-
Wat bedoelde de wijze man?De Wachttoren 1978 | 1 mei
-
-
uw ijdelheid, want dat is uw deel in het leven en in uw harde werk waarmee gij hard werkt onder de zon. Alles wat uw hand te doen vindt, doe dat met uw kracht, want er is geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid in Sjeool, de plaats waarheen gij gaat.” — Pred. 9:7-10.
Op een gezonde wijze van het leven genieten, met inbegrip van voedsel en drank, is juist, gepast. Het is een geschenk van God en geniet daarom zijn goedkeuring. Kennelijk is dit wat Salomo bedoelde toen hij de aanmoediging om genot te vinden in voedsel en drank, liet volgen door de woorden „want de ware God heeft reeds een welgevallen gevonden in uw werken”. Ja, de Allerhoogste wil niet dat wij in zo’n strenge soberheid leven dat wij ons alle vreugde ontzeggen. Omdat hij een gelukkige God is, wil hij dat mensen in hun dagelijkse leven, met inbegrip van hun huwelijksleven, gelukkig zijn (Hand. 14:17). Dit is natuurlijk geen pleidooi voor een leven van genotzucht en puur vermaak. Salomo gaf de aanmoediging werk te leveren, en daarbij de gelegenheden te benutten om met de handen goede dingen tot stand te brengen, voordat men door de dood volkomen wordt uitgeschakeld en in Sjeool, het gemeenschappelijke graf der mensheid, belandt.
In deze wereld volgt men daarom de verstandigste gedragslijn door te genieten van het leven zolang men die mogelijkheid heeft, en dat te doen binnen de grenzen van Gods morele wetten. Heel snel kan de dood alles tenietdoen, omdat maar al te vaak het onverwachte gebeurt. De snelste hardloper kan struikelen en de wedstrijd verliezen. Met inferieure troepen tegenover zich, kan toch een machtig leger het onderspit delven. Een wijs man kan misschien geen goede betrekking vinden, met het gevolg dat hij honger lijdt. Mensen die heel goed in staat zouden zijn een zaak te besturen, kunnen door omstandigheden hun inzicht misschien niet aanwenden en hebben daardoor armoede. Kundige personen zouden zich de toorn op de hals kunnen halen van degenen die het voor het zeggen hebben, en in ongenade kunnen vallen. Dit is iets dat koning Salomo terloops had opgemerkt, maar na een zorgvuldiger beschouwing schreef hij: „Ik wendde mij om te zien onder de zon dat niet de snellen de wedloop hebben, noch de sterken de strijd, noch ook de wijzen het voedsel hebben, noch ook de verstandigen de rijkdom hebben, noch zelfs zij die kennis bezitten de gunst hebben; want tijd en onvoorziene gebeurtenissen treffen hen allen. Want de mens weet ook zijn tijd niet [want de dood kan onverwachts komen]. Net als vissen die worden gevangen in een boos net, en als vogels die worden gevangen in een klapnet, zo worden ook de mensenzonen verstrikt op een rampspoedige tijd, wanneer die hen plotseling overvalt.” — Pred. 9:11, 12.
Net zoals vissen onverwachts in een net gevangen kunnen worden, of vogels in een klapnet, zo kan de dood plotseling, zonder waarschuwing, mensen overvallen. Op welk een krachtige wijze toonde Salomo aan dat iemand op het moment dat hij dat kan, op een gezonde en bevredigende manier van het leven en zijn ware voordelen en gelegenheden moet weten te genieten!
-
-
Had Jeremia ongelijk?De Wachttoren 1978 | 1 mei
-
-
Had Jeremia ongelijk?
● „Amman bestaat — Jeremia heeft ongelijk gehad” luidde de kop van een artikel in de Atlanta Journal and Constitution uit de stad Georgia (V.S.). Het artikel vervolgt met te zeggen: „Jeremia voorspelde dat het Amman uit de oudheid [nu de hoofdstad van Jordanië] een ’verlaten puinhoop’ zou worden. Ezechiël zei dat het een stal voor kamelen zou worden en dat bedoeïenen het zouden bewonen.” — Zie Jeremia 49:2; Ezechiël 25:4, 5.
Had Jeremia ongelijk? Het tegenwoordige Amman, Jordanië, is niet verlaten, merkt de Atlanta Journal op, dus Jeremia moet ongelijk gehad hebben. Maar deze overhaaste critici hebben niet opgemerkt dat Jeremia nergens zegt dat de verwoesting van het Ammon uit de oudheid BLIJVEND zou zijn, zoals profeten in andere gevallen, bijvoorbeeld in het geval van Babylon, dat tot op de dag van vandaag een verlaten en woeste plaats is, wel hebben voorzegd. — Jes. 13:19, 20.
In feite geeft Jeremia’s profetie zelfs te kennen dat Ammon zich later zou herstellen door een paar verzen na de profetie over zijn verwoesting te zeggen: „Doch daarna zal Ik in het lot van de Ammonieten een keer brengen, luidt het woord des HEREN.” — 49:6, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap.
Voordat dit echter gebeurde, ging de profetie over haar verwoesting wel degelijk in elk detail in vervulling, zoals door The Biblical Archaeologist Reader werd opgemerkt: „Archeologische onderzoekingen hebben aangetoond dat het land Ammon geen vaste bewoners meer heeft gehad vanaf het midden van de zesde eeuw v. Chr. . . . de bedoeïenen-horden uit de woestijn . . . maakten een eind aan de semi-autonome staat Ammon. — Deel II, blz. 87, 88.
-