Het boek Prediker — Een les in werkelijke waarden
WAT is de beste manier om uw tijd en energie te gebruiken? Zou het heilzaam zijn om genoegens tot uw voornaamste doel te maken? Dient u ernaar te streven materiële rijkdom te vergaren of beroemd te worden? Welke doeleinden in het leven hebben de grootste waarde?
In het bijbelboek Prediker kan men hier voortreffelijke richtlijnen over vinden. Daarin treft men „de woorden van de bijeenbrenger, de zoon van David, de koning te Jeruzalem” aan (Pred. 1:1, 12). „De bijeenbrenger” is klaarblijkelijk koning Salomo, die vanwege zijn wijsheid internationale beroemdheid verwierf. Het boek Prediker bevat zijn raad over dingen die waardeloos zijn, alsook over dingen die werkelijke waarde hebben.
„ALLES IS IJDELHEID”
Het boek Prediker begint met de volgende woorden: „’De grootste ijdelheid!’ heeft de bijeenbrenger gezegd, ’de grootste ijdelheid! Alles is ijdelheid!’ Welk voordeel is er voor een mens gelegen in al zijn harde werk waaraan hij hard werkt onder de zon?” (Pred. 1:2, 3) Het Hebreeuwse woord voor „ijdelheid” betekent letterlijk „adem”. Het duidt op iets dat geen kracht, stabiliteit en bestendigheid bezit. De uitdrukking „de grootste ijdelheid” is een passende beschrijving van de menselijke aangelegenheden.
Vervolgens maakt de bijeenbrenger melding van zich steeds weer herhalende kringlopen in de natuur. Generaties mensen blijven komen en gaan, de zon blijft maar opkomen en ondergaan, winden draaien steeds weer rond en rivieren stromen voortdurend naar de zee zonder haar ooit vol te maken (Pred. 1:4-7). Na hierbij stilgestaan te hebben, merkte de wijze koning op: „Alle dingen zijn afmattend; niemand kan erover spreken. Het oog wordt niet verzadigd met zien, noch het oor vervuld van horen. Dat wat geschied is, dat is het wat geschieden zal; en dat wat gedaan is, dat is het wat gedaan zal worden; er is dus niets nieuws onder de zon.” — Pred. 1:8, 9.
Het overdenken van al deze natuurlijke kringlopen scheen Salomo „afmattend” toe. Het is natuurlijk waar dat deze kringlopen zo onmetelijk en ingewikkeld zijn dat iemand er zijn hele leven aan zou kunnen besteden om ze te begrijpen, zonder hier ooit volledig in te slagen. Zijn woordenschat zou niet toereikend zijn om dit alles volledig in details te beschrijven. Maar wij houden in gedachte dat Salomo hier spreekt over de ijdelheid waarmee onvolmaakte mensen te maken hebben. Wij kunnen dus eveneens begrijpen hoe afmattend het voor de mens kan zijn de meedogenloze herhaling van deze nooit eindigende kringlopen te overdenken en deze vervolgens te vergelijken met zijn eigen korte levensduur. Voor iemand die geen goddelijke wijsheid bezit, veroorzaakt de wetenschap dat hij vergankelijk is en niet in staat is zijn verblijf op aarde te bestendigen, een gevoel van nutteloosheid en brengt het hem er dikwijls toe vergeefs naar iets anders, iets nieuws, te zoeken — om dan alleen maar te bemerken dat het uiteindelijk weer ’het oude liedje’ is. Ook dit is afmattend.
Wanneer wij dit weten, kan het ons helpen niet te veel tijd, moeite en geld te besteden aan pogingen om door middel van zingenot voldoening en geluk te vinden. Het zoeken naar nieuwe dingen en ervaringen kan een mate van genoegen verschaffen, maar het bevredigt nooit volledig. En uiteindelijk eindigt alles in Sjeool, waar „geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid” is, want de doden „zijn zich van helemaal niets bewust”. — Pred. 9:5, 10.
EEN EXPERIMENT MET WEELDE
Koning Salomo vertelt over een interessant experiment op het gebied van het leiden van een weelderig leven. Hij omringde zichzelf met paradijselijke omstandigheden en onderzocht elke soort van vermaak (Pred. 2:3-9). „Alles waarom mijn ogen vroegen, onthield ik ze niet”, schrijft hij (Pred. 2:10a). In zekere mate genoot de koning van dit experiment. Hij verklaart: „Ik hield mijn hart van geen enkele soort van verheuging terug, want mijn hart was verheugd wegens al mijn harde werk, en dit werd mijn deel van al mijn harde werk.” — Pred. 2:10b.
Maar wanneer het erom gaat op deze manier werkelijke voldoening en waar geluk te vinden, geeft de bijeenbrenger toe: „En ik, ja ik, wendde mij tot al mijn werken die mijn handen hadden verricht en tot het harde werk waaraan ik hard had gewerkt om het tot stand te brengen, en zie! alles was ijdelheid en een najagen van wind, en er was niets dat voordeel afwierp onder de zon.” — Pred. 2:11.
RIJKDOM EN ROEM
U kent misschien wel personen die dag en nacht werken om een royaal „appeltje voor de dorst” in de vorm van materiële rijkdommen te verkrijgen. Voor dergelijke mensen bevat het boek Prediker de volgende belangrijke les: „Iemand die enkel het zilver liefheeft, zal van zilver niet verzadigd worden, noch wie maar ook die rijkdom liefheeft, van inkomsten. Ook dit is ijdelheid” (Pred. 5:10). Een van de ijdele aspecten van het streven naar rijkdommen wordt in het volgende vers uiteengezet: „Wanneer goede dingen vele worden, worden degenen die ervan eten stellig vele. En welk voordeel is er voor de voortreffelijke bezitter ervan, behalve dat hij er met zijn ogen naar mag kijken?” — Pred. 5:11.
Zelfs wanneer iemand „de voortreffelijke bezitter” van overvloedige rijkdommen wordt, geeft dit hem geen voldoening. Ware wijsheid zou nuttiger voor hem zijn geweest (Pred. 7:12). Bovendien is het zo dat hoe meer iemands bezittingen toenemen, men des te meer personeel nodig heeft om ervoor te zorgen. Aangezien de rijke man zijn dienstknechten van voedsel moet voorzien en voor hen moet zorgen, nemen met het vermeerderen van zijn rijkdommen ook „degenen die ervan eten” op overeenkomstige wijze toe. Een werk van de Griekse schrijver Xenophon bevat het volgende commentaar van een man die eens arm was geweest, maar rijk was geworden:
„Denkt u, . . . dat het genoegen waarmee ik leef, toeneemt naarmate ik meer bezit? Weet u niet dat ik nu met geen greintje meer plezier eet of drink of slaap dan toen ik arm was? Maar doordat ik deze overvloed bezit, win ik alleen dit, dat ik meer te bewaken heb, meer aan anderen moet uitdelen en het probleem heb dat ik voor meer mensen moet zorgen; want nu vraagt een groot aantal bedienden hun eten, drinken en kleding van mij; sommigen hebben een dokter nodig; men komt mij schapen brengen die door wolven zijn verscheurd, of runderen die gedood zijn doordat ze van een steile rotswand zijn gevallen, of men vertelt mij over een ziekte die de kudde heeft aangetast; zodat het mij toeschijnt dat ik, nu ik overvloed heb, meer tegenslagen meemaak dan voorheen, toen ik maar weinig bezat. . . . Indien het bezitten van rijkdommen evenveel genoegen zou schenken als het bijeenbrengen ervan, zouden de rijken veel gelukkiger zijn dan de armen. Maar degene die overvloed bezit, is verplicht overvloed uit te geven.”
In het boek Prediker wordt een tragische omstandigheid besproken waarin personen die vastbesloten zijn rijk te worden, dikwijls komen te verkeren: „Ik voor mij wendde mij om de ijdelheid onder de zon te kunnen zien: Er bestaat er één, maar geen tweede; ook heeft hij geen zoon of broeder, maar er is geen eind aan al zijn harde werk. Ook worden zijn ogen zelf niet verzadigd van rijkdom: ’En voor wie werk ik hard en laat ik het mijn ziel ontbreken aan goede dingen?’ Ook dit is ijdelheid, en het is een rampspoedige bezigheid.” — Pred. 4:7, 8.
Bij het najagen van rijkdommen offeren mensen maar al te vaak menselijke relaties op, zowel binnen als buiten het gezin. Hoe beklagenswaardig is de vrekkige persoon die zo opgaat in het najagen van materiële goederen dat hij zichzelf afzondert. Hij vindt het voordeliger geen familie of vrienden te hebben, aangezien deze mensen hem geld zouden kosten. Een ieder die geneigd is er zo over te denken, dient zich af te vragen: „Voor wie werk ik hard en laat ik het mijn ziel ontbreken aan goede dingen?” Hoe omvangrijk de bezittingen van een rijke ook zijn, „zijn ogen zelf [worden] niet verzadigd van rijkdom”. Salomo was zich hiervan bewust en daarom schrijft hij:
„Twee zijn beter dan één, omdat zij een goede beloning hebben voor hun harde werk. Want indien een van hen zou vallen, kan de ander zijn makker oprichten. Maar hoe zal het zijn met slechts de ene die valt, wanneer er geen ander is om hem op te richten? Indien er bovendien twee te zamen neerliggen, dan zullen zij stellig warm worden; maar hoe kan slechts één warm blijven? En indien iemand één die alleen is zou kunnen overweldigen, zouden twee te zamen tegen hem kunnen standhouden. En een drievoudig snoer kan niet spoedig in tweeën getrokken worden.” — Pred. 4:9-12.
In deze woorden ligt een belangrijke les opgesloten. Menselijke betrekkingen zijn lonender dan bezittingen. Oprechte belangstelling voor iemands naaste en krachtsinspanningen om hem te helpen, zijn veel waardevoller dan goud, zilver, of welk andere onbezielde voorwerp maar ook.
ONDERDRUKKING EN ONRECHT
Het boek Prediker erkent openhartig dat de mensheid veel onderdrukking heeft ondergaan: „En ik voor mij wendde mij om alle daden van onderdrukking te kunnen zien die onder de zon worden bedreven, en zie! de tranen der onderdrukten, maar zij hadden geen trooster; en aan de zijde van hun onderdrukkers was macht, zodat zij geen trooster hadden” (Pred. 4:1). Wanneer de onderdrukten verlichting zoeken van de zijde van personen die macht bezitten, heeft onrecht dikwijls de overhand. Salomo merkt op: „En voorts heb ik onder de zon de plaats van gerechtigheid gezien waar goddeloosheid was en de plaats van rechtvaardigheid waar goddeloosheid was.” — Pred. 3:16.
Hoe dienen mensen erop te reageren wanneer er overal onderdrukking en onrecht is? Zij moeten eerst de volgende geïnspireerde verklaring gaan begrijpen: „Dat wat krom wordt gemaakt, kan niet recht worden gemaakt, en dat wat ontbreekt, kan onmogelijk worden geteld” (Pred. 1:15). Sommige oprecht gemotiveerde personen hebben hun leven lang getracht rechtvaardige toestanden op aarde teweeg te brengen, maar zonder succes. Het Woord van God maakt duidelijk dat alleen Gods koninkrijk goddeloosheid onder de mensen kan wegnemen (Dan. 2:44; 2 Petr. 3:13; Openb. 21:1-5). Geen enkele menselijke krachtsinspanning kan de talloze „kromme” aspecten van het gedrag van de mens rechtmaken.
Aangezien dit zo is, verschaft de bijeenbrenger nog een nuttige richtlijn: „Ik zeg: ’Houd u aan het bevél van de koning, en dat uit eerbied voor de eed van God. Haast u niet, opdat gij van voor zijn aangezicht kunt weggaan. Sta niet in een slechte zaak. Want al wat hem behaagt te doen, zal hij doen, want het woord van de koning is de heersende macht; en wie kan tot hem zeggen: „Wat doet gij?”’” — Pred. 8:2-4.
Het boek Prediker pleit niet voor rebellie en pogingen om bestaande regeringen omver te werpen. De verstandige handelwijze is gehoorzaam onderworpen te blijven aan de „superieure [regerings-] autoriteiten” (Rom. 13:1-7). In bijzondere gevallen zou iemands verlangen om Gods goedkeuring te ontvangen, hem ertoe kunnen brengen geen gehoor te geven aan bepaalde geboden van regeringsfunctionarissen (Dan. 3:12, 16-18). Waar officiële decreten of vereisten echter niet van ons vragen dat wij Gods wet overtreden, is het de verstandige handelwijze „u aan het bevél van de koning [te houden]”.
De bijeenbrenger werkt deze gedachte verder uit door te verklaren: „Hij die het gebod onderhoudt, zal geen rampspoedige zaak kennen, en het wijze hart zal zowel tijd als oordeel weten. Want voor elke aangelegenheid bestaat er een tijd en oordeel, omdat de rampspoed van de mensheid overvloedig is over hen. Want niemand weet wat er komen zal, want wie kan hem vertellen hoe het precies komen zal?” (Pred. 8:5-7) Zelfs daar waar de heerschappij op hardvochtige en eigenmachtige wijze wordt uitgeoefend, zal een verstandig persoon niet in opstand komen. Hij beseft dat er een „tijd” of periode is waarin er iets zal gebeuren dat de dingen ten goede zal doen keren. Maar aangezien hij niet weet „hoe” die verandering „precies” zal plaatsvinden, is op dat moment voor hem de verstandige handelwijze zich met zijn eigen zaken bezig te houden, terwijl hij met een gezond oordeel het hoofd biedt aan onprettige aspecten van het dagelijkse leven. — Vergelijk Prediker 3:1-13.
AAN ONVERWACHTE GEBEURTENISSEN HET HOOFD BIEDEN
Nog een reden waarom veel menselijke krachtsinspanningen ijdel blijken te zijn, wordt in Prediker 9:11 vermeld: „Ik wendde mij om te zien onder de zon dat niet de snellen de wedloop hebben, noch de sterken de strijd, noch ook de wijzen het voedsel hebben, noch ook de verstandigen de rijkdom hebben, noch zelfs zij die kennis bezitten de gunst hebben; want tijd en onvoorziene gebeurtenissen treffen hen allen.”
Men zou denken dat eigenschappen als snelheid, sterkte en wijsheid de mensen bij alles wat zij ondernemen, de wind in het zeil zouden geven. Maar dikwijls lopen de dingen niet zoals men had verwacht. Hoewel onvoorziene omstandigheden soms gunstig zijn, komen ze dikwijls in de vorm van ongelukken, ziekten en andere tegenslagen. En in de dood „[is] er geen superioriteit . . . van de mens over het beest, want alles is ijdelheid”. — Pred. 3:19-21.
Met het oog hierop raadt de wijze bijbelschrijver in het bijzonder twee dingen aan: (1) Werk van dag tot dag ijverig; (2) ’zie het goede’ van uw harde werk door u te verheugen in wat u op dit moment hebt. In Prediker 5:18-20 treft men de volgende woorden van deze strekking aan:
„Zie! Het beste dat ik voor mij heb gezien, dat uitstekend is, is dat men ete en drinke en het goede zie voor al zijn harde werk waarmee hij hard werkt onder de zon gedurende het getal van zijn levensdagen die de ware God hem gegeven heeft, want dat is zijn deel. Ja, ieder mens aan wie de ware God rijkdom en stoffelijke bezittingen heeft gegeven, die heeft hij zelfs gemachtigd ervan te eten en zijn deel weg te dragen en zich in zijn harde werk te verheugen. Dit is de gave Gods. Want niet vaak zal hij aan zijn levensdagen denken, omdat de ware God zorgt dat de verheuging van zijn hart hem geheel in beslag neemt.”
Hoewel er tegenwoordig veel onderdrukking, onrecht en andere slechte aspecten in het menselijke leven zijn, laat een verstandig persoon niet toe dat hierdoor een domper wordt gezet op zijn vreugde over dingen die wèl goed gaan. Hij is veeleer vastbesloten „zijn deel [van huidige zegeningen] weg te dragen” door zich te verheugen in wat hij heeft, al is het misschien weinig.
De ruimte ontbreekt ons hier voor een uitgebreidere bespreking van de wijsheid die in het boek Prediker wordt aangetroffen. Wij hopen echter dat de enkele voorbeelden die hierboven zijn uiteengezet, u ertoe zullen aansporen het gehele boek zorgvuldig te bestuderen. Door dit te doen, zult u worden geholpen het te vermijden uw tijd en energie te besteden aan dingen die nutteloos zijn en uw leven en geldmiddelen daarentegen te gebruiken voor wat werkelijk de moeite waard is.