Zendelingen om in de behoefte te voorzien
HEBT u er ooit naar verlangd dat er iemand bij u aan huis kwam en u hielp de bijbel te begrijpen? Zou u graag beter bekend willen zijn met het leven en de leringen van Jezus Christus? Vraagt u zich vaak af wat de Schrift heeft te zeggen over deze huidige tijd van moeilijkheden en de vooruitzichten voor de toekomst?
Als u de bijbel niet zo goed kent als u wel zou willen, staat u hierin niet alleen. Vele personen die het grootste deel van hun leven naar de kerk zijn gegaan, zijn niet voldoende in de bijbel onderwezen. Met betrekking hiertoe zegt Christianity Today van 18 februari 1966:
„Hoogleraren aan seminaries weten dat het zinloos is te verwachten, dat de studenten die zich bij hen laten inschrijven en die hun hele leven onderricht van de kerk hebben genoten, ook maar iets bezitten van wat bij benadering lijkt op een geordende kennis van het grote verband van de Schrift. . . . Zoals de profeet Amos tot Israël zei, is er honger in het land, honger om het Woord van God te horen.”
Het feit dat de religies der christenheid in gebreke blijven bijbels onderricht te verschaffen, heeft een grote behoefte aan onderwijzers van Gods Woord tot gevolg gehad. Om in deze behoefte te voorzien, bezoeken Jehovah’s getuigen, die thans over de gehele wereld meer dan een miljoen sterk zijn, regelmatig overal de huizen der mensen en bieden belangstellende personen aan, gratis de bijbel met hen thuis te bestuderen. Met deze behoefte in gedachte werd dan ook in februari 1943 de Wachttoren Bijbelschool Gilead opgericht, en deze zendt thans elke zes maanden zo’n 100 speciaal opgeleide zendelingen naar talloze landen uit. Op zondag, 27 februari, studeerden de 103 studenten van de eenenveertigste klas van de school af.
Bij de graduatieplechtigheid, die in de grote vergaderzaal van Jehovah’s getuigen in de stad New York werd gehouden, kwamen 1905 mensen bijeen om naar de vermanende afscheidswoorden te luisteren.
De vice-president van het Wachttorengenootschap, F. W. Franz, begon met terug te wijzen op de helft van de tweede wereldoorlog, toen in september 1942 de president van het genootschap een groot gehoor in Cleveland Ohio toesprak, over het onderwerp „Vrede — is hij van blijvenden duur?” De heer Franz vroeg: „Was de spreker, N. H. Knorr, krankzinnig? Wist hij niet in welke toestand de wereld zich bevond?”
De heer Franz verklaarde vervolgens dat de woorden van de spreker volmaakt zinnig waren, want Gods Woord voorzag het eind van de Tweede Wereldoorlog en daarna een na-oorlogse vrede die niet zou voortduren. „Welnu,” vervolgde de heer Franz, „daar bevinden wij ons dan in het eenentwintigste jaar van deze vrede sinds de Tweede Wereldoorlog, en volgens de voorzegging zal deze vrede niet blijvend zijn. . . . Als u beseft dat het zand in het bovenste glas van de zandloper bijna weggelopen is”, zei de heer Franz tot de studenten, „en dat de tijd voor dit werk, dat nog verricht moet worden eer deze vrede eindigt, ten einde loopt, dient u de urgentie ervan te gevoelen.
Ziet eens waarmee de mensen geconfronteerd worden”, benadrukte de heer Franz. „Nu niet precies het uitbreken van een derde wereldoorlog, een oorlog tussen mensen, neen, maar waar u en de mensen in uw toewijzingen mee geconfronteerd worden, werd in het Woord van God voorzegd.” Daarna richtte hij de aandacht van zijn toehoorders op Jesaja 66:15-18, waarin wordt aangetoond dat de mensen worden geconfronteerd met de komst van Jehovah „als vuur” om zijn toorn tegen alle vlees te openbaren.
„Wat gaat u nu dus doen?” vroeg de heer Franz. „Welk gebruik gaat u maken van de vrede waarin wij ons nog steeds bevinden totdat hij eindigt . . . in Armageddon?” Toen spoorde hij de studenten aan, als „een teken” voor de naties te dienen en mensen naar Gods organisatie te leiden, die in de bijbel wordt voorgesteld als „Jeruzalem”. — Jes. 66:19-24; 2:2, 3.
De president van het Wachttorengenootschap, N. H. Knorr, beëindigde daarna het ochtendprogramma met praktische raadgevingen over de wijze waarop geluk in het leven is te verwezenlijken. Terwijl hij wees op de sleutel voor een gelukkig leven die in Prediker 3:12, 13 wordt gegeven, benadrukte de heer Knorr: „Er wordt toch zulk een eenvoudige levenswijze door gegeven, en het vat samen wat ieder van ons iedere dag van zijn leven doet.” De verzen luiden: „Ik heb ingezien, dat het niet in hun eigen macht staat, maar als men zich verheugt en zich te goed doet in zijn leven, kortom als iemand eet en drinkt en het goede geniet bij al zijn zwoegen, dan is dat een gave Gods.”
„God heeft ons voedsel en drinken verschaft en werk te doen gegeven”, verklaarde de heer Knorr. Door dus te eten en te drinken en hard te werken, kunnen wij ons verheugen in het goede dat wij hebben gedaan. „Elke dag van ons leven dienen wij in staat te zijn ons ’s avonds te ruste te leggen met een gevoel van blijdschap en geluk voor die dag van leven, want wij dienen in staat te zijn het goede te zien dat wij door ons harde werken hebben verricht.”
„Toen Jezus naar de aarde kwam, werkte hij”, verklaarde de heer Knorr. Hij beëindigde Gods werk (Joh. 4:34). Jehovah God had de belofte gedaan dat er een bevrijder zou opstaan om de organisatie van de Duivel weg te vagen, vrede op aarde te brengen en zonde te verwijderen. Jezus werd naar de aarde gezonden om Gods naam te rechtvaardigen en het loskoopoffer te verschaffen, opdat de zonde weggenomen zou kunnen worden. „Jezus kwam dus om te beëindigen wat Jehovah God was begonnen”, verklaarde de heer Knorr. „En dat deed hij; hij kocht de gehele menselijke familie, en hij ging aan de rechterhand van zijn Vader in de hemel zitten tot de oprichting van de rechtvaardige regering die iedereen die het leven liefheeft vrede en voorspoed zal brengen.”
De aandacht vestigend op het werk dat voor hen lag, vertelde de heer Knorr aan de klas afstuderende zendelingen dat er veel te doen was. „Er zijn hier op aarde miljoenen mensen die hulp nodig hebben om Gods Woord te begrijpen”, zei hij. „Op dit punt is de hele wereld zwak; zij hebben geen kennis van Gods Woord.” Daarom legde God er dus de nadruk op: „Werk hard, dan zult u vreugde hebben over hetgeen u doet.”
Nadat de 103 studenten hun toewijzingen hadden ontvangen, las een vertegenwoordiger van de studenten een resolutie voor waarin hun bereidheid tot uitdrukking werd gebracht om waar ter wereld ook heen te gaan. „Toen wij naar school kwamen, waren wij als Jesaja, die zei: ’Hier ben ik.’ Nu, met de voordelen welke wij door het volgen van de Gileadschool ontvingen, achter ons . . . zeggen wij van ganser harte, ’Zend mij’, ja, zend ons uit opdat wij ons deel in het bekendmaken van de grote naam van onze God en Vader, Jehovah, mogen doen.”
Mochten deze zendelingen, of wie verder ook van Jehovah’s getuigen, bij u aanbellen en aanbieden de bijbel met u te bestuderen, aanvaard u dan hun uitnodiging. Steek uw licht op over Gods grootse voorzieningen voor eeuwig leven in geluk, en aanvaard ze.