Alexander de Grote en de bijbelse profetieën
VELE personen die een middelbare of hogere school hebben doorlopen, denken dat zij de geschiedenis van Alexander de Grote kennen. Dikwijls zijn zij echter totaal onbekend met het allerbelangrijkste feit omtrent Alexander, namelijk, dat zijn loopbaan van snelle verovering in de bijbelse profetieën werd voorzegd.
Jehovah stelde zijn profeet Daniël van tevoren op de hoogte van de opkomst en de val van wereldmachten. Tussen 618 en 535 v. Chr. ontving Daniël profetieën van God omtrent de opkomst van Griekenland dat Medo-Perzië als wereldmacht zou vervangen, en betreffende de rol die Alexander in verband daarmee zou spelen. Ongeveer tweehonderd jaar voordat Alexander werd geboren, had Daniël de veroveraar van Medo-Perzië voorzegd: „En er zal een heldhaftige [machtig, Lu] koning opstaan, die met grote heerschappij zal regeren en doen zal wat hem goeddunkt. Maar nauwelijks is hij opgestaan, of zijn koninkrijk zal verbroken worden en verdeeld naar de vier windstreken des hemels; doch niet aan zijn nakomelingen.” — Dan. 11:3, 4.
Deze ’machtige koning’ kwam in het jaar 336 v. Chr., op twintigjarige leeftijd, op de troon van Macedonië. Dit was hetzelfde jaar waarin Darius III, de koning van de vierde wereldmacht, namelijk Medo-Perzië, de troon ontving. In de bijbelse profetieën werd er een snelle verovering van Medo-Perzië en andere natiën voorzegd. De opkomst van de Macedonische of Griekse lijn van wereldheersers werd bijvoorbeeld in Daniël 7:6 voorzegd onder het symbool van een panter met „vier vogelvleugels”, en in Daniël 8:5 onder het symbool van een geitebok die „uit het Westen [kwam] over de gehele aarde zonder de aarde aan te raken”. Wij worden aangaande de identiteit van de geitebok niet in twijfel gelaten, want Daniël zei: „De harige geitebok [doelt] op den koning van Griekenland.” — Dan. 8:21.
Wat wordt te kennen gegeven door het feit dat de symbolische geitebok de aarde niet aanraakt en de symbolische panter vleugels heeft? Vaart en snelheid van verovering. Laten wij eens zien met wat voor snelheid Alexander in vervulling van de bijbelse profetieën de wereld veroverde.
ALEXANDERS LEGER
Hij bezat niet zozeer een groot leger. Alexander had ongeveer 30.000 infanteristen en 5000 ruiters. Het leger was echter goed georganiseerd. De meeste officieren hadden ervaring omdat zij onder Alexanders vader, Philippus II, veldtochten hadden ondernomen. Philippus voerde de falanx in en ze werd door Alexander vervolmaakt.
Wat gaf de falanx zo’n bijzonder karakter? Zowel de wapens als de opstelling van de afzonderlijke soldaten. Zij die bij de falanx waren ingedeeld, werden zwaar bewapend en toegerust met een helm, een harnas en een schild dat het grootste gedeelte van het lichaam beschermde. Hun voornaamste wapens waren een lans of speer van zo’n vier tot vijf en halve meter lengte en een kort Grieks zwaard. Zij stonden gewoonlijk zestien man diep, terwijl de lansen van de eerste vijf rijen tot vóór de voorste rij uitstaken — een geduchte barrière voor elke vijand; de achterste rijen legden hun lans op de schouders van degenen die voor hen stonden. De leden van de falanx kregen een inspannende gymnastische training ten einde eenheid, precisie en snelheid mogelijk te maken. Alexander voegde aan de falanx zware cavalerie toe voor het uitvoeren van charges. Hij gebruikte ook licht bewapende troepen voor speciale doeleinden.
Aan de oevers van de rivier de Granicus behaalde Alexander zijn eerste overwinning op de strijdkrachten van de Perzische koning, Darius III. De Perzische cavalerie had zich langs de oever van de rivier opgesteld, met de infanterie als reserve in de achterhoede. Alexander, die met zijn leger aan de andere zijde van de rivier verscheen, was, om het met de woorden van een geschiedschrijver te zeggen, „bijzonder in het oog lopend door zijn schild, en de vederbos die zijn helm overschaduwde, welke aan beide zijden twee hele lange uitsteeksels — als het ware vleugels — had, die zo uiterst wit waren dat ze verblindend waren voor degene die ernaar keek”. In de strijd die nu volgde, kon de Perzische cavalerie — ondanks dat ze in aantal die van Alexander verre overtrof — niet doeltreffend weerstand bieden aan de falanx met haar reeks lange pieken. De Perzische infanterie, die de strijd van de cavalerie — welke zo juist op rampspoedige wijze voor de Perzen was geëindigd — had aanschouwd, werd vervolgens verslagen. Alexanders overwinning joeg schrik aan onder de Perzen, vooral omdat er zoveel vooraanstaande Perzen waren gedood, van wie twee door Alexander zelf.
Een beroemd generaal in dienst van de Perzen, Memnon van Rhodos, beraamde het plan Alexander een halt toe te roepen. De Perzen zouden de oorlog tot in Macedonië voeren en Alexander dwingen naar huis terug te keren. Er werden vaartuigen in gereedheid gebracht en troepen ingescheept. Plotseling stierf Memnon echter. Darius bracht Memnons plannen — om Perzische rijkdom en schepen te gebruiken ten einde de oorlog tot in Macedonië te voeren — niet ten uitvoer. Darius besloot het in een gewone strijd, waarin hij persoonlijk het commando zou voeren, uit te vechten. De Perzische koning bracht een groot leger van ongeveer 600.000 man op de been. Darius, die op de numerieke sterkte van zijn leger vertrouwde en op een gewone veldslag aanstuurde, liet Alexander ongehinderd optrekken, zelfs door bergpassen en -engten heen die als formidabele bolwerken voor de Perzische verdediging dienst hadden kunnen doen.
In de nu volgende strijd te Issus waren de Perzen niet op de plotselinge en hevige aanval van het Macedonische leger voorbereid. Darius III, die in zijn strijdwagen reed, bemerkte dat sommige van zijn strijdkrachten deserteerden, waarop hij omkeerde en met de eersten van hen wegvluchtte. Het Perzische leger werd volledig verslagen, terwijl Alexander zelfs Darius’ moeder, vrouw, zuster, minderjarige zoon en twee dochters gevangennam, die waren meegenomen om getuige te zijn van hetgeen een opzienbarende overwinning voor Darius geweest had moeten zijn.
DE VAL VAN TYRUS
Na de strijd te Issus zette Alexander zijn achtervolging van Darius niet voort. In plaats daarvan richtte hij zijn aandacht op Tyrus. Vele jaren daarvoor had koning Nebukadnezar van Babylon na een beleg van dertien jaar de op het vasteland gelegen stad Tyrus vernietigd. Jehovah God had Nebukadnezar als zijn dienstknecht gebruikt om de landstad Tyrus te straffen (Ezech. 29:18-20). Nu moest het nieuwe Tyrus, dat op een eiland was gelegen, worden gestraft, zoals door Gods profeet Zacharia was voorzegd: „Zie! Jehovah zelf zal haar beroven, en hij zal haar militaire kracht stellig in de zee neerslaan; en zelf zal ze door het vuur worden verslonden” (Zach. 9:4, NW). Jehovah’s voornemen om de eilandstad Tyrus wegens haar trots en goddeloosheid te straffen, had een der ongewoonste veroveringen in de geschiedenis tot gevolg.
Tyrus weigerde Alexander toegang tot de stad te verlenen. De in woede ontstoken Alexander dreigde toen dat hij de stadspoorten zou neerhalen indien ze niet werden geopend. Deze dreiging maakte geen indruk op de inwoners van Tyrus. Was het bewijs niet geleverd dat de eilandstad tegen vijanden bestand was? Wat kon Alexander bovendien met falanxen en cavalerie doch zonder een zeemacht doen tegen een stad op een eiland? De inwoners van Tyrus verwachtten niet in het minst dat Alexander zich alle moeite zou getroosten om een dam van de kust naar hun eiland te bouwen!
„Dat Alexanders aanvalsmethode niet werd verwacht, is niet vreemd”, aldus W.B. Fleming in The History of Tyre, „want iets dergelijks stond in de annalen der oorlogvoering nog niet opgetekend. De muren rondom de stad waren aan de kant welke op het vasteland uitzag, wel ruim vijfenveertig meter hoog. De grootte der stenen waaruit de muur was opgetrokken, was dusdanig en ze waren zo goed gelegd dat de muur tegen elk aanvalswerktuig waarmee de vijand vanaf de onstabiele oppervlakte van het water zou opereren, bestand was. Een succesvolle bestorming was onmogelijk tenzij het oorlogstuig op vaste grond geplaatst kon worden en ter hoogte van de muur kon worden gebracht. Een ongeveer achthonderd meter breed kanaal, waarin het water zeer snel stroomde en dat — vooral met een zuidenwind — zeer gevaarlijk voor de scheepvaart was, scheidde het eiland echter van het vasteland.”
Maar waar moest Alexander het materiaal vandaan krijgen om een dam naar het eiland te bouwen? Wel, veel ervan kon van de ruïnes van het oude Tyrus komen. Arrianus, de Griekse historicus die een biografie van Alexander schreef, waarvoor hij de geschriften van twee van diens generaals als bronnen raadpleegde, verhaalt dat Alexander zelfs het stof van het oude Tyrus afschraapte en in het water stortte. Dat Alexander dit zou doen, was in de bijbelse profetie voorzegd, want Jehovah had gezegd: „Ik zal haar stof wegvagen van haar en haar maken tot een geheel naakte rots. . . . uwe steenen en uwe balken en uw stof zullen zij werpen midden in de wateren.” — Ezech. 26:4, 12, Ned. PB.
Het werk aan de dam werd dikwijls onderbroken. Sterke stromingen spoelden gedeelten van het werk weg. Er werden schepen van de Tyrische vloot op afgestuurd en de werklieden werden door boogschutters bestookt. Krachtsinspanningen van de zijde der Tyriërs en sterke stromingen verwoestten veel van het in aanbouw zijnde werk, zodat Alexander opnieuw moest beginnen. Ditmaal besloot hij een bredere dam aan te leggen zodat er meer aanvalswerktuigen naar de stad gevoerd konden worden. Er werden hele bomen gebruikt. Tyrische duikers sprongen echter het water in en bevestigden haken aan de uitstekende takken. Zij sleepten de bomen weg, waardoor gedeelten van het bouwwerk instortten. Alexander had een vloot nodig om zijn werklieden te beschermen. Uit Sidon, Aradus (Arvad), Byblus, Cyprus en andere plaatsen bracht Alexander een vloot van ongeveer tweehonderd schepen bijeen. De Tyriërs — verrast dat Alexander zo plotseling zulk een sterke vloot bij elkaar kon krijgen — besloten om niet een gewone zeeslag te gaan voeren. Nu Alexander zijn bouwwerk door middel van een vloot kon beschermen, werd de dam spoedig tot aan de stadsmuur voltooid.
Ten einde het probleem van de hoge muur te overwinnen, liet Alexander reusachtig grote verplaatsbare torens bouwen. „Een valbrug aan de voorkant van deze torens maakt een onverwachte stormaanval op de vijandelijke muren mogelijk”, aldus W. Keller in De bijbel heeft toch gelijk. „Het zijn de hoogste belegeringstorens die ooit in de militaire geschiedenis ingezet zijn. Ze hebben 20 etages en met hun hoogte van 50 meter steekt de bovenste verdieping ver boven de hoogste stadsmuur uit.”
De Tyriërs verzetten zich door enterhaken aan lange touwen te bevestigen en die uit te werpen, waardoor soldaten op de torens de dood in werden gesleurd. De Tyriërs vervaardigden werktuigen om roodgloeiend metaal op de vijand te werpen. Zij verhitten ook zand in koperen en ijzeren schilden en stortten dit over de soldaten van Alexander die de muur naderden, uit. Het zand, dat onder het harnas terechtkwam, veroorzaakte zulk een pijn dat de soldaten het afwierpen, waardoor zij zich aan de vanaf de muren afgeschoten pijlen blootstelden.
Alexander gaf het bevel om tot een algehele aanval over te gaan. De Macedoniërs op de torens streden om over de valbruggen de stad binnen te kunnen trekken. Ten noorden en zuiden van de dam werd de stadsmuur door schepen met stormrammen aangevallen. De schepen ten zuiden van de dam veroorzaakten spoedig een bres in de muur. Er werden bruggen uitgeworpen en stormtroepen van andere schepen trokken hier overheen. Alexander trad met een der stormtroepen aan land en behoorde tot de eersten die de muur bereikten. Ondertussen drong Alexanders vloot de haven van Tyrus binnen en versloeg de ingesloten Tyrische vloot. Nu kwamen er spoedig van alle kanten Macedoniërs de stad in. De aangerichte slachting in de straten en op de pleinen was ontzettend. De Macedoniërs, die door de hardnekkige tegenstand van de stad alleen nog maar meer in woede waren ontstoken, toonden geen genade. Een groot gedeelte van Tyrus werd in brand gestoken. Ongeveer 8000 Tyriërs werden gedood en 2000 jongemannen werden als weerwraak voor het doden van Macedonische gevangenen bij de zeekust aan palen gespietst. Verder werden er zo’n 30.000 Tyriërs als slaven verkocht. Het beleg had van midden januari tot midden juli van het jaar 332 v. Chr. geduurd.
Vervolgens begaf Alexander zich naar Jeruzalem, waar — zoals de historicus C. Rollin in zijn boek Ancient History schrijft — „de hogepriester hem daarna die passages in de profetie van Daniël liet zien waarin over die monarch wordt gesproken. . . . Wij kunnen ons gemakkelijk voorstellen dat Alexander bij het horen van zulke duidelijke, zulke omstandige en gunstige beloften, met grote vreugde en bewondering werd vervuld. Voordat hij Jeruzalem verliet, riep hij de joden bijeen en stelde hij hen in de gelegenheid om hem allerlei gunsten te vragen.”
Daarna trok Alexander naar Egypte, waar hij als een bevrijder werd begroet omdat de Egyptenaren het Perzische juk moe waren. Aan de Nijlmond stichtte hij in 332 v. Chr. de stad Alexandrië.
Alexander wendde zich nu weer noordwaarts en trok met een leger van ongeveer 47.000 man naar Babylon op. Darius III deed verscheidene vredesvoorstellen. Op zijn laatste vredesvoorstel gaf Alexander zijn gezanten ten antwoord: „Indien hij [Darius] ermee tevreden zou zijn een aan mij ondergeschikte positie in te nemen, zonder er aanspraak op te maken aan mij gelijk te zijn, zou ik mogelijkerwijs naar hem luisteren. Zeg hem dat de wereld geen twee zonnen en evenmin twee soevereinen zal toestaan.”
OVERWINNING BIJ GAUGAMELA
Darius maakte zich dus gereed voor de strijd. Ditmaal bracht hij een leger op de been dat tweemaal zo groot was als het leger waarmee hij te Issus had gestreden. Hij wist een leger van ongeveer 1.000.000 man in het leven te roepen. Alexander stak met zijn 47.000 man de Eufraat en de Tigris over en ontmoette Darius aan het hoofd van dat kolossale leger in de buurt van het dorp Gaugamela, ongeveer negenentwintig kilometer ten noordoosten van de ruïnes van Ninevé. Darius plaatste tweehonderd strijdwagens waarvan de wielen van sikkelvormige messen waren voorzien, en vijftien olifanten in zijn voorste linie. Hiermee hoopte de Perzische koning op Alexanders falanxen te kunnen inhakken, en hen daardoor in verwarring te kunnen brengen zodat zij een gemakkelijke prooi zouden worden voor de aanvallen van de Perzische cavalerie.
Toen de strijd begon, ratelden de strijdwagens over de vlakte en reden op de falanxen in. Alexander had echter lichtgewapende troepen aangesteld om de strijdwagens buiten gevecht te stellen. Zij verwondden paarden en menners met projectielen. De weinige wagens die de falanx bereikten, kwamen er onbeschadigd doorheen doordat de lansiers hun gelederen voor hen ontsloten, waarna ze in de achterhoede gemakkelijk werden overweldigd. De strijd was hevig. Het geschitter van de pieken van de falanx kwam geleidelijk aan steeds dichter bij Darius, en toen de wagenmenner van de koning door een werpspies werd getroffen, sprong Darius uit zijn strijdwagen, besteeg een paard en snelde in galop het slagveld af. Het duurde niet lang of het Perzische leger ging zijn aanvoerder achterna en blies in paniek de aftocht. Alexander achtervolgde de vluchtelingen en — volgens Arrianus — werden er 300.000 Perzen gedood. De vluchtende Darius werd door mannen die eens zijn bondgenoten waren, vermoord.
PLANNEN MET BETREKKING TOT BABYLON MISLUKKEN
Babylon gaf zich dadelijk over. Alexander besloot deze stad tot de hoofdstad der wereld te maken. Hij begon verscheidene grote bouwprogramma’s in Babylon. Zijn plannen om Babylon weer tot een grote stad te maken, konden echter geen succes hebben, omdat Alexander dit keer in strijd met de bijbelse profetieën handelde. Bij monde van zijn profeet Jesaja had de God des hemels verklaard: „Babel . . . zal worden als Sodom en Gomorra, toen God ze ondersteboven keerde; het zal in eeuwigheid niet meer bewoond worden, noch bevolkt zijn van geslacht tot geslacht” (Jes. 13:19, 20). Derhalve vielen Alexanders plannen om de door de Schrift ten ondergang gedoemde stad Babylon te herbouwen, in duigen; en nadat hij zijn verdere veroveringen had gestaakt en naar Babylon was teruggekeerd — alwaar hij de ene zwelgpartij na de andere bijwoonde — stierf hij in 323 v. Chr., op drieëndertigjarige leeftijd, ten gevolge van koorts.
Wat zou er van zijn rijk worden? De bijbelse profetieën maakten duidelijk dat ’zijn koninkrijk verbroken zal worden en verdeeld naar de vier windstreken des hemels; doch niet aan zijn nakomelingen’ (Dan. 11:4). Met betrekking tot de symbolische geitebok zei Gods engel tot Daniël: „De harige geitebok [doelt] op den koning van Griekenland, en de grote horen die tussen zijn ogen stond, dat is de eerste koning. En dat die afbrak en er vier in zijn plaats kwamen te staan: vier koninkrijken zullen uit het volk ontstaan, doch zonder zijn kracht.” — Dan. 8:21, 22.
Gods woorden kunnen niet op niets uitlopen, en in overeenstemming met de profetie hadden tegen 301 v. Chr., het jaar van de beslissende strijd bij Ipsos, vier van Alexanders generaals zich de macht toegeëigend. Over dit en Gods besluit betreffende Babylon sprekend, schreef de historicus Rollin: „Niets toont duidelijker de kracht en het gewicht van deze onoverkomelijke vloek aan, dan de krachtsinspanningen van de machtigste vorst die ooit heeft geregeerd; een vorst die wanneer het op het uitvoeren van zijn plannen aankwam, zijns gelijke niet heeft gehad; een vorst wiens ondernemingen nog nooit op een mislukking waren uitgelopen, maar die hierin [het herbouwen van Babylon] faalde, alhoewel het niet zo moeilijk toescheen als de rest. . . . Is er iets wat wonderbaarlijker en goddelijker kan zijn dan een reeks profetieën, die alle zo duidelijk, zo exact en zo omstandig zijn; profetieën die zo ver gaan dat erin wordt aangetoond dat een vorst zou sterven zonder ook maar één opvolger uit zijn eigen familie na te laten, en dat vier van zijn generaals zijn rijk onder zich zullen verdelen?”
De loopbaan van Alexander de Grote toont aan hoe nauwkeurig de bijbelse profetieën worden vervuld; hierdoor wordt op zijn beurt de Voortbrenger van die profetieën, Jehovah God, verheerlijkt. Laten allen die op hun weg succes willen hebben, hun leven met Gods profetische Woord in overeenstemming brengen, want de daarin opgetekende woorden kunnen nimmer falen.