-
„Uw wil geschiede op aarde” — Deel 7De Wachttoren 1959 | 1 mei
-
-
niet van eten’, is de aardbodem om uwentwil vervloekt. In pijn zult gij alle dagen van uw leven de opbrengst ervan eten. De aardbodem zal doornen en distelen voor u voortbrengen, en gij moet de plantengroei van het veld eten. In het zweet van uw aangezicht zult gij brood eten totdat gij tot de aardbodem terugkeert, want daaruit werd gij genomen. Want stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren.” — Gen. 3:16-19.
20. Welk voedsel moest Adam nu eten, welke aardbodem werd om zijnentwil vervloekt, waar zou hij tot het stof terugkeren, en waarom ging hij bij de dood niet naar de hemel?
20 Omdat Adam onrein en onheilig was, zou hij het Edense heiligdom niet langer bebouwen en er geen zorg meer voor dragen. Hij zou geen paradijsvoedsel meer eten, maar de „plantengroei van het veld”, terwijl hij dit in het zweet van zijn aangezicht moest bijeenbrengen. Ter wille van Adam werd niet het Paradijs-heiligdom, maar de aardbodem daarbuiten vervloekt, zodat dit gedeelte van de aarde, en niet het Paradijs-heiligdom, doornen en distelen voor hem zou voortbrengen. Opdat het Edense Paradijs-heiligdom niet door de graven van zondaren ontsierd zou worden, zou Adam tot het stof van de aardbodem buiten het Paradijs-heiligdom terugkeren. „De eerste mens is uit de aarde en is van stof gemaakt; de tweede mens [Jezus Christus] is uit de hemel” (1 Kor. 15:47). Adam zou bij zijn dood dus niet naar de hemel gaan. Daar hij aards was, keerde hij tot datgene waaruit hij was genomen, het stof, terug. De levenskracht waardoor hij tot leven was gekomen, keerde vervolgens tot God terug, die ze had gegeven. — Pred. 12:7.
21. Van welke andere vrucht mocht Adam nu niet eten, en wat deed God om te voorkomen dat hij zou trachten ervan te eten?
21 Wat werd er nu gedaan om te voorkomen dat Adam van nog een andere vrucht waarop hij geen recht had, namelijk de vrucht van de boom des levens, waarmee de gave van eeuwig leven gepaard ging, zou eten? „Jehovah God [zette] hem uit de hof van Eden om de aardbodem waaruit hij was genomen, te bebouwen. En aldus dreef hij de mens uit en plaatste aan het oosten van de hof van Eden de cherubs en het vlammende lemmer van een zwaard, dat zich voortdurend wendde om de weg naar de boom des levens te bewaken”. — Gen. 3:22-24.
22. Wat zou het hebben betekend wanneer Adam zou hebben getracht naar het Paradijs-heiligdom terug te keren, en waaruit blijkt of er zich iets heeft voorgedaan waardoor het op Adam en Eva rustende oordeel werd opgeheven?
22 Elke poging van Adams zijde om naar het Paradijs-heiligdom terug te keren, zou door die cherubs zijn belemmerd. Daar de terugweg naar het aardse Paradijs reeds door die cherubs was geblokkeerd, zou hij helemaal niet het grotere heiligdom van de hemel, waar nog veel meer cherubs zouden klaarstaan om hem tegen te houden, kunnen binnengaan. Zou hij hebben getracht zich naar de boom des levens in het midden van de hof te begeven om eeuwig leven op aarde te verwerven, dan zou dit hebben betekend dat hij vanwege het vlammende lemmer van dat ronddraaiende zwaard de vernietiging tegemoet was gelopen. Toch leefde Adam zelfs buiten het heiligdom nog honderden jaren. Deed er zich gedurende al die eeuwen iets voor waardoor het doodsoordeel dat op Adam en Eva rustte, werd opgeheven? Neen, er kwam geen verandering in de vervreemding van God. „Alle dagen dat Adam leefde, bedroegen dus negenhonderd dertig jaar en hij stierf” (Gen. 5:5). Adam verdiende het loon dat de zonde betaalt — de dood. — Rom. 6:23.
(Wordt vervolgd)
-
-
NederigheidDe Wachttoren 1959 | 1 mei
-
-
Nederigheid
● „Een mens begint geen wijsheid te verwerven”, aldus de pool-ontdekkingsreiziger R.E. Byrd, „voordat hij erkent dat hij niet langer onmisbaar is.”
-