarwakkere getuige is bovendien zeer ijverig, wordt altijd op het dienstcentrum aangetroffen en neemt de leiding in de bediening.
11. Wat moeten christenen eveneens doen behalve dat zij geduldig wachten op de tijd dat Jehovah te Armageddon handelend optreedt?
11 Christenen moeten hun vermogen om helder te kunnen denken, in deze tijd van het einde voortdurend aansporen. Petrus schreef onder inspiratie enige belangrijke punten met betrekking tot onze kennis en dienst in het veld, welke wij eigenlijk nooit aan onze aandacht dienen te laten ontsnappen. Nadat hij enige van de hierboven besproken beginselen de revue heeft laten passeren, herinnert hij ons aan het volgende: „Weest, nu gij deze gevorderde kennis bezit, op uw hoede opdat gij niet met de zich tegen de wet kantende mensen door hun dwaling wordt meegesleept, en uw eigen standvastigheid laat varen. Neen, blijft groeien in de onverdiende goedgunstigheid en de kennis van onze Heer en Redder Jezus Christus” (2 Petr. 3:17, 18, NW). Houd, geduldig deze korte tijd afwachtend voordat Jehovah Satan te Armageddon velt, „de tegenwoordigheid van de dag Jehovah’s” goed in gedachten. — 2 Petr. 3:12, NW.
WEEST OP UW HOEDE VOOR DE DUIVEL
12. Waarom is het moeilijk in geestelijk opzicht waakzaam te blijven?
12 Alhoewel een christen er wel ernstig naar verlangt in geestelijk opzicht waakzaam te blijven, oefent dit gehele samenstel van dingen daartegen druk op hem uit, maar te gaan slapen. Denk er echter zelfs niet eens over! Dwing u zelf waakzaam te blijven. U staat tegenover een woedende, kwaadaardige vijand die sterk aan de verliezende hand is. U zou niet nonchalant over straat lopen te kuieren of in de zon lopen te doezelen, wanneer er een wild beest als een dolle door de straten rent en een ieder die het tegenkomt, verminkt en verscheurt. „Uw tegenstander, de Duivel,” zo zegt de apostel, gaat precies zo te keer. ’Houdt daarom uw zinnen bij elkaar, zijt waakzaam’ (1 Petr. 5:8, 9, NW). Er wordt ons onthuld dat Gog van Magog met een grote gemengde schare (Satans onzichtbare en zichtbare strijdkrachten vertegenwoordigend) een aanval uitvoert op Jehovah’s volk, het getrouwe overblijfsel en vele andere schapen, die Armageddon hopen te overleven. Vooral zij moeten wakker en waakzaam blijven en pal blijven staan totdat Jehovah handelend optreedt. — Ezechiël, de hoofdstukken 38 en 39; Openb. 16:15.
13. (a) Wat dienen wij niet te vergeten wanneer wij wakker willen blijven? (b) Welke hulp is het gebed om waakzaam te blijven?
13 Vandaar dat Paulus ons vermaant te blijven waken (1 Kor. 16:13, NW). Omdat Satan degenen besluipt die achteloos of nalatig worden, luidt voor alle christenen de noodklok; dit te meer omdat sommigen van ons echter in geestelijk opzicht in en in slaperig schijnen te zijn. Wij moeten thans blijven waken en bidden, en niet het voorbeeld van Petrus, Jakobus en Johannes volgen, toen Jezus zijn laatste uur in Gethsemane doorbracht (Matth. 26:36-45). Vindt u deze begunstigde apostelen een stel botteriken, die scherp door Jezus berispt moesten worden: „Kondt gijlieden niet eens één uur met mij waken? . . . Op een tijd als deze slaapt gij en begeeft gij u ter ruste!” (Matth. 26:40, 45, NW). Vergeet dan niet hieruit zelf ook lering te trekken: „Blijft waakzaam en bidt, opdat gij niet in verzoeking moogt geraken” (Matth. 26:41, NW). Precies een paar uur later verloochende Petrus zijn Meester wel heel erg, waarom hij bitter moest wenen. Jezus had reeds voorzien dat dit zou geschieden, omdat Petrus geestelijk niet waakzaam genoeg was (Matth. 26:74, 75). Toen het hoogtepunt van Jezus’ beproevingen was aangebroken, bad hij, en daardoor toonde hij ons nadrukkelijk hoe belangrijk het bidden is om waakzaam en wakker te blijven. Wanneer men ernstig tot Jehovah bidt, spoort men zijn geest tot waakzaamheid aan, onderzoekt men zich zelf en vraagt men Jehovah of Hij en zijn organisatie ons willen terechtwijzen en beschermen. Volhardt dus, zoals Paulus de Kolossenzen opwekte, „in het gebed, blijft daarbij waakzaam, onder dankzegging.” — Kol. 4:2, NW.
14. Waarom heeft Israël Jehovah’s gunst verloren, en met welke rampspoedige gevolgen?
14 Eens was geheel Israël binnen de beschermende grenzen van Jehovah’s gemeente opgenomen. Luiheid en onverschilligheid ten opzichte van Jehovah’s instructies en geboden hadden rampspoedige gevolgen. Paulus vestigt er de aandacht op dat ’de gevoeligheid’ en ’het geestelijke waarnemingsvermogen van de Israëlieten was afgestompt’ (Rom. 11:7, 25; 2 Kor. 3:14, NW). Wat een verschrikkelijk hoge prijs moesten zij betalen voor hun achteloosheid! Zij vielen in handen van de Duivel, die hen allerlei walgelijke goddeloosheid liet bedrijven: „Zij werden leeghoofdig in hun redeneringen en hun onverstandig hart werd verduisterd. Evenals zij het verwerpelijk achtten aan een nauwkeurige kennis van God vast te houden, heeft God hen aan een verwerpelijke geestestoestand overgegeven, om het onbetamelijke te doen, vervuld als zij waren met alle onrechtvaardigheid.” — Rom. 1:21, 28-31, NW.
15. Om welke krachtige redenen is het vooral thans dwaas om onverschillig tegenover de instructies en de prediking te staan?
15 Wij leven thans in de grote oogsttijd van onze hemelse Vader. Het is er de tijd niet naar onverschillig te worden ten opzichte van zijn instructies en uw dienstvoorrechten. „Die in den zomer vergadert, is een verstandig zoon, maar die in den oogst vast slaapt, is een zoon, die beschaamd maakt” (Spr. 10:5). Laat Jehovah hen die hem door hun luiheid te schande maken, die denken dat zij het nu kalmer aan kunnen gaan doen, het er gemakkelijker van kunnen nemen en zich voornamelijk kunnen bezighouden met wat zij aangenaam vinden, zijn nieuwe wereld binnengaan? Zijn van energie blakende Zoon, de getrouwe en waarachtige Getuige, Christus Jezus, zegt: „Omdat gij lauw zijt en noch heet noch koud, zal ik u uit mijn mond spuwen.” — Openb. 3:16, NW.
16. Waarom moeten Jehovah’s getuigen met het verstrijken van de tijd hun waakzaamheid niet laten verslappen?
16 Gelukkig blijkt uit de toename in de Nieuwe-Wereldmaatschappij dat Jehovah’s getuigen wel werken. Zij verrichten een groots predikingswerk en zitten niet slechts te luisteren en te lezen, ’talmend met hetgeen zij moeten doen’ (Rom. 12:11, NW). Zij laten hun waakzaamheid niet verslappen en worden niet lui omdat er sinds de geboorte van het Koninkrijk een halve eeuw is verstreken. Neen, evenals de man die zijn huis op vaste rotsgrond bouwde, willen zij levend en actief in de Koninkrijksdienst blijven (Luk. 6:47, 48). „Toen er nu een overstroming kwam, beukte de rivier tegen dat huis, maar was niet krachtig genoeg om het te schokken; want het was stevig gebouwd.” — Luk. 6:48, NW.
VAST IN HET GELOOF
17, 18. (a) Waarop is geloof gebaseerd? (b) Tot welk een levensweg leidt geloof?
17 „Staat vast in het geloof,” zo zegt de apostel vervolgens nadrukkelijk (1 Kor. 16:13, NW). Ons geloof, waarin God behagen schept, is op kennis gebaseerd (Hebr. 11:6). Vol verzekerdheid, zonder te twijfelen, koesteren wij ten aanzien daarvan verwachtingen. Zonder weifelen volgen wij daarom de verantwoorde levensweg, welke vol vertrouwen is gebaseerd op de waarheden van Gods Woord, dat een rotsachtig fundament is. Wij zijn geen kinderen meer, die met iets beginnen en het dan niet voltooien, of naar de ingeving van onze grillen nu eens dit en dan weer dat doen in de bediening, zonder het tot een succesvol einde te brengen (Jak. 1:6-8; 4:7, 8; Ef. 4:13; 1 Kor. 13:11). Wij moeten dus geloof hebben, consequent en standvastig zijn ten einde de hechtheid er van door werken te demonstreren. — Jak. 2:14-26.
18 Als christen wordt men standvastig wanneer men de verantwoordelijkheid op zich neemt de met het christen-worden overeengekomen verplichtingen na te komen. Doordat men zich aan God heeft opgedragen, heeft men een stap vooruit gedaan. Nu moet men positief te werk gaan. Men moet zich leren kwijten van de verantwoordelijkheden in de bediening, betrouwbaar zijn en vorderingen malen. In de Nieuwe-Wereldmaatschappij bevinden zich bekwame, hulpvaardige dienaren, die ons daarbij graag willen helpen. Er wordt dan ook al het mogelijke gedaan om allen te helpen vast te staan en Jehovah’s zegen en goedkeuring te ontvangen.
19. Welk gezelschap dient een christen te zoeken opdat hij vast kan staan?
19 Jehovah weet wat wij dienen te doen om vast te kunnen staan. Opdat wij een hecht geloof zullen hebben, moeten wij ons, aldus zijn richtlijn, afgescheiden van de wereld bewaren. Wij mogen slechts met mensen uit de wereld omgaan, om hen het evangelie te prediken en om veroorloofd werelds werk te verrichten (Jak. 1:27; 4:4; Joh. 17:15; Ef. 4:17, 18). Er wordt ons echter de raad gegeven de kwade, nadelige praktijken van dit oude samenstel strikt te mijden en ons begrip van geestelijke zaken op te bouwen. „Broeders, wordt geen jonge kinderen in verstandelijke vermogens, maar weest kleine kinderen met betrekking tot het boze; wordt echter volwassen in verstandelijke vermogens” (1 Kor. 14:20, NW). Sommigen maken beslist zelfzuchtig en hardnekkig telkens weer dezelfde ernstige fout bij het aanknopen van vriendschappen. Wil een christen vaststaan, dan is het niet bevorderlijk vriendschap met mensen uit de wereld te sluiten en met hen om te gaan. Paulus schreef de achtelozen in zijn tijd die aan zulke slecht-gekozen vrienden de voorkeur gaven: „Wordt niet misleid. Slechte omgang verderft nuttige gewoonten” (1 Kor. 15:33, 34, NW). Wordt dus niet misleid en ga geen verontschuldigingen aanvoeren voor het aanhouden van zulke vriendschappen, omdat zij u persoonlijk beter aanstaan, sociaal meer aanvaardbaar zijn en u financieel meer voordeel opleveren dan uw broeders. Indien u hun gezelschap meer op prijs stelt, is het tijd u zelf eens aan een onderzoek te onderwerpen. Wees niet zo dwaas te denken dat u zo sterk bent dat u het wel kunt riskeren uw hechte positie in het geloof te verzwakken of er mee te schipperen. Het is veel beter om op de gemeentevergaderingen en in het predikingsveld vriendschap aan te knopen met uw nederige broeders en zusters.
20. Waarom is het moeilijk in het geloof vast te staan, doch hoe worden wij hiertoe aangemoedigd?
20 Vast te staan in het geloof betekent strijd te voeren, omdat Satan de Duivel onze tegenstander is. Het behaagt Jehovah zeer wanneer wij Satan weerstaan en met onze getrouwe broeders en zusters over de gehele aarde onze rechtschapenheid bewaren (1 Petr. 5:9, 10). De getrouwheid van onze broeders en zusters dient een aansporing voor ons te zijn om hard te werken en vast te staan, vooruitziend naar nog meer zegeningen van Jehovah. „Hiertoe werken wij hard en spannen wij ons in, omdat wij onze hoop hebben gevestigd op een levende God” (1 Tim. 4:10, NW). Wij zullen gelukkig zijn, wanneer wij ons kwijten van de verantwoordelijkheid welke Jehovah op een ieder van ons behaagt te leggen, ons verheugend over onze voorrechten, en klaarwakker en waardig wandelen in deze dag van Jehovah’s tegenwoordigheid. „Alleen, gedraagt u op een wijze het goede nieuws omtrent de Christus waardig, opdat ik, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, over zaken u betreffende mag horen, dat gij vaststaat in één geest, één van ziel zijde aan zijde strijdend voor het geloof van het goede nieuws, en in geen enkel opzicht verschrikt wordt door uw tegenstanders. Voor hen is dit juist een bewijs van vernietiging, maar voor u van redding, en wel een aanwijzing van God.” — Fil. 1:27, 28, NW.
21. Hoe kunnen wij in Jehovah’s organisatie vast verankerd blijven?
21 Zijn wij niet bijzonder gelukkig dat wij vast verankerd zijn in de door Jehovah opgebouwde organisatie? Laten wij, wanneer wij eenmaal voor de Koninkrijksboodschap wakker zijn geroepen, nauwgezet binnen de activiteits- en gedragsgrenzen blijven welke ons in de Schrift worden gesteld. „Ziet er derhalve scherp op toe hoe gij wandelt, niet als onwijzen maar als wijzen, dat gij de gelegen tijd uitkoopt, daar de dagen boos zijn. Wordt daarom niet langer onredelijk, maar blijft vaststellen wat de wil van Jehovah is.” — Ef. 5:15-17, NW.
22. Wat is in deze beslissende tijd Gods wil voor ons?
22 Jezus vertelt ons wat in deze beslissende tijd Gods wil voor ons is, namelijk, waakzaam te blijven en vast te staan: „Schenkt echter aandacht aan u zelf . . . Blijft waken, gedurig smekend dat gij er in moogt slagen te ontkomen aan dit alles wat moet geschieden, en uw positie te behouden voor het aangezicht van de Zoon des mensen” (Luk. 21:34-36, NW). Wijselijk zullen wij deze glorierijke weg der redding niet veronachtzamen maar „meer dan gewone aandacht schenken aan hetgeen wij horen, opdat wij nooit zullen afdrijven” (Hebr. 2:1, 3, NW). Jehovah heeft ons deze verheffende beginselen verschaft om er door geleid te worden op de weg van een hecht geloof en van geestelijke kracht in deze tijd van het einde. Mogen wij met zijn hulp en onverdiende goedgunstigheid ten slotte evenals de apostel besluiten: „Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loopbaan tot het einde toe gelopen, ik heb overeenkomstig het geloof geleefd.” — 2 Tim. 4:7, NW.