Blijf geduldig
„Naar Jehovah zal ik blijven uitzien. Ik wil van een wachtende houding jegens de God van mijn redding blijk geven. Mijn God zal mij horen. — Micha 7:7.
1. Welke schitterende voordelen heeft Jehovah’s geduld gehad?
GEDULD werpt inderdaad rijke beloningen af. Als gevolg van Gods geduld hebben de mensen de grootse gelegenheid ontvangen om eeuwig leven te ontvangen als zijn goedgekeurde dienstknechten (Joh. 17:3; 2 Petr. 3:9; 1 Tim. 2:3, 4). Personen hebben hierdoor de tijd gekregen zijn vereisten te leren kennen en zich hiernaar te schikken. Velen hebben dit gedaan. Als gevolg hiervan verheugen deze mensen zich thans reeds in een zinvol leven, terwijl zij de frustraties en moeilijkheden vermijden waardoor mensen worden getroffen die Gods rechtvaardige maatstaven niet kennen.
2. Welk voordeel werpt het thans voor ons af als wij geduld oefenen in de omgang met anderen?
2 Ook op het individuele vlak is het lonend geduld te oefenen. Iemand die geduldig is, laat niet toe dat hij snel van streek raakt en zal daardoor minder gauw overijld te werk gaan. Aldus bewaart hij een goed geweten en vermijdt hij nodeloze ruzies en strijd. Verder is geduld ook heilzaam voor de gezondheid. Een bijbelse spreuk luidt: „Een kalm hart is het leven van het vleselijke organisme” (Spr. 14:30). Kalmte en geduld, ook als men voor moeilijke omstandigheden komt te staan, bevorderen het welzijn van het gehele lichaam. Raakt men daarentegen voortdurend van streek en geïrriteerd, dan is dit als een ziekte die het menselijke gestel kan ondermijnen. Met het oog op de voordelen die uit het tonen van geduld voortspruiten, dienen wij beslist het verlangen te hebben deze voortreffelijke eigenschap ten toon te spreiden.
3. Waarom dienen wij geduld jegens anderen als een verplichting te bezien?
3 Er is nog een goede reden om geduldig te zijn. Wij behoren het als een verplichting te beschouwen. Waarom? Merk op welk beginsel Jezus Christus vermeldde: „Alle dingen . . . die gij wilt dat de mensen voor u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen” (Matth. 7:12). Welnu, willen wij niet graag dat mensen geduldig met ons zijn? Wij waarderen het als anderen geduldig naar ons luisteren als wij een belangrijke kwestie te bespreken hebben. Het is aangenaam met personen om te gaan die dingen welke wij niet begrijpen, geduldig uitleggen. Het is voor ons veel gemakkelijker met personen om te gaan die bereid zijn onze minder belangrijke tekortkomingen over het hoofd te zien en die ondanks onze steeds weer terugkerende gebreken geduldig met ons zijn. Zijn dit derhalve niet eveneens gebieden waarop wij geduld zullen willen oefenen?
4. Wat dient de belangrijkste reden te zijn waarom wij geduldig willen zijn?
4 De krachtigste reden waarom wij als christenen geduldig willen zijn, dient ons verlangen te zijn Jehovah God te behagen. Aangezien hij geduldig is, wordt er van ons verlangd dat wij hem in dit opzicht navolgen. De bijbel spoort ons aan: „Wordt . . . navolgers van God, als geliefde kinderen” (Ef. 5:1). Wat zal ons evenwel helpen Gods geduld in een grotere mate te weerspiegelen?
BESEF HOE ERNSTIG HET IS ONGEDULDIG TE ZIJN
5. Met welke onwenselijke eigenschap brengt Prediker 7:8 geduld in verband, en hoe kan dit aan het licht treden?
5 Wij moeten ervoor oppassen dat wij een ongegrond ongeduld niet licht opvatten. De bijbel zegt: „Beter iemand die geduldig is dan iemand die hoogmoedig van geest is. Haast u niet in uw geest om aanstoot te nemen, want het nemen van aanstoot rust in de boezem der verstandelozen” (Pred. 7:8, 9). Merk op dat een geduldig persoon hier tegenover iemand wordt gesteld die hoogmoedig en trots is. Een trots persoon zou kunnen redeneren: Waarom moet ik mij irritaties en ergernissen laten welgevallen die door de dwaasheid en zelfzucht van anderen worden veroorzaakt? Wie denken zij wel dat ik ben? Ook is een hoogmoedig persoon snel geneigd alles op zichzelf te betrekken en tegen iedereen uit te varen die hem misschien wil corrigeren. Hij koestert wrok en houdt deze dicht bij zich, als het ware in zijn eigen „boezem”.
6. Waarom kan er gezegd worden dat en hoogmoedig, ongeduldig persoon ook ’verstandeloos’ is?
6 Zo iemand is inderdaad ’verstandeloos’. De haast waarmee hij aanstoot neemt, leidt tot onbezonnen woorden of daden, tot schade van zichzelf en anderen. Hij is ook onevenwichtig in de kijk die hij op zichzelf heeft. Dit blijkt uit de raad van de apostel Paulus in Romeinen 12:3: „Ik [zeg] tot een ieder onder u, niet meer van zichzelf te denken dan nodig is, maar met een gezond verstand te denken.” Bovendien kan iemand die toelaat dat hoogmoed en ongeduld zich van hem meester maken, zijn positie bij Jehovah God in gevaar brengen. Waarom? „Want God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen.” — 1 Petr. 5:5.
7. Moeten wij alle ongeduld aan trots toeschrijven? Waarom, of waarom niet?
7 Natuurlijk zijn niet alle vormen van ongeduld geworteld in trots. Zo zou een gezin bijvoorbeeld een afspraak gemaakt kunnen hebben om op een afgesproken tijd in het huis van vrienden een maaltijd te gebruiken. De vader en moeder zijn misschien ruimschoots op tijd klaar om er zonder zich te hoeven haasten naar toe te gaan. Aangezien de dochter er niet enthousiast over is om te gaan, of wegens een andere reden, heeft zij het echter misschien uitgesteld tijdig de nodige voorbereidingen voor het vertrek te treffen. De ouders zullen haar er derhalve misschien toe aansporen op te schieten met haar voorbereidingen, zodat zij niet te laat zullen komen. Mocht er in de klank van hun stem enig ongeduld doorklinken, dan kan dit niet aan trots worden toegeschreven. Zij vinden het waarschijnlijk veeleer naar dat hun dochter in gebreke blijft attent te zijn, terwijl zij zich misschien zorgen maken over de storende uitwerking die het op hun gastheer en gastvrouw zal hebben als zij te laat komen. Dit illustreert tevens hoe belangrijk het is situaties te vermijden waardoor anderen een deugdelijke reden zouden hebben om ongeduldig met ons te worden. Ook hier is het beginsel van toepassing: „Zoals gij wilt dat de mensen u doen, doet hun desgelijks.” — Luk. 6:31.
8. Wat leren wij uit 1 Samuël 13:3-14 over het gevaar van ongeduld?
8 Hoewel er soms dus een gegronde reden kan bestaan om ongeduldig te worden, moeten wij beseffen hoe ernstig ongeduld is dat uit trots voortspruit of dat ons ertoe kan brengen onbezonnen te handelen. Hoe gevaarlijk het is ons door ongeduld te laten overmeesteren, wordt goed geïllustreerd in het geval van koning Saul. Nadat Sauls zoon Jonathan het Filistijnse garnizoen te Geba had verslagen, brachten de Filistijnen, uit wraak, een machtig leger op de been en legerden zij zich te Michmas. Intussen wachtte Saul te Gilgal, in het Jordaandal, op de profeet Samuël. Toen de profeet niet op de verwachte tijd verscheen, werd Saul ongeduldig. Hij was bang dat de Filistijnen tegen hem zouden optrekken voordat hij zich door het offeren van een brandoffer van de hulp van Jehovah had kunnen verzekeren. Aangezien zijn mannen hem bovendien in de steek lieten, maakte hij zich zorgen over enig verder uitstel, als gevolg waarvan hij het gehele leger zou kunnen verliezen. Terwijl Saul aan ongeduld toegaf, ging hij er aanmatigend toe over het slachtoffer zelf te brengen, zonder hierbij acht te slaan op het bevel dat Jehovah door bemiddeling van Samuël had gegeven om te wachten. Kort daarna arriveerde Samuël (1 Sam. 13:3-12). Die ene onbezonnen daad had ernstige gevolgen. Samuël zei tot Saul: „Gij hebt dwaas gehandeld. Gij hebt het gebod van Jehovah, uw God, dat hij u geboden heeft, niet onderhouden, want hadt gij dit wel gedaan, dan zou Jehovah uw koninkrijk over Israël tot onbepaalde tijd bevestigd hebben. En nu zal uw koninkrijk niet bestendig zijn” (1 Sam. 13:13, 14). Sta hier eens bij stil! Sauls ongeduld, dat tot een zondige daad leidde, vormde een van de voornaamste redenen waarom Jehovah het koningschap uit zijn afstammingslijn verwijderde. Wij dienen dus nooit de moeilijkheden te onderschatten die wij ons door een ongegrond ongeduld op de hals kunnen halen.
LEER VAN JEHOVAH’S VOORBEELD
9. (a) Hoe blijkt uit Jezus’ illustratie over de twee slaven en hun schulden welke verhouding er tussen vergevensgezindheid en geduld bestaat? (b) Wat kunnen wij niet verwachten dat Jehovah ons zal doen als wij ongeduldig en onbarmhartig jegens onze broeders worden?
9 Wanneer wij geduldig zijn, is hierbij vaak een bereidheid betrokken om de overtredingen die anderen tegen ons begaan, te vergeven. Door Jehovah’s voorbeeld van vergeving te weerspiegelen, kunnen wij in dit opzicht heel erg geholpen worden geduldig met onze medemensen om te gaan. Jezus Christus heeft dit punt heel duidelijk door middel van een illustratie toegelicht. De apostel Petrus had de vraag opgeworpen: „Heer, hoeveel keer kan mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe?” Jezus antwoordde: „Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zevenenzeventig maal toe.” Toen vertelde hij de illustratie van twee slaven. Een van hen was de koning 60.000.000 denarii schuldig. Toen de tijd voor de afrekening aanbrak, smeekte deze slaaf: „Heb geduld met mij en ik zal u alles terugbetalen.” Met medelijden bewogen, schold de koning hem de gehele schuld kwijt. Maar deze slaaf stapte toen op een medeslaaf af en eiste dat hij een schuld van 100 denarii zou terugbetalen. Die slaaf smeekte: „Heb geduld met mij en ik zal u terugbetalen.” Maar de slaaf wiens veel grotere schuld was kwijtgescholden, was niet bereid geduldig te zijn. Hij liet zijn medeslaaf in de gevangenis werpen. Toen dit de koning ter ore kwam, veranderde hij van gedachten en liet hij de ongeduldige, onbarmhartige slaaf vastzetten. In de toepassing van de illustratie zei Jezus: „Zo zal ook mijn hemelse Vader met u handelen indien niet een ieder van u zijn broeder van harte vergeeft.” — Matth. 18:21-35.
10. Hoe dienen wij de tekortkomingen van onze broeders in het licht van Gods vergeving van onze zonden te bezien?
10 Vergeleken bij de grote zondenschuld die Jehovah God ons op grond van het slachtoffer van zijn Zoon heeft vergeven, is elke overtreding die een christelijke broeder tegen ons begaat, werkelijk klein. Indien hij dus berouw heeft, welk recht hebben wij dan om ongeduldig met hem te worden of te willen dat hij lijdt wegens hetgeen hij ons misschien heeft aangedaan?
11. (a) Waartoe was Jehovah bereid om de basis te verschaffen op grond waarvan hij de zonden van de mensheid kon vergeven? (Rom. 5:6-8) (b) Welke uitwerking dient Gods voorbeeld in het verschaffen van een zoenoffer op ons te hebben? (1 Joh. 4:11)
11 Nooit dienen wij het feit uit het oog te verliezen dat de basis op grond waarvan Jehovah God vergeving schenkt ten koste van grote persoonlijke opofferingen van zijn zijde werd verschaft. Hij had zijn Zoon intens lief. Jezus Christus zei zelf: „De Vader heeft genegenheid voor de Zoon” (Joh. 5:20). Toch was de Allerhoogste bereid hem als een „zoenoffer” voor de zonden van de mensenwereld te geven (Joh. 3:16; 1 Joh. 2:2). Geen enkel mens heeft ooit zoveel opgeofferd om een basis te verschaffen op grond waarvan de goede betrekkingen met iemand die tegen hem gezondigd heeft, weer hersteld konden worden. Wat een uitnemend voorbeeld heeft Jehovah gegeven ten einde ons aan te moedigen geduldig te zijn met personen die misschien tegen ons zondigen!
EEN JUISTE INSTELLING TEN AANZIEN VAN ANDEREN
12. (a) Welke les in verband met onze broeders kunnen wij uit Romeinen 12:4-8 en 1 Korinthiërs 12:14-26 leren, en hoe kan dit ons helpen geduldig met hen te zijn? (b) Hoe kan de raad in Filippenzen 2:3 ons helpen geduldig te zijn?
12 Ook zal een juiste instelling ten aanzien van anderen ons helpen geduld te ontwikkelen. Wij moeten in aanmerking nemen dat mensen en omstandigheden verschillen. Sommigen zullen er bijvoorbeeld misschien traag in zijn bepaalde dingen te vatten, terwijl anderen gedetailleerde instructies heel snel begrijpen. Toch maakt dit personen die langzaam zijn of methodischer te werk gaan niet inferieur! Het is heel goed mogelijk dat zij op andere gebieden van het leven uitblinken — goedheid, vriendelijkheid en edelmoedigheid. Wij doen er dus goed aan het totaalbeeld van personen te zien. De raad van de apostel Paulus aan de Filippenzen is bijzonder passend: Acht „de anderen superieur aan uzelf” (Fil. 2:3). Het is waar dat geen enkel onvolmaakt mens alle wenselijke eigenschappen bezit. Als hij nederig is, zal hij snel inzien dat anderen op gebieden uitblinken waarop hij zwak is en dat ook hij hun geduld soms op de proef stelt.
13. Waaruit blijkt dat Jezus geduldig was in de omgang met zijn apostelen?
13 Jezus Christus heeft beslist gedemonstreerd wat het precies betekent een juiste instelling ten aanzien van anderen te bezitten. Hij heeft zijn apostelen geduldig verdragen — hun kleingeestige wedijver en de traagheid waarmee zij dingen begrepen. Nooit verloor hij zijn humeur in zijn omgang met hen. In plaats daarvan illustreerde hij geduldig lessen waarvan hij wilde dat zij die zouden leren (Mark. 9:33-37; Joh. 13:5-17). Er is geen verslag voorhanden waaruit blijkt dat Jezus Christus ooit tegen zijn metgezellen is uitgevaren. Wat zou het fijn zijn als wij zijn volmaakte voorbeeld zouden navolgen!
BEREIDHEID TE WACHTEN
14. Waarom zouden sommige broeders, in verband met het dragen van verantwoordelijkheid in de gemeente, ongeduldig kunnen worden?
14 Ons geduld wordt echter niet alleen door de tekortkomingen van anderen of hun beperkingen op de proef gesteld. Vaak is het een kwestie van te willen wachten totdat iets wenselijks gebeurt. De vraag is: Zullen wij ongeduldig zijn als een kind, dat alles onmiddellijk wil hebben, of zullen wij bereid zijn geduldig te wachten totdat de geschikte tijd is aangebroken? Misschien bent u een broeder in de christelijke gemeente. Vindt u het, omdat u geen dienaar in de bediening bent, moeilijk te wachten totdat u werkelijk ’op uw geschiktheid bent beproefd’? (1 Tim. 3:10) En als u misschien gedurende een jaar of langer dienaar in de bediening bent, vindt u dan dat het zo ongeveer tijd wordt dat er aandacht aan wordt geschonken u als ouderling aan te bevelen? Of bent u bereid te wachten, waarbij u uw tijd goed gebruikt om een dieper en beter inzicht in Gods Woord te krijgen, en waarbij u er blijk van geeft bereid te zijn samen te werken, betrouwbaar en attent te zijn en Jehovah’s dienst volledig te zijn toegewijd?
15. (a) Waarom gaat de wens om verantwoordelijkheid te mogen dragen gepaard met de noodzaak van een nuchter zelfonderzoek? (Jak. 3:1, 2) (b) Wat zou een broeder die een aandeel aan het weiden van de kudde wil hebben, zich kunnen afvragen?
15 Het is vanzelfsprekend prijzenswaardig als broeders meer verantwoordelijkheid ’trachten te verkrijgen’. De apostel Paulus schreef: „Die verklaring is betrouwbaar. Indien iemand een opzienersambt tracht te verkrijgen, begeert hij een voortreffelijk werk” (1 Tim. 3:1). Niettemin gaat verantwoordelijkheid met een grotere aansprakelijkheid gepaard. Jezus Christus maakte de regel bekend: „Van hem aan wie men het toezicht over veel heeft gegeven, zal men meer dan gebruikelijk is, eisen” (Luk. 12:48). Wanneer u dus meer verantwoordelijkheid wilt dragen, moet u eerst nagaan of uw leven als christen nauwlettender door andere leden van de gemeente onderzocht kan worden zonder dat dit vragen doet rijzen met betrekking tot het soort van voorbeeld dat u geeft. U zou ook uzelf de vragen kunnen stellen: Wil ik mijn broeders werkelijk dienen? Bezit ik de goddelijke wijsheid en het goddelijke inzicht om kwesties te beoordelen waarbij het leven van anderen betrokken is? Zou ik gezonde schriftuurlijke raad kunnen geven waardoor anderen met hun persoonlijke en gezinsproblemen geholpen kunnen worden? Beschouwen anderen mij werkelijk als een „oudere man” wegens mijn ervaring in een christelijke levenswijze? Zulk een nuchter zelfonderzoek kan elke neiging tot ongeduld onderdrukken. Het kan u ervan doordringen hoe belangrijk het is geduldig te wachten totdat u uw broeders werkelijk goed kunt dienen.
16. Hoe zouden de woorden van de apostel Paulus in 1 Timótheüs 5:22, 24, 25 een broeder kunnen helpen nederig en geduldig te wachten totdat anderen kunnen zien dat hij voor het dragen van meer verantwoordelijkheid in aanmerking komt?
16 Het zal ook een hulp voor u zijn wanneer u bedenkt welk een grote verantwoordelijkheid er op ouderlingen komt te rusten die aanbevelingen doen met betrekking tot broeders die als opzieners dienst zullen verrichten. De apostel Paulus gaf Timótheüs de raad: „Leg nooit iemand haastig de handen op; heb ook geen deel aan de zonden van anderen; bewaar uw eerbaarheid” (1 Tim. 5:22). Indien Timótheüs in gebreke bleef zich ervan te vergewissen dat degene die werd aangesteld werkelijk aan de schriftuurlijke vereisten voldeed, zou hij een zekere verantwoordelijkheid dragen voor eventuele fouten die de onbekwame man zou kunnen begaan. Hetzelfde is in deze tijd waar. Waarom zou u dus niet nederig en geduldig wachten totdat de tijd is aangebroken dat anderen uw voortreffelijke werken kunnen zien? Houd in gedachten dat net zoals verkeerde dingen uiteindelijk aan het licht komen, ook voortreffelijke werken niet verborgen zullen blijven. De apostel Paulus wees hierop toen hij aan Timótheüs schreef: „De zonden van sommige mensen zijn duidelijk openbaar en leiden direct tot een oordeel, doch wat andere mensen betreft, hun zonden worden ook openbaar, maar later. Op dezelfde wijze zijn ook de voortreffelijke werken duidelijk openbaar, en die waarmee het anders gesteld is, kunnen niet verborgen blijven.” — 1 Tim. 5:24, 25.
17. Welke houding van de profeet Micha moeten wij trachten aan te kweken, en op welke terreinen van het leven zullen wij geduldig moeten zijn?
17 Ja, op alle terreinen van het leven zullen wij acht moeten slaan op de schriftuurlijke aanmoediging „op Jehovah [te wachten], van nu aan en tot onbepaalde tijd” (Ps. 131:3). Laten wij niet ongeduldig worden omdat de grote dag waarop Jehovah het oordeel voltrekt, nog niet is aangebroken. In plaats daarvan dienen wij het soort van vertrouwen tot uitdrukking te brengen dat Micha uitte: „Naar Jehovah zal ik blijven uitzien. Ik wil van een wachtende houding jegens de God van mijn redding blijk geven. Mijn God zal mij horen” (Micha 7:7). Mogen wij er bovendien mee voortgaan jegens allen geduld ten toon te spreiden, terwijl wij de minder belangrijke overtredingen die zij tegen ons begaan vergeven en hun beperkingen en omstandigheden in aanmerking nemen. Ja, mogen wij nooit toelaten dat ongeduld, gepaard met trots, de verhouding in gevaar brengt waarin wij tot onze geduldige God, Jehovah, staan.
[Illustratie op blz. 305]
Jezus heeft het volmaakte voorbeeld in geduld gegeven door de gebreken van zijn apostelen te verdragen en bepaalde lessen waarvan hij wilde dat zij ze zouden leren, zelfs te illustreren