Het bestuderen van het woord des levens
„Want alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben.” — Rom. 15:4, NW.
1. Door middel waarvan spreekt God, en waarom is het verstandig naar hem te luisteren?
DOOR middel van de bladzijden van de bijbel spreekt uw Schepper tot u. Hij vertelt u wat hij in vroeger tijden heeft gedaan en wat hij zich heeft voorgenomen in de toekomst te doen. Hij geeft u goede raad en verstandig onderricht om u op de weg te leiden die voor u de beste is. Daar hij veel wijzer is dan welke mens ook, is wat hij zegt uw meest nauwlettende aandacht waard. Indien u naar hem luistert, kan zijn geschreven Woord voor u een boek des levens zijn. „Mijn zoon, vergeet mijn onderwijzing niet en uw hart beware mijn geboden, want lengte van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen.” — Spr. 3:1, 2.
2. Waarom slagen sommige mensen er niet in de schatten in Gods Woord te vinden?
2 De beloningen voor het bestuderen van Gods Woord zijn groot, maar ze kunnen niet zonder moeite worden verkregen. Er is lezen, vele uren geconcentreerd lezen vergezeld van meditatie, voor nodig. Voor lichtzinnige mensen, die nooit zwaardere lectuur lezen dan geïllustreerde tijdschriften, kranten en goedkope romans, is dit niet prettig. Daar zij niet bereid zijn zich in te spannen en tot in de diepgaande dingen van Gods Woord door te dringen, slagen zij er niet in de schatten van wijsheid te vinden die zich daar voor personen die krachtsinspanningen in het werk willen stellen om ze te verkrijgen, bevinden. „Ja, indien gij tot het inzicht roept en tot de verstandigheid uw stem verheft; indien gij haar zoekt als zilver en naar haar speurt als naar verborgen schatten, dan zult gij de vreze des HEREN verstaan en de kennis Gods vinden” (Spr. 2:3-5). Daarvoor is studeren nodig. Wat er kan gebeuren wanneer het hieraan ontbreekt en Gods Woord terzijde wordt gesteld, zien wij in het geval van Jehovah’s verbondsvolk uit oude tijden.
3. Wat werd er van de koning van Gods verbondsvolk in oude tijden verlangd, en waarom was dit goed?
3 Van de koning van Jehovah’s verbondsvolk werd verlangd dat hij een afschrift van Gods wet in zijn bezit had en dit zijn leven lang herhaaldelijk doorlas. Wanneer hij zich erdoor liet leiden, zou hij in staat zijn zijn onderdanen de voor hen allerbeste leiding te geven. Zijn regelmatige studie van Jehovah’s wet was zowel in het nationaal belang als tot zijn eigen welzijn. „Wanneer hij nu op den koninklijken troon gezeten is, dan zal hij voor zich een afschrift laten maken van deze wet, welke bij de Levietische priesters berust. Dat zal hij bij zich hebben en daarin zal hij lezen gedurende heel zijn leven om te leren den HERE, zijn God, te vrezen door al de woorden van deze wet en al deze inzettingen naarstig te onderhouden.” — Deut. 17:18, 19.
4. Welke handelwijze volgden de meeste koningen van Gods uitverkoren volk?
4 De meeste koningen die over Jehovah’s uitverkoren volk heersten, negeerden dit gebod. Zij bleven in gebreke het goddelijke Woord te bestuderen en zich door de wijze raad erin te laten leiden. Doordat zij op hun eigen wijsheid vertrouwden, gingen zij het volk juist voor op de weg waarvoor God hen had gewaarschuwd. Zij waren zo dwaas het pad van gehoorzaamheid aan God te verlaten en zonken weg in het stinkende moeras der afgoderij. „[Zij hadden] gewandeld . . . naar de inzettingen der volken die de HERE voor het aangezicht van Israël verdreven had en naar die, welke de koningen van Israël hadden ingesteld. De Israëlieten hadden bedacht wat tegenover den HERE, hun God, niet recht was: zij hadden zich offerhoogten gebouwd in al hun steden, van den wachttoren af tot de versterkte stad toe; en zij hadden zich gewijde stenen opgericht en gewijde palen op elken hogen heuvel en onder elken groenen boom. Daar, op alle hoogten, hadden zij offers gebracht, evenals de volken die de HERE voor hun aangezicht had weggevoerd; zij hadden slechte dingen gedaan en daardoor den HERE gekrenkt.” — 2 Kon. 17:8-11.
5. Welke fout beging de levitische priesterschap in het algemeen, en waartoe leidde dit?
5 Net zomin als de vele koningen die geen onderzoek instelden naar de wijze instructies en de beschermende raad van de Schrift, besteedden de leden van de levitische priesterschap in het algemeen er aandacht aan. Doordat zij in gebreke bleven hun geest met de voedzame waarheden waarvan Jehovah hen voorzag te voeden, werden zij in geestelijk opzicht even leeg als de stomme afgoden die zij in hun dwaasheid aanbaden. Zij zagen er niets verkeerds in een dubbele rol te spelen door als priesters van Jehovah en als priesters van de verachtelijke afgoden en de verfoeilijke hoogten op te treden. „Want zowel profeet als priester plegen heiligschennis, zelfs in mijn huis heb Ik hun boosheid gevonden, luidt het woord des HEREN” (Jer. 23:11). Een van de weinige uitzonderingen op deze weerspannigheid deed zich voor in de dagen van Josafat.
6. Verklaar welke verstandige handelwijze de levieten in Josafats tijd volgden en waarom dit goed was voor de natie.
6 In de tijd van Josafat kweten de levieten zich van hun verplichting Gods Woord te bestuderen en het volk erin te onderwijzen. Koning Josafat vergewiste zich ervan dat dit werkelijk gebeurde. Op zijn bevel trokken zij regelmatig al onderwijzend het gehele land door. Dit opbouwende werk maakte het volk krachtig en hielp hen de weg van gehoorzaamheid aan God te blijven bewandelen. „Zij gaven onderricht in Juda en hadden het wetboek des HEREN bij zich; zij trokken al de steden van Juda rond en onderwezen het volk” (2 Kron. 17:9). Indien deze heilzame poging om het volk in Gods Woord te onderwijzen gedurende de regeringen van volgende koningen was voortgezet, zou de geschiedenis van die natie aanzienlijk anders zijn verlopen dan nu het geval was. In de koninklijke lijn van drieëntwintig heersers over Juda waren maar al te weinig regeerders als Josafat.
HET VINDEN VAN HET WETBOEK
7, 8. (a) Welke opmerkelijke dingen deed Josia onder andere tijdens zijn regering? (b) Waarom moesten er herstelwerkzaamheden aan de tempel worden verricht?
7 De regering van Josia was een van de opmerkelijkste in de geschiedenis van het koninkrijk Juda. Het geschreven Woord van God droeg hier in aanzienlijke mate toe bij. Evenals Josafat, die ruim 250 jaar vóór hem regeerde, bezat Josia een diep respect voor die goddelijke gids. Daar hij de wens koesterde het pad van gehoorzaamheid aan Jehovah te bewandelen, voerde hij een intensieve campagne om de verfoeilijke beoefening van afgoderij die tijdens de regeringsperioden van zijn vader en grootvader, Amon en Manasse, zelfs de edele delen van de natie had aangetast, uit te roeien. Beelden werden verpulverd, de beenderen van Baälspriesters werden op hun altaren verbrand en de altaren werden omvergehaald. De heilige paal werd uit de tempel verwijderd en vernietigd, evenals de zonnewagens die bij de zonaanbidding waren gebruikt. Hij stond niet toe dat de paarden die aan de zon waren gewijd nog langer in de tempel kwamen en deze verontreinigden. Zelfs het dal van Hinnom werd onbruikbaar gemaakt voor afgodische praktijken doordat het in een stedelijke vuilnisbelt werd veranderd. — 2 Kron. 34:3-7; 2 Kon. 23:6, 10, 11.
8 In het achttiende jaar van zijn regering, toen hij nog maar vijfentwintig jaar oud was, gaf Josia bevel de tempel van Jehovah te herstellen. Klaarblijkelijk waren er sedert de dagen van Joas, ruim 200 jaar vóór de dagen van Josia, geen belangrijke reparaties meer aan de tempel verricht. Gedurende de vijfenvijftig jaar dat Josia’s grootvader, Manasse, regeerde en de twee jaar dat zijn vader, Amon, de heerschappij uitoefende, was het onderhoud van de tempel verwaarloosd, hoewel de tempel gedurende een groot deel van die periode voor het beoefenen van afgoderij was gebruikt. Enkele van de vertrekken of bijgebouwen van de tempel waren blijkbaar door afgodische koningen verwoest en moesten herbouwd worden. — 2 Kron. 34:8-11.
9. Welke belangrijke vondst werd er tijdens de herstelwerkzaamheden aan de tempel gedaan, en welke mogelijke reden kan er voor het oorspronkelijke verbergen van het gevondene worden aangevoerd?
9 Toen de herstelwerkzaamheden aan de gang waren, vond Hilkia, de hogepriester, het wetboek dat door Mozes was geschreven. Dit was klaarblijkelijk het originele exemplaar, dat naast de ark des verbonds in het Heilige der Heiligen van de tempel was bewaard. Het kan zijn dat het in de tijd dat de afgodische Manasse, de zoon van Hizkia, de tempel met afgodsbeelden ontheiligde en de dienstknechten van Jehovah vervolgde, verborgen werd gehouden. Volgens Josephus doodde Manasse vele rechtvaardige mensen, onder wie profeten. Hij voerde zijn goddeloze campagne zo ver door, dat er van hem wordt gezegd dat hij Jeruzalem met onschuldig bloed vulde. „Ook vergoot Manasse zoveel onschuldig bloed, dat hij Jeruzalem daarmee vulde van het ene einde tot het andere” (2 Kon. 21:16). Met het oog op deze fanatieke vervolging schijnt het redelijk te zijn te concluderen dat een getrouwe hogepriester het wetboek van God van de gebruikelijke plaats naast de ark des verbonds heeft weggenomen en het heeft verborgen om het te beschermen.
10, 11. (a) Hoe reageerde Josia op het voorlezen van het boek? (b) Wat blijkt het boek geweest te zijn? Waarom?
10 Hilkia herkende de rol als de wet van God en beschouwde zijn vondst als zoiets belangrijks dat hij Safan, de secretaris van het huis van Jehovah, het manuscript naar de koning liet brengen. Wat Josia hoorde toen Safan hem het heilige boek voorlas, schokte hem diep en maakte hem bevreesd. „Zodra de koning de woorden van het wetboek gehoord had, scheurde hij zijn klederen.” — 2 Kon. 22:8-11.
11 Deze rol was waarschijnlijk het boek Deuteronomium, omdat dit boek verschrikkelijke waarschuwingen bevat voor wat Gods verbondsvolk zou overkomen indien het in gebreke zou blijven de wet van God te gehoorzamen. De waarschuwingen zijn zo treffend tot in de kleinste bijzonderheden uitgewerkt, dat de goede koning Josia er gemakkelijk door geschokt kon zijn, vooral omdat hij heel goed besefte wat een afgodische handelwijze de natie had gevolgd. Een nationale ramp was een angstwekkend vooruitzicht.
12-14. Geef een mogelijke verklaring waarom Josia handelde alsof hij de woorden die hem werden voorgelezen voor de eerste maal hoorde, hoewel de koning werd geacht een afschrift van Gods Woord in zijn bezit te hebben en te lezen.
12 Daar Gods wet van de koning eiste dat hij het Woord van God las, vraagt u zich wellicht af waarom het lezen van de waarschuwingen in dit heilige boek Josia schokte, alsof hij ze voor de eerste maal hoorde. Het is heel goed mogelijk dat dit inderdaad het geval was. Misschien bezat hij geen afschrift van Gods Woord om het te lezen. Met het oog op het grote aantal Judese heersers die zich aan afgoderij hadden schuldig gemaakt, terwijl sommigen onder wie Achaz, Athalia en Manasse, in dit opzicht wel bijzonder fanatiek waren geweest, is het heel goed mogelijk dat koningen de gewoonte een persoonlijk exemplaar van Gods wet in hun bezit te hebben om dit regelmatig te lezen, hadden laten varen. Wat Josia over de wet van God wist, was hem waarschijnlijk mondeling overgebracht door de levieten, die ongetwijfeld wel afschriften in hun bezit hadden. Toen hij op vijftienjarige leeftijd „begon . . . den God van zijn vader David te zoeken”, moet hij wel naar getrouwe levieten zijn gegaan om over de God van David onderricht te worden. Het is onwaarschijnlijk dat personen die zich in de nabijheid van zijn afgodische vader, Amon, aan het koninklijk hof hadden bevonden, hem hadden kunnen onderwijzen. — 2 Kron. 34:3.
13 Dat er op een gegeven moment inderdaad verscheidene afschriften van Gods Woord onder de levieten bestonden, blijkt uit het feit dat de levieten in de dagen van Josafat afschriften van de Wet meenamen wanneer zij al onderwijzend het land doortrokken. Het is zeer onwaarschijnlijk dat de goddeloze koningen erin geslaagd zouden zijn alle bestaande afschriften te vernietigen. Het feit alleen al dat Hilkia het boek dat hij vond als de wet van God herkende, duidt erop dat hij met Gods Woord bekend was, en dit komt ongetwijfeld doordat de levieten in zijn tijd een exemplaar in hun bezit hadden. Dat Hilkia’s vondst naar zijn mening zo opmerkelijk was, komt hoogstwaarschijnlijk doordat het manuscript het oorspronkelijke boek van Mozes’ hand was.
14 Daar Josia’s kennis van het Woord van God misschien niet door een persoonlijke studie van Gods wet maar door wat hem door de levieten was onderwezen, was verkregen, is het mogelijk dat hij de woorden die Safan hem voorlas, voor de eerste maal hoorde. De verschrikkelijke vervloekingen die in het achtentwintigste hoofdstuk van Deuteronomium worden genoemd, waarbij nog komt dat ze uit het oorspronkelijke manuscript werden voorgelezen, zouden Josia beslist onder de indruk brengen van hun belangrijkheid. Door zijn kleren te scheuren, gaf hij te kennen hoezeer hij was geschokt door wat hij hoorde.
15. Hoe bevestigde Josia wat hem uit Gods Woord werd voorgelezen?
15 Josia besefte dat Jehovah hevig vertoornd was op de natie omdat ze het goddelijke Woord terzijde had gesteld en zo ongehoorzaam was geweest om alles te doen wat God haar had gezegd niet te doen. Als een uiting van zijn grote bezorgdheid zond hij prompt een delegatie van vijf personen om Jehovah door bemiddeling van de profetes Hulda te raadplegen. „Gaat den HERE raadplegen ten behoeve van mij, van het volk en van geheel Juda, over de woorden van dit gevonden boek, want groot is de gramschap des HEREN, die over ons ontbrand is, omdat onze vaderen naar de woorden van dit boek niet hebben geluisterd en niet hebben gedaan overeenkomstig al wat ons voorgeschreven is” (2 Kon. 22:13). Bij monde van de profetes bevestigde Jehovah alles wat in het boek stond geschreven. „Zo zegt de HERE: zie, Ik breng onheil over deze plaats en over haar inwoners: den gehelen inhoud van het boek dat de koning van Juda gelezen heeft.” — 2 Kon. 22:16.
16. (a) Beschrijf hoe de vervloekingen in het boek werkelijkheid werden. (b) Waarom overkwam dit alles Gods verbondsvolk?
16 Omdat Josia van een goede hartetoestand jegens Jehovah blijk had gegeven en zijn uiterste best had gedaan om de goede leiding van Jehovah’s Woord te volgen, kwamen de vervloekingen van het boek niet in zijn tijd. Ruim twintig jaar na zijn dood werden ze werkelijkheid voor die halsstarrige natie. Babylonische legers marcheerden al plunderend en verwoestend het land Juda door. De prachtige tempel die Salomo had gebouwd en de stad Jeruzalem werden volkomen vernietigd; er bleef slechts een hoop puin over. De meeste overlevenden werden gevankelijk meegevoerd naar het verre Babylon, precies zoals in het boek Deuteronomium was voorzegd: „De HERE zal u en den koning, dien gij over u hebt aangesteld, naar een volk voeren dat gij niet kendet, gij noch uw vaderen” (Deut. 28:36). Dit alles overkwam hen omdat zij in gebreke waren gebleven Gods Woord te bestuderen en de erin opgetekende instructies op te volgen.
IN DE DAGEN VAN DE APOSTELEN
17. Welk standpunt namen de apostelen ten opzichte van de Schrift in?
17 Hoe dringend noodzakelijk het voor het menselijke welzijn is Gods Woord te bestuderen, werd terdege door de christelijke apostelen beseft. Bij geen enkele gelegenheid trokken zij de betrouwbaarheid ervan in twijfel en droegen zij tot het ondermijnen van het algemene vertrouwen erin bij, zoals enkele religieuze leiders in de twintigste eeuw hebben gedaan. Zij hebben altijd van diep respect ervoor blijk gegeven en er hun uiterste best voor gedaan het geloof erin en de waardering ervoor op te bouwen. Toen de joden uit de stad Beréa in Macedonië zich tot de Schrift wendden om te zien of Paulus’ onderwijzingen ermee in overeenstemming waren, veroordeelde Paulus hen niet. Hij riep geen inquisitie tegen hen in het leven, zoals de Rooms-Katholieke Kerk soms heeft gedaan tegen personen die trachtten haar leer met de bijbel te vergelijken. In plaats daarvan sprak hij met veel waardering over die joden, want hij zei dat zij edel van geest waren. Hij keurde hun wens de Schrift te bestuderen en haar als een maatstaf voor geloof en waarheid te gebruiken goed. — Hand. 17:11, NW.
18. Waarom kan het als een waarschuwing worden beschouwd dat de Israëlieten in gebreke bleven de Schrift te bestuderen?
18 Indien de natie Israël de bereidwilligheid van de Bereeërs om Gods Woord te bestuderen en zich erdoor te laten leiden, aan de dag had gelegd, zouden de vervloekingen die in het boek Deuteronomium waren voorzegd, niet over haar zijn gekomen. Het verslag van wat haar is overkomen, vormt een waarschuwend teken voor andere generaties. Het is een waarschuwing voor personen die in deze tijd nalaten de Schrift te bestuderen. Wat de apostel Paulus betreffende de ongehoorzame Israëlieten in de woestijn zei, kan ook van toepassing worden gebracht op hun ongehoorzame nakomelingen onder de regering van de koningen der natie. „Deze dingen nu”, zo zei Paulus, „bleven hun overkomen als voorbeelden en ze werden opgeschreven tot een waarschuwing voor ons, tot wie de einden van de samenstelsels van dingen gekomen zijn” (1 Kor. 10:11, NW). Door na te gaan wat deze mensen verkeerd deden en waarin zij te kort schoten, kunnen wij die thans leven de goddelijke afkeuring die zij zich op de hals haalden en de rampzalige gevolgen ervan vermijden.
19. Hoe legde Paulus de nadruk op de waarde van bijbelstudie, en tot welke conclusie moeten wij komen wanneer wij zijn woorden aan een beschouwing onderwerpen?
19 In zijn brief aan Timótheüs legde de apostel Paulus de nadruk op de waarde van bijbelstudie door te zeggen: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust tot ieder goed werk” (2 Tim. 3:16, 17, NW). Hoe kan de bijbel u onderwijzen indien u het onderricht erin negeert? Hoe kan de bijbel u terechtwijzen indien u er doof voor bent? Hoe kan de Schrift dingen in verband met ware geloofsovertuigingen voor u recht zetten indien u nalaat haar als een gids te volgen? Hoe kan ze u streng onderrichten in rechtvaardigheid indien u haar nooit bestudeert? Wees niet als de ongelukkige Israëlieten die geen voordeel van de Schrift trokken doordat zij in gebreke bleven haar te bestuderen en de inhoud ervan in praktijk te brengen. „Gelukkig zijn . . . zij die het woord Gods horen en het bewaren!” — Luk. 11:28, NW.
MAAK BIJBELSTUDIE TOT EEN DEEL VAN UW LEVEN
20. Waarom hebben wij de bijbel thans nodig?
20 Evenals Gods Woord onontbeerlijk was voor het welzijn van de Israëlieten, is het onontbeerlijk voor uw welzijn. In deze tijd, waarin massa-krankzinnigheid de natiën tot een nucleaire wereldramp drijft, hebt u de kalmerende invloed van de bijbel nodig. U hebt zijn wijsheid nodig om logisch te denken. U hebt zijn hoop gevende profetieën nodig om een gevoel van zekerheid te bezitten. Het is nodig dat u bijbelstudie tot een deel van uw leven maakt.
21, 22. (a) Verklaar wat Jozua bedoelde met de woorden die hij betreffende Gods Woord tot de Israëlieten richtte. (b) Hoe kunt u Gods woorden in uw mond hebben?
21 U zou er in deze tijd goed aan doen de raad op te volgen die Jehovah Jozua gaf voordat de Israëlieten de Jordaan overstaken en het Beloofde Land binnengingen. „Dit wetboek dient niet te wijken van uw mond en gij moet er dag en nacht met gedempte stem in lezen, opdat gij ervoor zorg draagt overeenkomstig alles te doen wat erin geschreven staat; want dan zult gij uw weg succesvol maken en dan zult gij wijs handelen” (Joz. 1:8, NW). De bijbel dag en nacht te bestuderen, betekent niet letterlijk hem voortdurend te lezen. Door deze uitdrukking wordt er de nadruk op gelegd dat de studie van Gods Woord uw leven lang een regelmatig terugkerende bezigheid dient te zijn en niet iets waarmee u begint en wat u daarna weer terzijde schuift.
22 Indien u de waarheden en beginselen van de Schrift in gedachten houdt door ze door middel van studie voortdurend opnieuw te beschouwen, zullen ze niet van u wijken. Wanneer u spreekt, zullen ze uw tong beïnvloeden, zodat uw woorden opbouwend zullen zijn voor anderen. Uw woorden zullen de wijsheid en uw daden de goede beginselen van de Schrift weerspiegelen. Wanneer u over de dingen in Gods Woord spreekt, hebt u zijn woorden in uw mond. Ze zijn zuiver en aangenaam en maken uw spraak opbouwend en heilzaam. „Hoe aangenaam zijn uw redenen voor mijn verhemelte, meer dan honig voor mijn mond” (Ps. 119:103). Wanneer u nalaat de bijbel regelmatig te bestuderen, kan het zijn dat Gods Woord van uw mond wijkt, zodat de erin vervatte waarheden niet langer het onderwerp van uw gesprekken vormen.
23. Wat wil het zeggen de bijbel met gedempte stem te lezen?
23 De bijbel met gedempte stem lezen, wil zeggen dat u mediteert terwijl u leest. Doordat u elk woord uitspreekt, gaat het lezen langzamer, maar u laat de inhoud van de gedachten bezinken, zodat u erover kunt mediteren en de gedachte in uw geest van alle kanten kunt beschouwen. De bijbel is niet als zovele boeken die vol staan met woorden maar weinig gedachten overbrengen. De bijbel bevat geen verspilde woorden. In de delen die geen geschiedkundig verslag vormen, maken de betekenisvolle zinnen het nodig dat u langzamer leest en mediteert.
24. In welk opzicht is de bijbel thans een licht voor ons dat ons leidt?
24 Wanneer u gehoorzaam opvolgt wat er in de bijbel staat geschreven, zal de bijbel als een licht zijn dat u langs het levenspad naar het eeuwige leven zal leiden. Te midden van internationale verwarring en verbijstering, terwijl de bevreesde wereldbevolking niet weet welke weg ze moet kiezen, kunt u kalm het rechte pad bewandelen dat door Gods Woord wordt aangegeven. U kunt weten waar u zult uitkomen en u kunt er zeker van zijn dat u er komt. Door Gods Woord te bestuderen en te gehoorzamen, kunt u uw weg succesvol maken en zult u in staat zijn wijs te handelen. — Ps. 119:105; Matth. 7:13, 14.
25. Hoeveel moeite dienen wij te doen om te weten te komen wat er in de Schrift staat?
25 Zoals iemand die kostbaar zilver of andere materiële schatten zoekt, er veel tijd en energie aan besteedt om ze te vinden, dient men ook ijverig naar de wijsheid en kennis in Gods Woord te zoeken. Het vinden daarvan is van veel groter belang voor uw geluk en eeuwige welzijn dan welk bedrag aan materiële schatten ook. „Welzalig de mens die wijsheid vindt, de mens die verstandigheid verkrijgt; want wat zij opbrengt, is beter dan de opbrengst van zilver, wat zij doet gewinnen, is beter dan goud. Een boom des levens is zij voor wie haar aangrijpen, wie haar vasthouden, zijn gelukkig te prijzen.” — Spr. 3:13, 14, 18.
26. Wat zult u doen indien u Gods Woord naar waarde schat?
26 Indien u datgene wat God in zijn Woord liet schrijven, naar waarde schat, zult u niet dezelfde fout maken als de Israëlieten, die er geen aandacht aan schonken. Waardeer en bestudeer het. Stel evenals Josia een groot belang in Gods wetten en koester de innige wens in overeenstemming te handelen met alles wat in de Schrift staat opgetekend. Laat u erdoor onderrichten en laat u er net als de apostelen door leiden op de weg ten leven. Houd Gods Woord in ere door de erin opgetekende waarheden door een regelmatige studie fris in uw geest te houden. Besef dat „alle dingen die eertijds werden geschreven, . . . tot ons onderricht [werden] geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben”. — Rom. 15:4, NW.
[Illustratie op blz. 680]
Koning Josia hoort het Woord van God