Streef naar rijpheid in de Nieuwe-Wereldmaatschappij
„Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God te vertonen, een werkman die zich nergens over behoeft te schamen, die het woord der waarheid goed hanteert.” — 2 Tim. 2:15, NW.
1, 2. (a) Wat dient dé wens in het leven van een christen te zijn, en wat dient hij te doen om dit te bereiken? (b) Wat brengt dit met zich mee, en wat zal het resultaat voor hem persoonlijk zijn?
STREVEN NAAR, betekent krachtsinspanningen in het werk stellen om een einddoel te bereiken. Een christelijke bedienaar van het evangelie stelt zich ten doel Jehovah’s goedkeuring te verwerven, en niets is daarmee te vergelijken. Willen wij in dit opzicht van succes verzekerd zijn, dan dienen wij gehoor te geven aan de uitnodiging in Gods Woord: „Doe uw uiterste best.” De ontwikkeling tot rijpheid vormt natuurlijk het pad dat de christen tijdens zijn leven moet afleggen. De belangrijkheid ervan in verhouding tot andere dingen in het leven werd levendig afgeschilderd door Paulus’ woorden: „Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat.” Gedurende onze levensloop thans, dienen wij net zo’n grote waarde aan het verwerven van wijsheid en rijpheid toe te kennen. — Fil. 3:8.
2 Dit brengt vele dingen met zich mee. Studeren, ja, veel studeren, iets waarvoor tijd en geestelijke krachtsinspanningen nodig zijn. Er is zelfs meer dan studeren noodzakelijk, daar de rijpe christelijke bedienaar van het evangelie het stadium van „volwassenheid” wenst te bereiken, waarbij hij in het bezit zal zijn van een goede kennis over vele onderwerpen zodat hij in staat is anderen waardevol, levengevend onderricht te verschaffen. Hoe uitgebreider de kennis is die hij bezit, des te groter zijn geloof, zijn overtuiging en vreugde, alsook zijn verantwoordelijkheid zullen zijn.
3. Welke inlichtingenbronnen dienen wij uit ons studieprogramma weg te laten?
3 Studeren is werken, en zoals het lichaam door lichaamsoefeningen en zwaar werk wordt ontwikkeld, worden de verstandelijke vermogens door activiteit van de geest vergroot. Geregelde inspanning van de geest, waarbij men zich een bepaalde regelmaat aanwendt zoals op scholen gebruikelijk is, werpt de meeste vruchten af. Het is vanzelfsprekend noodzakelijk dat er tijd aan wordt besteed. Bij dit studieprogramma is de bron van de te bestuderen stof al even belangrijk. Denk aan de raad: „De wijsheid dezer wereld is dwaasheid voor God.” Nadat Paulus christenen de raad had gegeven hun uiterste best te doen om Jehovah te dienen, vervolgde hij met de vermaning inlichtingenbronnen te vermijden waardoor datgene wat rechtvaardig is, met dingen die tot deze oude wereld behoren, wordt ontwijd: „Schuw lege woorden die dat wat heilig is, ontwijden; want zij zullen tot steeds meer goddeloosheid voortgaan.” Dit vormt er voldoende reden voor dergelijke inlichtingen uit ons bepaalde en afgebakende studieprogramma weg te laten, daar onze grootste belangstelling uitgaat naar de bron van eeuwig leven en de vereisten voor dit leven, opdat wij in staat zullen zijn „het woord der waarheid goed” te hanteren. — 1 Kor. 3:19; 2 Tim. 2:16, 15, NW.
4. (a) Welke soort van inlichtingen verkrijgen wij door te studeren? (b) Is studeren alleen voldoende?
4 Tijdens een onderwijsperiode worden kennis en wijsheid opgebouwd op een wijze die zich enigszins laat vergelijken met wat er gebeurt wanneer een jongeman die arts wil worden, de universiteit bezoekt en de geneeskunde leert door middel van een grondige studie waarbij wordt uitgegaan van een methodische basis voor gestadige vooruitgang. Tot op dit punt verloopt het verwerven van kennis volgens een theoretisch patroon, grotendeels uit boeken en door middel van lezingen, maar deze theorie moet door de praktische toepassing van het geleerde worden gevolgd voordat iemand een praktizerend arts of chirurg wordt. Het beëindigen van een cursus op zichzelf verleent hem nog geen bekwaamheid als arts, daar praktijkervaring onontbeerlijk is. Hetzelfde geldt voor een bedienaar van het evangelie, daar Jehovah door middel van zijn Woord allen uitnodigt „daders des woords en niet alleen hoorders” te worden. — Jak. 1:22.
5. Waarom zal studeren alleen iemand niet tot een bedienaar van het evangelie maken?
5 Hoewel het een feit is dat een zorgvuldige studie en voorbereiding wenselijk zijn voor het in zich opnemen van goede, leerzame stof, is ook een goede opleiding een vereiste, precies zoals een aankomend arts geen operatie verricht zodra hij zijn diploma heeft ontvangen. In plaats daarvan zal hij geruime tijd met een ervaren arts samenwerken om te leren zijn theoretische kennis, die hij door zijn vroegere studie heeft verworven, in praktijk te brengen. Zo is het ook met een bedienaar van het evangelie. Hij wordt opgeleid doordat hij rijpe bedienaren vergezelt en op die manier maakt hij vooruitgang, waardoor hij een doeltreffende dader des woords kan worden. Hij zal zich al spoedig, net als de christenen uit de eerste eeuw, in zijn van-huis-tot-huis-bediening ontwikkelen en dan in staat zijn een stapje verder te gaan om het volgende aspect van de bediening, het thuis bezoeken van personen bij wie men belangstelling heeft geconstateerd, te behartigen, en uiteindelijk zal hij huisbijbelstudiën oprichten.
6. (a) Hoe kan iemand zijn eigen mate van vooruitgang in rijpheid bepalen? (b) Wat zal de rijpe bedienaar van het evangelie blijven doen?
6 Bij het nastreven van rijpheid, dient de nieuwe bedienaar van het evangelie een goed evenwicht in zijn bedieningswerk te handhaven. Heeft hij dit ontwikkelingsstadium eenmaal bereikt, dan zal hij er niet bij blijven stilstaan daar hij, naarmate hij zo rijp wordt dat hij anderen kan helpen, er ook blijmoedig aan zal meewerken dat anderen rijp worden. Hij zal dan ook waakzaam zijn en zijn onderwijsbekwaamheid met betrekking tot de nieuweling die hij helpt of opleidt, aan een onderzoek onderwerpen zodat hij er zeker van kan zijn dat hij het juiste voorbeeld geeft en de ander passende raad verstrekt zodat ook deze op zijn beurt tot rijpheid kan groeien. Het schenkt iemands hart voldoening en vreugde wanneer hij anderen kan helpen en ziet hoe de nieuwe bedienaar van het evangelie als klei in de handen van de pottenbakker wordt gevormd. Deze werkelijk rijpe bedienaar en onderwijzer zal, wanneer hij dat stadium heeft bereikt, zich tot het uiterste inspannen om nieuwelingen te helpen — in de velddienst, bij het studeren, bij het beantwoorden van bijbelse vragen en op elke andere voor hem mogelijke wijze die opbouwend zal zijn. Niets schenkt zoveel genoegen en voldoening als te zien hoe zich tussen de persoon die het onderricht geeft en degene die geholpen wordt, een band van liefde ontwikkelt. Deze nauwe broederlijke omgang zal ongetwijfeld tot iets blijvends uitgroeien.
RIJPHEID IN HET GEVAL VAN MANNEN
7. (a) Wat zegt de bijbel over rijpheid? (b) Hoe zal de „volwassen” man zijn gedrag behoeden?
7 Over aangekweekte rijpheid in het geval van christelijke broeders of bedienaren van het evangelie wordt in de bijbel met prijzende woorden gesproken. „Den oudsten [rijpe mannen], die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun, die zich belasten met prediking en onderricht.” Van de volwassen man wordt thans terecht verwacht dat hij dit goede nieuws van het Koninkrijk blijft prediken en anderen, die er verlangend naar uitzien hetzelfde te doen, blijft helpen, want wanneer hij voortdurend aandacht aan zichzelf en zijn bediening besteedt, zal dit voor hem van groot belang zijn. Wanneer het gedrag van de rijpe man met deze onder woorden gebrachte gedachten in overeenstemming is, hanteert hij het woord der waarheid goed. — 1 Tim. 5:17; 4:16; 2 Tim. 2:15, NW.
8. Wat zijn enkele van de verplichtingen van de christelijke bedienaar van het evangelie?
8 De christelijke bedienaar van het evangelie draagt ook de hem opgelegde verantwoordelijkheid zorg te dragen voor het geestelijk welzijn van wellicht zijn vrouw of andere vrouwen die deel uitmaken van zijn gezin. Zoals Christus Jezus zijn lichaamsleden verzorgt, dient de man de vrouw die één vlees met hem is te beschermen, waarbij tevens de zorg komt voor de kinderen in zijn gezin en de christelijke mannen en vrouwen in de gemeente.
RIJPHEID IN HET GEVAL VAN VROUWEN
9. Wat erkennen christelijke vrouwen in het gezin?
9 Christelijke vrouwen of zusters moeten hun hoofd erkennen opdat zij de positie en gedragslijn die rijpheid voor hen tot gevolg zal hebben, volledig kunnen begrijpen. Gehuwde vrouwen ontvangen de vermaning hun echtgenoten lief te hebben; dit is een verdienstelijke gedragslijn.
10. Welke welwillendheid werd Fébe betoond, en waarom?
10 De vrouwen in de vroege christelijke gemeente werden met vriendelijke welwillendheid behandeld en zij kwamen voor loftuigingen in aanmerking. Iemand die hierom bekend stond, was Fébe, voor wie de apostel Paulus zeer attent was. „Ik beveel Phébe, onze zuster, tevens dienares der gemeente te Kenchreae, bij u aan, dat gij haar ontvangt in den Here op een wijze, den heiligen waardig, en haar bijstaat, indien zij u in het een of ander mocht nodig hebben. Want zij zelf heeft velen, ook mij persoonlijk, bijstand verleend” (Rom. 16:1, 2). Uit deze opmerkingen blijkt dat Fébe een rijpe bedienares in de gemeente was, attent voor personen in haar omgeving en degenen die ijverig in de dienst voor Jehovah werkzaam waren.
11. (a) Welke prijzenswaardige hoedanigheden bezitten rijpe zusters? (b) Tegen welk gedrag waarschuwde Paulus?
11 De vier dochters van Filippus, die maagden waren, gedroegen zich gepast en bezaten een grote waardering voor Jehovah’s Woord, want er staat over hen vermeld dat zij profeteerden of bedienaressen van het evangelie waren (Hand. 21:9). Andere prijzenswaardige hoedanigheden van een vrouw die een rijp gedrag aan de dag legt, worden door Paulus in zijn eerste brief aan Timótheüs uiteengezet: „De vrouw . . . van één man; in zake goede werken moet van haar getuigd kunnen worden, dat zij kinderen grootgebracht heeft, gastvrijheid bewezen, de voeten der heiligen gewassen, verdrukten ondersteund en alle goed werk behartigd heeft.” Een oudere vrouw of weduwe die haar levensweg op goedgekeurde wijze heeft bewandeld en zich aan dergelijke goede beginselen houdt, geeft er blijk van het te verdienen dat zij met welwillendheid wordt bejegend. Hoedanigheden die niet prijzenswaardig zijn maar ons niettemin door de apostel Paulus onder de aandacht worden gebracht om ons ervoor te waarschuwen, zijn onder andere „de huizen rond . . . gaan bij gebrek aan bezigheid, en niet alleen zonder bezigheid, maar ook bezig met praatjes en al te bezig met het spreken over onbehoorlijke dingen”. — 1 Tim. 5:9-13.
12. Wat zijn nog enkele hoedanigheden van een rijpe vrouw?
12 Vrouwen wier gedragslijn zodanig is geweest dat zij Jehovah’s goedkeuring ontvingen, hebben hun uiterste best gedaan hun gezinshoofd te behagen; zij zijn goed geweest voor hun echtgenoot, hun gezin en anderen in hun omgeving. Een man zal onder andere volkomen op zijn christelijke vrouw kunnen vertrouwen. Zij beloont hem door goed voor hem te zorgen, zij bereidt het eten voor haar gezin en kwijt zich van de nodige huishoudelijke taken om ervoor te zorgen dat alles in orde is, zoals het in een christelijk gezin dient te zijn. Een van de mooiste complimenten welke een vrouw die deze gewenste eigenschappen bezit ooit gegeven is, treffen wij aan in het eenendertigste hoofdstuk van Spreuken, Sp 31 vers 26: „Haar mond heeft zij in wijsheid geopend en de wet der liefderijke goedheid ligt op haar tong” (NW). Hieruit blijkt dat rijpheid niet tot het terrein van haar huishoudelijke taken is beperkt, aangezien zij wijsheid heeft verworven en weet wat Jehovah’s Woord met betrekking tot haar positie in de gemeente zegt. Zij is een vrouw die ’Jehovah vreest en zich lof verwerft’. Wanneer zij Jehovah vreest, zal zij niet dwars tegen datgene wat er van een rijpe vrouw in Gods organisatie wordt verlangd, ingaan. Personen die haar kennen, zullen haar graag mogen en zij zal bewonderd worden om haar christelijke persoonlijkheid alsook om het feit dat zij zich van haar taak in de bediening kwijt.
RIJPHEID IN HET GEVAL VAN JONGEREN
13, 14. (a) Welke voorbeelden hebben wij van een goede, door de ouders gegeven opleiding? (b) Hoe dienen christelijke kinderen op instructies te reageren?
13 De jongeman Timótheüs had uitstekend onderricht ontvangen van zijn moeder Euníce en zijn grootmoeder Lóïs. Toch was het nodig dat hij, zelfs toen hij nog zeer jong was, bereid was te leren en onderricht te aanvaarden. Dit is ook thans prijzenswaardig in jonge mensen en het leidt tot een goedgekeurde toestand. In dit verband liet Paulus zich goedkeurend uit over Timótheüs, want hij zei: „Van kindsbeen af [hebt gij] de heilige geschriften . . . gekend, die u wijs kunnen maken tot redding door het geloof in verband met Christus Jezus” (2 Tim. 3:15, NW). Dezelfde nederigheid en wens om onderricht te worden, worden zowel van de zijde van jonge mensen als van de zijde van volwassenen verwacht. Jezus zei dat allen als kinderen dienen te zijn om onderwezen te worden. Dat betekent dat wij ons moeten openstellen voor onderricht. Het is altijd prettig te zien dat kinderen de raad en instructies van hun ouders aannemen, dat zij zich door een goede ouderlijke opleiding laten vormen en zich daar zelfs uit eigen vrije beweging toe lenen. Ook zij kunnen de raad in gedachten houden dat zij de Schepper reeds in de dagen van hun jeugd dienen te gedenken (Pred. 12:1). Ook in dit opzicht gaf onze Heer Jezus Christus er blijk van een goede geest te bezitten, want toen hij nog heel jong was, stelde hij een goed voorbeeld door zich in de eerste plaats om de aangelegenheden van zijn Vader te bekommeren en te verklaren: „Ik [moet] in het huis van mijn Vader . . . zijn.”
14 Hoewel op de ouders de verplichting rust hun kinderen de waarheid uit Gods Woord te leren en hen tot jonge bedienaren van het evangelie op te leiden, hebben de kinderen tot taak gunstig op de opleiding die hun ouders hun geven te reageren en deze te aanvaarden, ja, zij dienen voort te gaan tot rijpheid en niet opstandig te worden. — Ef. 6:1-4; Kol. 3:20, 21.
ALLEN DIENEN DE VRUCHTEN VAN DE GEEST AAN TE KWEKEN
15. Welke hoedanigheden dient een christelijke bedienaar van het evangelie aan te kweken?
15 Voor het opgroeien tot rijpheid en voor ons geestelijke welzijn, is het van het grootste belang dat wij de vruchten van de geest verwerven. Het aankweken van deze vruchten van de geest dient daarom een onafscheidelijk deel van ons leven, zoals dit in ons dagelijks gedrag tot uiting komt, uit te maken. Wat zijn deze vruchten of hoedanigheden? Het zijn geloof, deugd, zelfbeheersing, volharding, goddelijke toewijding, broederlijke genegenheid en liefde. „Want indien deze dingen bij u bestaan en overvloedig zijn, zullen ze u beletten òf inactief òf onvruchtbaar te zijn ten aanzien van de nauwkeurige kennis van onze Here Jezus Christus” (2 Petr. 1:5-8, NW). Hierdoor wordt de vooruitgang tot rijpheid die in het leven van een christen, ongeacht leeftijd of sekse, kan plaatsvinden, volledig in hoofdtrekken weergegeven. Over deze prachtige bekleding van het hart en de aard van een persoon wordt door de apostel Paulus als volgt gesproken: „Bekleedt u . . . met de tedere genegenheden van mededogen, goedgunstigheid, ootmoedigheid van geest, zachtaardigheid en lankmoedigheid. Blijft verdraagzaam jegens elkaar en elkaar vrijelijk vergeven . . . Bekleedt u . . . met liefde, want ze is een volmaakte band van eenheid” (Kol. 3:12-14). Deze woorden omvatten veel meer dan alleen de kleding die wij dragen; ze duiden op de rijpheid die door een waar christen wordt ontwikkeld. De volmaakte hoedanigheden die Christus Jezus bezat en het smetteloze voorbeeld dat hij ons heeft gesteld, worden erin beschreven.
16. Is het voldoende wanneer een christen alleen goed van aard is of wat is er nog meer nodig?
16 Iemand kan naar de maatstaven van deze wereld gerekend een voorbeeldige gedragslijn hebben gevolgd, een gedragslijn welke overeenkomt met die van de jongeman die naar Jezus toekwam en de gehele Wet had gehouden. Sommigen zullen ongetwijfeld naar hem hebben opgezien als een voorbeeld en zelfs onze Heer Jezus Christus hield van hem. „Jezus, hem aanziende, kreeg hem lief en zeide tot hem: Eén ding ontbreekt u, ga heen, verkoop al wat gij hebt en geef het aan de armen, . . . en kom hier, volg Mij. Maar zijn gelaat betrok bij dat woord en hij ging bedroefd heen, want hij bezat vele goederen” (Mark. 10:21-23). Wat ontbrak hem? Die belangrijke, eenheid brengende hoedanigheid: liefde. Het equivalent van het zich houden aan de Wet, of louter het luisteren naar en geloven in het goede woord, verzekert iemand nog niet van Gods goedkeuring. Daar is meer voor nodig! In het geval van deze rijke man bleek het liefde te zijn waaraan het hem ontbrak, en hij zag er de noodzaak niet van in een volgeling van Jezus Christus te worden.
RESULTATEN VAN HET STREVEN NAAR RIJPHEID
17. Welke loopbaan dienen wij te volgen en waarvoor dienen wij voortdurend op onze hoede te zijn? Wat zal de beloning zijn?
17 Met welk doel of welke carrière in gedachten zullen wij voortdurend onze geest inspannen en naar rijpheid streven? De ware, opgedragen dienstknecht van de Almachtige God zal vol overtuiging en nadrukkelijk zeggen: DE BEDIENING. Bij deze loopbaan kan er van geen wijziging, zoals een koersverandering naar links of rechts, sprake zijn, ook al zou deze slechts van tijdelijke aard zijn. Men moet met een doel voor ogen voorwaarts blijven gaan. Wanneer wij deze weg zijn ingeslagen, kunnen wij het ons niet veroorloven te verslappen of een lusteloze houding tegenover onze opdracht aan God aan te nemen. Iemand zou kunnen opmerken dat het ondenkbaar is dat hij zo’n houding zou ontwikkelen! Sommigen zouden kunnen redeneren: ’Dat zal mij nooit overkomen’ — men kan zijn rijpheid niet zo maar verliezen wanneer men er zoveel tijd aan heeft besteed de kenmerken van een waar christen aan te kweken door zijn geest met het Woord van Jehovah God te vullen. Zo dienen wij niet te redeneren; wij dienen veeleer dezelfde geesteshouding te bezitten als de apostel Paulus toen hij verklaarde: „Ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar één ding doe ik: . . . ik [jaag] naar het doel, om den prijs der roeping Gods.” Wij zullen volkomen begrijpen dat er geen waarborg bestaat in de zin van ’eens gered, altijd gered’, maar dat onze loopbaan veeleer gekenmerkt zal zijn door een voortdurend streven naar vooruitgang tot aan de vervulling van de christelijke loopbaan, hetzij in de dood, voor degenen die tot de kleine kudde van Gods gezalfde overblijfsel behoren, met daarna onsterfelijkheid in Gods hemelse koninkrijk, hetzij resulterend in de goedkeuring van de „andere schapen”, met leven op aarde na Armageddon als beloning. — Fil. 3:13, 14.
18. Welke les kunnen wij uit Achans handelwijze leren?
18 Bij ons overtuigde en progressieve streven naar het stadium van volwassenheid, zullen wij de les in gedachten houden welke de loopbaan van de natie der Israëlieten, die in een verbondsverhouding met Jehovah stonden, voor ons vormt. Van tijd tot tijd verviel de natie Israël van een handelwijze van getrouwheid en toewijding aan God tot afgoderij en hebzucht, het verlangen naar materieel gewin. Een van degenen die zich hieraan schuldig maakten, was de man Achan. In zijn verlangen naar materieel gewin en in de daaruit voortvloeiende hebzuchtige handelwijze, strekte hij zijn hand uit naar iets wat hem niet toekwam en hij nam het ook, ja, hij greep dus iets wat verboden was. Hij eigende zich 200 sikkelen zilver en een staaf goud die 50 sikkelen woog toe. De aanblik van al dit verlokkelijks overweldigde hem dermate dat hij het heimelijk in zijn tent verborg. Wat een prijs moest hij betalen voor deze rijkdom die hij slechts zo kort bezat! Toen de getrouwe Jozua zijn overtreding had opgespoord, werden Achan en zijn gehele gezin niet alleen doodgestenigd maar ook met vuur verbrand. — Joz. 7:16-26.
19. Verzekert alleen al de positie die iemand in Jehovah’s organisatie inneemt hem van Gods goedkeuring?
19 Wij dienen tevens steeds in gedachten te houden dat een van de koningen van Israël eens grote wijsheid bezat en het voorrecht genoot de tempel van Jehovah te bouwen. Zelfs na alle wonderbaarlijke zegeningen die Jehovah Salomo schonk, werd deze zelfzuchtig en week hij zozeer van de ware aanbidding van Jehovah af dat hij de goden van zijn buitenlandse vrouwen ging dienen. Een dergelijke handelwijze zou alleen tot de dood kunnen leiden. Dat was dan ook het ongunstige oordeel dat Jehovah over Salomo, die geen toekomstig leven zal hebben, uitsprak (1 Koningen, hoofdstuk 11). Zulke dingen kwamen niet alleen voor onder degenen die onder het Wetsverbond stonden, maar wij moeten tot de conclusie komen dat het ook gebeurde in de dagen van de vroege christelijke gemeente.
20. Tegen welke verleidingen dienen wij te waken? Noem voorbeelden.
20 In de dagen van de vroege christelijke gemeente waren er personen die ongetwijfeld eens als rijpe christenen werden beschouwd maar daarna afvielen doordat zij voor andere aantrekkelijkheden bezweken. Daar zij de waarheid hadden beschimpt en ervan afgedwaald waren, werden Hymenaéüs en Filétus, die beweerden dat de opstanding reeds had plaatsgevonden en daardoor het geloof van enkelen afbraken, uit de gemeente gesloten; zij hadden een opstandige handelwijze gevolgd (2 Tim. 2:17-19). Het materialisme bleek zeer aantrekkelijk en gevaarlijk te zijn, en een van Paulus’ metgezellen bezweek ervoor. Paulus verklaarde: „Demas heeft mij uit liefde voor de tegenwoordige wereld verlaten” (2 Tim. 4:10). Nadat hij de dingen van de wereld had verzaakt, was hij niet bereid zich in loyale opgedragen dienst voor de Almachtige God afgescheiden van de wereld te blijven bewaren.
21. (a) Wat is een van de apostelen overkomen? (b) Hoe spreekt Petrus over een dergelijke handelwijze?
21 Waarschijnlijk was een van de meest opmerkenswaardige uitingen van opstandigheid wel die welke door de ontrouwe apostel die Christus Jezus voor dertig zilverstukken verraadde, aan de dag werd gelegd (Matth. 26:15). De denkwijze van Judas Iskariot en van anderen als hij, duidt onmiskenbaar op een totaal verlies van rijpheid of op geringschatting ervoor. Wanneer wij in aanmerking nemen dat dergelijke personen aan de bezoedeling van de wereld waren ontkomen en er daarna weer in verwikkeld geraakten, moeten wij wel tot de conclusie komen dat zulk een verraderlijke daad verachtelijk is. Wij dienen ons steeds bewust te zijn van het feit dat een dergelijke handelwijze erger is dan de waarheid nooit te hebben gekend, zoals Petrus zegt: „Het zou immers beter voor hen geweest zijn, geen kennis verkregen te hebben van den weg der gerechtigheid, dan met die kennis zich af te keren van het heilige gebod, dat hun overgeleverd is. Hun is overkomen, wat een waar spreekwoord zegt: Een hond, die teruggekeerd is naar zijn uitbraaksel, of: een gewassen zeug naar den modderpoel” (2 Petr. 2:21, 22). De afgedwaalden waren in gebreke gebleven waakzaam op hun hoede te zijn door zich door nauwkeurige kennis te laten leiden, opdat zij niet meegesleept zouden worden door de zonden van wetteloze mensen en op die manier hun standvastigheid zouden verliezen. — 2 Petr. 3:17.
22. Kwamen afdwalingen of afval alleen bij de vroege christenen voor?
22 Zij die standvastig naar rijpheid streven, realiseren zich dat afdwalingen niet alleen in de vroege christelijke gemeente voorkwamen, want in de afgelopen jaren zijn wij ook getuige geweest van de afval van de „boze slaaf”-klasse, alsook van de vele anderen die ieder afzonderlijk naar de oude wereld zijn teruggekeerd wegens zelfzucht, smaad, gebrek aan bereidheid vervolging te ondergaan, terugval tot een overspelige levenswijze, afgoderij en vele andere listige strikken die door Satan, de god van deze wereld, zijn uitgezet. — Matth. 24:48-51, NW.
23. (a) Wat wordt er, daar er voor een goede gezondheid goed voedsel nodig is, vereist om tot rijpheid te groeien? (b) Welke aansporing geeft het Genootschap in het openbaar?
23 Zoals er regelmatig, dagelijks, een bepaalde hoeveelheid stoffelijk voedsel nodig is om het lichaam in stand te houden, dienen wij ook regelmatig en dagelijks iets uit Gods Woord tot ons te nemen om onze geest te voeden. Niet alleen lezen, maar studéren is noodzakelijk, daar hiervoor een ijverige inspanning van de geest nodig is met het oogmerk kennis te verwerven. Wanneer iemand zich geestelijk onderscheidingsvermogen ten doel stelt, zullen zijn krachtsinspanningen op Gods Woord gericht zijn. In Jozua 1:8 wordt ons onder de aandacht gebracht dat het een vereiste was het wetboek dag en nacht te lezen, en dat niet zonder een bepaalde bedoeling, maar met een duidelijk omschreven doel voor ogen. De lezer moest zich door dit wetboek laten leiden, opdat zijn levensweg succesvol zou zijn en hij verstandig zou kunnen handelen. Ja, een dagelijkse, ijverige studie van de bijbel is zeer belangrijk. Dwars over de acht en negen verdiepingen hoge gebouwen van de Watch Tower Bible and Tract Society (die zich in Brooklyn, VS, bevinden, waar de meeste door dit Genootschap uitgegeven bijbels en bijbelstudiehulpmiddelen worden gedrukt) staan in grote vette letters, zodat alle voorbijgangers ze gemakkelijk kunnen lezen, de buitengewoon belangrijke woorden: „Lees Gods Woord de bijbel dagelijks.” Dit is een richtlijn voor iedereen, overal ter wereld; hoeveel te meer geldt dit dan voor christenen!
24. (a) Van welke andere voorziening maakt het Genootschap gebruik om mensen te helpen, ondanks het feit dat zij „hun bijbel hebben”? (b) Hoe gaf Filippus van zijn rijpheid blijk toen hij een zoeker naar waarheid ontmoette?
24 De Nieuwe-Wereldmaatschappij maakt reeds jarenlang gebruik van de gedrukte bladzijde door het publiceren van het tijdschrift De Wachttoren en boeken en brochures als studiehulpmiddelen om het begrip van de bijbel te bevorderen. Velen zullen tegenwerpen: ’Wel, ik heb de bijbel en die lees ik.’ Ondanks het feit echter dat er miljarden bijbels op de wereld zijn, geven de heersende toestanden een jammerlijk beeld te zien. Hieruit blijkt dat er meer nodig is dan alleen het voor zichzelf lezen van de bijbel. U zult zich herinneren dat toen in de dagen van de vroege christelijke gemeente een dienstknecht van God een zoeker naar waarheid de rol van Jesaja zag lezen, hij deze vroeg of hij begreep wat hij las. De man antwoordde: „Hoe zou ik dit kunnen [dat wil zeggen, het begrijpen], als niet iemand mij den weg wijst?” Filippus maakte van de gelegenheid gebruik deze geïnteresseerde man te helpen door hem de profetie van Jesaja op begrijpelijke wijze uit te leggen, waarna hij werd gedoopt. Dit vormt een prachtige illustratie van de wijze waarop Filippus rijpheid tentoonspreidde, want hij legde de profetie zodanig aan deze geïnteresseerde man uit dat deze ze kon begrijpen. Filippus had geen gelegenheid ze eerst te bestuderen of er naslagwerken over op te slaan, maar hij putte bekwaam uit de voorraad kennis die hij zich reeds eigen had gemaakt — een blijk van rijpheid. — Hand. 8:30-39.
25. Hoe hielp een andere rijpe bedienaar van het evangelie een nieuwe gelovige?
25 Saulus van Tarsus, die later Paulus werd, moest, voordat hij volwassen werd in de bediening, in contact worden gebracht met een dienstknecht van Jehovah om onderricht te worden. U zult zich herinneren dat hij naar Damaskus werd geleid, waar hij door Ananías werd geholpen en in de fundamentele leerstellingen werd onderwezen. Ananías gaf van rijpheid blijk door van de gelegenheid gebruik te maken om Paulus op juiste wijze in te lichten. — Hand. 9:17-19.
MET DE GEMEENTE TOT RIJPHEID GROEIEN
26. Waarin heeft Jehovah voorzien om onze rijpheid te schragen?
26 Thans zijn er over de gehele wereld verspreid ruim 22.000 gemeenten van Jehovah’s bedienaren van het evangelie. Deze gemeenten zijn voorzieningen van de Almachtige God welke zowel ten doel hebben de rijpheid van degenen die dit stadium reeds hebben bereikt, te schragen, als anderen zodanig op te leiden dat zij dit stadium bereiken. Zoals met alle andere dingen het geval is, is het boeken van vooruitgang niet alleen van de gemeente afhankelijk, maar ook van een ieder afzonderlijk.
27, 28. (a) Welke raad is christenen gegeven in verband met de belangrijkheid gemeentevergaderingen bij te wonen? (b) Welke regelingen voor vergaderingen heeft de Nieuwe-Wereldmaatschappij getroffen, en met welk doel?
27 Reeds in de dagen van de vroege christenen werd gelovigen onmiddellijk, met Pinksteren, verteld: „Bekeert u en een ieder van u late zich dopen.” En Petrus vermaande hen met nog veel meer woorden. „Ze bleven volharden in de leer der apostelen en de onderlinge gemeenschap, in het breken des broods en in het gebed.” Er werd onmiddellijk de nadruk gelegd op de grote betekenis van het met elkaar vergaderen. Toen Paulus aan de Hebreeën schreef, gaf hij hierop vanzelfsprekend een aanvulling, want hij vermaande hen: „Laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij den dag ziet naderen.” Tegen die tijd, ruim vijfentwintig jaar na Pinksteren, moeten enkelen nalatig zijn geworden in het bezoeken van vergaderingen, waardoor zij de rijpheid die zij hadden verworven door regelmatig samen te komen, hadden verloren (Hand. 2:38, 40; 2 vs. 42, PC; Hebr. 10:24, 25). Hoe staat het met de christelijke bedienaren die in deze twintigste eeuw leven, 1900 jaar nadat deze raad oorspronkelijk werd opgetekend? Zijn wij nalatig en geven wij blijk van geringschatting voor dit christelijke vereiste om bijeen te komen ten einde geestelijk opgebouwd te worden?
28 Door de Nieuwe-Wereldmaatschappij zijn er ruimschoots gelegenheden voor het bezoeken van vergaderingen voor ons geschapen. De vragen rijzen dus: Wonen wij alle vergaderingen bij, dat wil zeggen, de wekelijkse Wachttoren-studie, het grootste hulpmiddel waarin het Genootschap heeft voorzien ten einde personen die in Gods Woord geloven, bij te staan? de wekelijkse dienstvergadering, waar bedienaren van het evangelie een praktische opleiding voor hun bediening ontvangen? de wekelijkse school der theocratische bediening, waar de nadruk wordt gelegd op onderricht in het spreken en het voorbereiden van onderwijzende toespraakjes? de wekelijkse gemeenteboekstudie, waar een van de belangrijkste boeken van het Genootschap over een bepaald bijbels onderwerp als leidraad wordt gebruikt? en de wekelijkse openbare vergaderingen op zondag, waar actuele onderwerpen worden besproken?
29. (a) Is de opdracht het enige wat noodzakelijk is? (b) Van welke waarde zijn de gemeente en de vergaderingen voor christenen?
29 Helaas hebben sommigen de houding aangenomen dat er na de opdracht en de doop niets meer van hen wordt verlangd. Houd echter in gedachten dat de opdracht slechts het begin aangeeft. Koestert u de mening dat het niet nodig is regelmatig vergaderingen bij te wonen? Dat zou erop duiden dat u van mening bent dat de gemeente niet noodzakelijkerwijs de reddingslijn van een christen behoeft te zijn. Waarom zou u zich, in plaats dat u zo’n lusteloze en onrijpe houding aanneemt, niet de vraag stellen: Hoe kan ik elke vergadering bijwonen? De gemeente vormt beslist de regeling waarin Jehovah heeft voorzien om iedereen in staat te stellen voort te gaan tot rijpheid. Sta er eens bij stil hoe passend het uiteraard is wekelijks op deze vijf uurvergaderingen aanwezig te zijn. Ze houden ons als christelijke bedienaren levendig met betrekking tot onze verhouding tot de Almachtige God, op de hoogte van de vervulling van profetieën en waakzaam ten aanzien van de bediening waaraan wij regelmatig een aandeel hebben. Ja, elke vergadering die wij hebben bijgewoond, betekent voor ons een stap verder tot rijpheid en kan ertoe bijdragen dat onze broeders een grotere mate van geestelijke volwassenheid ontwikkelen.
HET GEBED
30. (a) Welk intieme voorrecht helpt ons voort te gaan tot rijpheid? (b) Hoe draagt dit aldus tot het verwerven van rijpheid bij?
30 Dagelijks doen zich gelegenheden aan ons voor om met God te spreken. Ja, in gebed kunnen wij ons regelmatig met hem in verbinding stellen. Wanneer wij in gebed tot Jehovah komen, tot Hem die de Grote Koning der eeuwigheid is, dienen wij ons ervan te vergewissen dat er een juist respect uit onze woorden spreekt. Paulus vermeldt dat wij „volhardend in het gebed” dienen te zijn. Als wij op die manier met God in verbinding staan, denken wij niet alleen aan onszelf maar ook aan anderen. Paulus’ woorden geven dit eveneens te kennen: „Ik blijf u in mijn gebeden gedenken”, en zijn gedachten in dat verband hielden het volgende in: „Opdat de God van onze Here Jezus Christus, de Vader der heerlijkheid, u een geest van wijsheid en van openbaring in de nauwkeurige kennis van hem moge schenken, de ogen van uw hart verlicht geworden zijnde, opdat gij moogt weten wat de hoop is waartoe hij u heeft geroepen.” Ook hier zien wij dat de geest van wijsheid met het verwerven van nauwkeurige kennis in verband wordt gebracht. Hieruit blijkt hoe noodzakelijk het is dat wij nauwlettend aandacht schenken en luisteren wanneer God via Zijn Woord tot ons spreekt. Hoe dankbaar dienen wij Jehovah te zijn dat hij ons toestemming heeft verleend en ons uitgenodigd heeft tot hem te bidden. Het gebed is zonder enige twijfel eveneens een hulpmiddel waardoor wij kunnen voortgaan tot rijpheid. — Rom. 12:12; Ef. 1:16-18, NW.
HET OPZIENERSAMBT, EEN BELONING VOOR RIJPHEID
31. Welke extra dienstvoorrechten kunnen de rijpe bedienaar van het evangelie als beloning worden geschonken?
31 Wanneer iemand kennis verwerft, zijn leven opdraagt, nauw met Jehovah’s organisatie verbonden is en steeds voortgaat tot rijpheid, staan hem extra voorrechten te wachten. Natuurlijk dient alles wat men doet van ganser harte als voor Jehovah, en niet om door mensen te worden gezien, gedaan te worden (Kol. 3:23). Iemand krijgt niet een opzienersambt in de gemeente om hem ertoe te prikkelen tot rijpheid voort te gaan; een dergelijk ambt vormt veeleer een beloning voor iemand die rijp is en bereidwillig en nederig van geest wenst te dienen, zichzelf onder de machtige hand van God vernederend (1 Petr. 5:2, 5, 6). Indien een christelijke bedienaar steeds blijft voortgaan tot „volwassenheid”, is het mogelijk dat hij wordt aangesteld om enkele christenen die in een particuliere woning bijeenkomen, te onderwijzen. Hierin ligt een prachtige gelegenheid nieuwe bedienaren te helpen en op te leiden aan het van-huis-tot-huis werk deel te nemen, huisbijbelstudiën te leiden en anderen met het goede nieuws van het Koninkrijk na te bezoeken. Daarna kan men wellicht het voorrecht genieten als dienaar in een gemeente te worden aangesteld. Misschien wordt men uiteindelijk wel de opziener of leidinggevende bedienaar over een gemeente, waarbij men alle verantwoordelijkheden die daarmee gepaard gaan, aanvaardt, altijd op Jehovah vertrouwt en erkent dat men voor Jehovah’s gemeente van op schapen gelijkende personen zorg draagt.
32, 33. (a) Welke speciale gelegenheden kunnen er voor de bedienaar die voortgaat tot rijpheid, openstaan? (b) Waardoor zal iemand worden geholpen voor deze bijzondere diensten in aanmerking te komen?
32 Daarnaast is men wellicht in de gelegenheid een aandeel te hebben aan de volle-tijd-dienst, of men zou kunnen gaan dienen waar de „behoefte groot is”, ten einde, vaak onder moeilijke omstandigheden, Gods andere schapen aldaar te helpen. Misschien zou men kunnen dienen als kringdienaar, waarbij men een aantal gemeenten bezoekt, en daarna zelfs als districtsdienaar. Buiten al deze bedieningsvoorrechten staan er vaak nog andere open, zoals zendingsdienst, waarbij men in vreemde gebieden gaat werken, en misschien gaat men in het land waar men woont zelfs wel deel uitmaken van het centrale bureau dat het toezicht over het werk uitoefent en als Bethel bekendstaat.
33 Dit zou men het aankweken en verwerven van rijpheid in opklimmende lijn kunnen noemen. Een dergelijke loopbaan is niet gemakkelijk en men kan niet verslappen, maar het is ook geen miraculeuze prestatie. Het is het resultaat van een voortdurende inspanning van de geest, van studeren, denken, werken, prediken, en het aan de dag leggen van de vruchten van de geest en van liefde jegens anderen. Het betekent een voortdurend, onzelfzuchtig geven. Wanneer men rijp wordt, is men ook in de gelegenheid de lasten van anderen te dragen, iets wat tot de verantwoordelijkheid van een christen behoort en een blijk van liefde is. — Gal. 6:2, NW.
34. Hoe gaf Paulus blijk van zijn rijpheid?
34 De christelijke rijpheid gaat beslist met wonderbaarlijke zegeningen gepaard. Paulus toonde dit toen hij het punt had bereikt dat hij anderen kon uitnodigen hem na te volgen zoals hij Christus navolgde. Hij was beslist een echte volwassen man in het geloof, en terecht verklaarde hij vol overtuiging toen hij op het punt stond zijn loopbaan te beëindigen: „Reeds word ik als plengoffer geofferd en het tijdstip van mijn verscheiden staat voor de deur. Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden; voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welken te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.” — 2 Tim. 4:6-8; 1 Kor 11:1.
35. Hoe dienen wij het streven naar rijpheid in de Nieuwe-Wereldmaatschappij te beschouwen?
35 Rijpheid is het christelijke doel waarnaar iedereen dient te streven, en ze schenkt een grootse voldoening en vreugde in de bediening. Streef naar christelijke rijpheid, omdat de grootste vreugde voortspruit uit het erkennen van de intieme verhouding waarin wij tot anderen en tot Jehovah staan. Wanneer wij rijpheid bezitten, zullen wij ons altijd bewust zijn van Jehovah’s zegeningen. Moge het dus zo zijn dat wij ons door niets van ons streven naar het stadium van „volwassenheid” in Jehovah’s Nieuwe-Wereldmaatschappij laten afbrengen. Laat ons streven naar rijpheid ten doel hebben, Jehovah te eren en zijn grote en soevereine naam zowel door onze daden als door ons voorbeeld lof toe te brengen, opdat ook anderen de voortreffelijke te volgen handelwijze in acht kunnen nemen die door Paulus’ goedgekozen woorden aan de Filippenzen wordt geïllustreerd: „Laten wij dan, zovelen onzer er rijp zijn, deze geestesgesteldheid hebben; en indien gij in enig opzicht geestelijk anders geneigd zijt, zal God de bovengenoemde geestesgesteldheid aan u openbaren. Laten wij in ieder geval, in de mate dat wij vorderingen hebben gemaakt, voortgaan ordelijk in deze zelfde routine te wandelen.” — Fil. 3:15, 16, NW.