De steen volledig leggen
1. Toon aan hoe in de Schrift de tijd voor het bouwen van Zion wordt gekenmerkt.
DE STEEN wordt voor eeuwig op zijn juiste plaats gezet wanneer de Heer verschijnt in zijn heerlijkheid. Dit geschiedt ten tijde van de tweede verschijning van Christus Jezus, want dan komt hij met heerlijkheid. De Schrift is zeer duidelijk hieromtrent. „De heerlijkheid zijner sterkte, wanneer hij komt om te worden verheerlijkt in verband met zijn heiligen en om in die dag met verwondering aanschouwd te worden in verband met allen die geloof hebben geoefend” (2 Thess. 1:9, 10, NW). „Want de Zoon des mensen moet komen in de heerlijkheid van zijn Vader met zijn engelen, en dan zal hij een ieder vergelden naar zijn gedrag” (Matth. 16:27, NW). „En dan zal het teken van de Zoon des mensen in de hemel verschijnen, en dan zullen alle stammen der aarde gaan jammeren en zij zullen de Zoon des mensen op de wolken des hemels zien komen met macht en grote heerlijkheid. En hij zal zijn engelen uitzenden met een groot bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen vergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste er van” (Matth. 24:30, 31, NW). Hij is de Koninklijke Majesteit die van de hemelen uit regeert, een absolute Heerser. Dan zal de wil van zijn Vader worden gedaan en de naam van de Vader, Jehovah, overal worden geloofd. „Gij dan moet aldus bidden: ’Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.’” — Matth. 6:9, 10, NW.
2. Waarom werd Zion niet opgebouwd vlak nadat Christus Jezus naar de hemel was opgestegen?
2 Van de tijd af dat Jezus Christus naar de hemel is opgestegen tot aan de tijd waarop hij de koninklijke autoriteit oefent, is een wachtperiode geweest voor zover het de werkelijke heerschappij over de aarde betreft; op ander gebied is hij niet inactief geweest. Christus moest Gods bestemde tijd afwachten. „Van die tijd af [wachtend] totdat zijn vijanden tot een voetbank voor zijn voeten zouden worden gemaakt” (Ps. 110:1; Hebr. 10:13, NW). Die wachttijd eindigt wanneer de tijd gedurende welke de natiën der aarde de macht in handen hebben, ten einde loopt, namelijk, aan het einde van de tijden der heidenen, in 1914. Gedurende deze lange wachtperiode hebben Jehovah’s voornemens zich verwezenlijkt (Luk. 21:24; Hebr. 2:5-13, NW). Dan, wanneer de „tijden der heidenen” eindigen, begint de dag van Jehovah. Dan handelt Hij ten aanzien van het Koninkrijk en de meest grootse gebeurtenis aller gebeurtenissen geschiedt, de Koning, Christus Jezus, de ’hoeksteen van Zion’, wordt gemachtigd zijn werkzaamheden te beginnen. „De HERE [Jehovah] zal den scepter Uwer sterkte zenden uit Zion, zeggende: Heers in het midden Uwer vijanden. De HERE [Jehovah] heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizedek.” — Ps. 110:2, 4.
3. Wat moest na 1914 in de hemel worden volbracht voordat de steen werd gelegd?
3 Na 1914 woedde de grote strijd des hemels tussen Jehovah’s gezalfde Koning en de satanische en demonische machten. Eerst moet de onrechtvaardige organisatie welke al die tijd een verontreinigende invloed heeft uitgeoefend en zeer verafschuwd is geweest, uit de hemel worden verwijderd. De hemel moet worden gereinigd want de Here Jezus Christus te beschouwen als degene die in de hemel als de koning van de hoofdstad van het universum heerschappij oefent en toch op dezelfde tijd en plaats het bedrijven van lage praktijken en goddeloosheid toestaat, is onmogelijk. Eén moet verdwijnen, en het zijn Satan en de demonen die moeten heengaan. En zij gaan heen want zij worden uit de hemel gesmeten, „naar de aarde nedergeworpen, en zijn engelen werden met hem nedergeworpen”. — Openb. 12:7-12, NW.
4. In welk opzicht is Christus Jezus een ’beproefde’ hoeksteen ten tijde van de heerschappij die wordt uitgeoefend wanneer het Koninkrijk aan de macht is?
4 Jehovah’s gezalfde Koning wint de strijd na ongeveer drie en een half jaar. Evenals Christus bij de eerste advent bij de Jordaan verscheen en werd gezalfd, en zich drie en een half jaar later als koning aanbood, geschiedt het ook in de volledige vervulling. In 1914 begint hij zijn werkzaamheden als priester en koning, en drie en een half jaar later biedt hij zich als koning aan. Wederom is hij de ’beproefde’ hoeksteen. Drie en een half jaar lang strijdt hij tegen het kwaad, en hij overwint. Jehovah zegt: „Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Zion, den berg Mijner heiligheid” (Ps. 2:6). De steen van Zion wordt volledig gelegd in 1918. De Koning is nu niet alleen tegenwoordig maar hij heeft bewezen de door God uitverkoren overwinnaar te zijn door Satan en zijn gehele legerschare demonen uit de hemel te verdrijven.
5. Hoe maken wij een onderscheid tussen de steen in Zion leggen en het voortbrengen er van?
5 Zion is Gods hoofdorganisatie, die in de hemel is opgericht en wordt gevormd door Christus Jezus en de gezalfde geestelijke kinderen van Jehovah, terwijl de nieuwe wereld wordt georganiseerd om datgene te omvatten wat tot het welzijn des mensen dient, namelijk, de nieuwe maatschappij der aarde, zij die onderdanen zullen zijn onder het toezicht van Gods koninklijke huis, dat de regeringsmacht in de hemel is. Het is echter belangrijk op te merken dat het fundament van de nieuwe wereld werd voortgebracht toen Jezus zich bij de rivier de Jordaan wijdde, waarna hij begon te prediken: „het koninkrijk des hemels is nabijgekomen”; en drie en een half jaar later werd de „steen” gelegd in de vervulling in het klein. Zo geschiedt het ook in de vervulling in het groot. In 1914 begon Christus zijn macht uit te oefenen als de rechtmatige heerser der aarde door tegen Satan op te trekken, en drie en een half jaar later (1918) bood hij zich aan zijn belijdende volk aan als koning. Gedurende de drie en een half jaar brak de Koning de macht van de heerser van dit tegenwoordige samenstel van dingen.
ZICHTBARE BEWIJZEN
6. Waardoor worden belijdende christenen in een ernstige positie voor God geplaatst?
6 Christus Jezus was in 1914 als koning tegenwoordig doch pas in 1918 bood hij zich aan hen die beleden zijn volk te zijn, aan. Bedenk dat millioenen mensen beweren Christenen te zijn en daarom in een stilzwijgend verbond staan Gods wil te doen. De religieuze leiders van deze mensen beweren pocherig dat zij de wil van God doen. Zij beweren dat het Gods wil is dat zij in nationale en internationale aangelegenheden de leiding hebben, hun invloed aanwenden en een overheersende positie innemen. De Katholieken beweren dat hun leider en opperpriester voor Christus op aarde spreekt en zij beweren zelfs, dat hij wanneer hij ambtshalve spreekt, onfeilbaar is. Ook de duizenden en nog eens duizenden priesters, nonnen en andere ambtsbekleders in het Rooms-Katholieke stelsel beweren predikers, en leraars van het Christendom te zijn. Hetzelfde is het geval met de Protestantse stelsels der religie, wier geestelijken, bisschoppen, aartsbisschoppen en andere functionarissen, en hun millioenen aanhangers er aanspraak op maken Christenen te zijn. Dit is eveneens het geval met de honderden andere gezindten en sekten. Gaan zij niet iedere zondag naar hun vergaderzalen met een Bijbel of gebedenboek in hun hand, waardoor zij er blijk van geven te geloven? Geregeld zeggen zij het Onze Vader op waarin om de komst van Gods koninkrijk wordt gevraagd en wordt gebeden dat zijn wil moge geschieden. Duizenden predikers houden preken en hierdoor getuigen zij er van dat zij God naderen met hun mond hoewel hun hart ver van hem verwijderd is!
7. Beschrijf hoe de aanhangers der valse religie op de prediking van de Koninkrijksboodschap reageren.
7 Deze millioenen mensen hebben de gelegenheid gehad het teken van de „tijd van het einde” te herkennen. De tijden der heidenen zijn in 1914 geëindigd en de profetieën gingen in vervulling precies zoals in Mattheüs 24 en Lukas 21 was voorzegd, maar deze millioenen mensen hebben geen acht geslagen op deze profetieën. In plaats dat deze valse aanbidders van God deze gebeurtenissen die de tweede tegenwoordigheid van Christus aankondigden, aanvaardden, spotten en schimpten zij en zij gingen smalen, en tot op deze tijd zijn zij die houding blijven aannemen. De ongelovigen, die de meerderheid uitmaken, hebben onder andere het volgende tot de getrouwe getuigen gezegd: ’Wat weten jullie over deze dingen? Onze organisatie bestaat al honderden jaren, en jullie zijn pas nieuw.’ Of: ’Onze leraars hebben ons deze dingen niet verteld, daarom kunnen jullie geen waarheid spreken.’ ’Ach wat, jullie voorspellen zelfs dat ons kwaad zal overkomen, en niets kan verder van de waarheid verwijderd zijn.’ ’Laat ons met rust en ga naar de heidenen, want wij hebben onze kerk en zijn gered.’ ’Deze prachtige kapel, of kathedraal, staat nu al honderden jaren, en denken jullie dat God ze zal vernietigen? Nooit!’ ’Wij wensen jullie ergerlijke bemoeienissen niet. Val ons niet meer lastig.’ Of: ’Blijf uit deze stad. Kom niet in de nabijheid van deze parochie. Ze is van mij. Zij zijn mijn schapen. Kom niet bij hen. Stoor ons niet!’ ’Jullie vertellen ons dat de Bijbel aantoont dat wij dwalen, en dat de Bijbel zelfs leert dat er geen vuur in de hel is. Wij zelf geloven niet werkelijk dat er vuur in de hel is, maar dat jullie verderfelijke mensen het ons komen vertellen, is meer dan wij kunnen verdragen.’
8. Waarom en hoe kunnen wij zeggen dat de hedendaagse Efraïmieten blind en dronken zijn?
8 De grote meerderheid van deze belijdende Christenen en hun leiders bekommeren zich niet werkelijk om datgene wat in de Schrift wordt vermeld want zij hebben geen vrees voor God. Mocht er een lezer zijn die dit in twijfel trekt, laat hij dan de proef op de som nemen door zelf van huis tot huis te gaan en tot hen te spreken. Toets de geestelijken en priesters en andere functionarissen in deze religieuze organisaties en merk op hoe weinig zij omtrent het Woord Gods, de voornemens van Jehovah en het teken van de „tijd van het einde” weten. Zij verkeren in duisternis en gaan mee met dit boze samenstel van dingen, en weten niet de juiste weg te bewandelen. „Blinde leidslieden der blinden” (Matth. 15:14). Deze mensen zijn de hedendaagse Farizeeërs. Zij zijn zo blind dat zij de sleutel tot de ware kennis, wanneer hun deze sleutel voor ogen wordt gehouden, niet kunnen zien. Zij spannen liever samen om een manier te vinden waardoor een einde wordt gemaakt aan de bekendmaking van de waarheid. Zij geraken geheel de kluts kwijt. Zij staan op hun preekstoel en belijden leraars van het Christendom te zijn, maar zij weten niets van het Christendom af, want zij spreken ergens anders over. Zij bidden luid en schijnheilig om de komst van Gods koninkrijk en Christus’ heerschappij en zoeken dan in blindheid naar een organisatie onder de mensen die groot genoeg is om hen en hun plannen te ondersteunen. Zich voordoende als vertegenwoordigers van de „Vredevorst” trekken zij er op uit om de oorlogswerktuigen te zegenen. Met zoetsappige woorden zeggen zij ’Hebt uw vijanden lief’ en overladen vervolgens degenen die de vijanden doden, met eerbewijzen.
9. Noem feiten die aantonen dat zij in een dronken toestand verkeren.
9 Deze mensen zijn niet alleen blind maar verkeren ook in een bedwelmde toestand. Door de boodschap der waarheid en door zichzelf geraken zij geheel in verwarring, en hun leringen maken hen neerslachtig. Zij weten niet wat zij moeten doen of waarheen zij moeten gaan. Zij zijn gelijk dronken mensen, die heen en weer waggelen, en zij steunen eerst op deze en dan op die organisatie, sluiten een concordaat met de ene regerende macht en vervolgens met een andere aan de tegenovergestelde kant. Zij gaan achteruit en vooruit maar willen toch de waarheid niet horen. Zij verachten de waarheid en hen die haar brengen, en zij gaan hierbij dikwijls zo ver dat zij beledigingen uiten, geweld gebruiken, valse beschuldigingen te laste leggen en het gepeupel ophitsen. Zij zijn de hedendaagse „dronkenen van Efraïm”. Jehovah’s getuigen, de huidige Jesaja-klasse, vertellen hun de waarheid in een poging hen van de komende vernietiging te redden, en zij waarschuwen hen de toekomstige gramschap te ontvlieden. Maar om deze te kunnen ontvlieden, zullen zij hun handelwijze moeten veranderen. In hun dronken toestand weigeren zij te luisteren. Neen, zij kunnen niet horen. En zeggen zij: Waarom moeten wij worden lastig gevallen met zulke onbeduidende dingen die deze Jehovah’s getuigen zeggen en waarmede zij ons voortdurend bestoken? Voor deze tegenbeeldige „dronkenen” is het een eindeloze reeks pijnlijke kwellingen. Waarom al dat gepraat over Armageddon en het einde der wereld? De getrouwe dienstknechten blijven echter prediken, alhoewel zij soms moeten zeggen: „Daarom, hoort des HEREN [Jehovah’s] woord, gij bespotters, gij heersers over dit volk.” Of: „Hoort daarom het woord des HEREN, gij spotters, gij hekelaars onder dit volk dat te Jeruzalem is!” (Jes. 28:14, AV) Schimpend, hatelijk en verachtelijk bespotten zij Gods boodschap en zij trachten zijn voorschriften belachelijk te maken, maar toch verdraagt Jehovah het geduldig en ’het woord des HEREN [van Jehovah] zal hun zijn: gebod op gebod, gebod op gebod, regel op regel, regel op regel, hier een weinig, daar een weinig; opdat zij heengaan, en achterwaarts vallen, en verbreken, en verstrikt en gevangen worden’ (Jes. 28:13). Deze woorden worden niet tot de getrouwe hedendaagse Jesaja-klasse gesproken als een belofte voor hen dat zij met een klein beetje waarheid hier en een klein beetje waarheid daar zullen worden vertroost, maar ze vormen een antwoord dat in niet onzekere bewoordingen is gericht tegen deze „dronkenen”. Aldus zal Jehovah tot deze spottende natie spreken. Waren de lippen van deze profeet niet door een seraf aangeraakt en gereinigd? En toch was hij genadig en teder, zoals een kindermeisje dat voor kleine kinderen zorgt. Op deze wijze geschiedt het, zegt Jehovah, ja, „gebod op gebod”. Hoe lang zal Gods geduld duren? Totdat de ’steen is gelegd in Zion’, want dan zal het oordeel komen en de voltrekking zal niet worden uitgesteld. „Wat zullen wij dan zeggen? Dat mensen uit de natiën, hoewel zij de rechtvaardigheid niet hebben nagestreefd, de rechtvaardigheid hebben verkregen, de rechtvaardigheid die uit geloof voortvloeit; maar Israël, hoewel het een wet van rechtvaardigheid nastreefde, is niet tot de wet geraakt. Om welke reden? Omdat hij ze niet door geloof, maar als door werken nastreefde. Zij zijn gestruikeld over de ’steen der struikeling’; zoals er staat geschreven: ’Zie? ik leg in Zion een steen der struikeling en een rotsmassa des aanstoots, maar hij die zijn geloof er op grondt, zal niet teleurgesteld worden’” (Rom. 9:30-33, NW). De heersers der Christenheid in deze tijd verkeren in precies dezelfde toestand als de heersers van Israël toen de „steen” werd gelegd in de vervulling in het klein; zij zijn gelijk de „dronkenen van Efraïm”.
HET OORDEEL
10. Wat is Gods oordeel over deze „dronkenen”?
10 Het verband van de profetie in Jesaja 28:16 toont duidelijk aan dat het oordeel zal komen en daarom zal deze hedendaagse „dronkenen van Efraïm” het volgende overkomen: „En Ik zal het gericht stellen naar het richtsnoer, en de gerechtigheid naar het paslood; en de hagel zal de toevlucht der leugen wegvagen, en de wateren zullen de schuilplaats overlopen. En ulieder verbond met den dood zal te niet worden, en uw voorzichtig verdrag met de hel [Sheol] zal niet bestaan; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, dan zult gijlieden van denzelven vertreden worden” (Verzen 17, 18, AS). Twee dingen vallen duidelijk op: Ten eerste, het woord „daarom” in vers 16 is in strijd met hun vertrouwen en God verklaart in uiterst duidelijke bewoordingen dat Zions fundamenthoeksteen absoluut onbeweeglijk is. Ten tweede, de zekerheid van hun straf. Eveneens is hier de stilzwijgende gevolgtrekking duidelijk dat een nieuw fundament de verwijdering van het oude betekent. Evenmin als Salomo’s tempel de woonplaats was waar Jehovah tenslotte zou rusten, is de hedendaagse organisatie der afvallige religie zijn woonplaats. Deze aanhangers van valse religie luisteren niet naar de boodschap die hun wordt bekendgemaakt, en ze wordt behandeld als iets wat hun aandacht niet waard is. Doch wanneer de betekenis er van tot hen doordringt, zal het te laat zijn om te vlieden, want zij zullen door de beroering, de ontsteltenis en de vernietigende krachten van Armageddon worden verzwolgen. „Wie zal zich dan over u ontfermen, [afvallig] Jeruzalem? Wie zal dan medelijden met u hebben? Wie zal dan heengaan en naar uw welzijn vragen? Gij hebt mij verlaten, spreekt de Heer [Jehovah], en zijt van mij afgevallen: daarom heb ik mijne hand tegen u uitgestrekt om u te verderven; ik ben des ontfermens moede geworden” (Jer. 15:5, 6, Lu). Dit is een gedeelte van het oordeel dat in Jesaja 28:19 onder woorden wordt gebracht.
11. (a) Waarop rusten de tegenbeeldige dronkenen van Efraïm in deze tijd? (b) Waarom en hoe zullen zij worden gestraft?
11 Deze tegenbeeldige Efraïmieten hebben zichzelf gevleid. Zij hebben zich een gemakkelijke en veilige rustbank bereid, klaarblijkelijk hun vertrouwen op het huidige Egypte. Doch „wanneer zij zeggen: ’Vrede en zekerheid!’ zal terstond een plotselinge vernietiging over hen komen zoals de barenswee een zwangere vrouw overvalt, en zij zullen het geenszins ontvlieden. Want zij die slapen, zijn gewoon des nachts te slapen, en zij die dronken worden, zijn gewoonlijk des nachts dronken.” „Want de HERE [Jehovah] zal Zich opmaken, gelijk op den berg Perazim, Hij zal beroerd zijn, gelijk in het dal van Gibeon, om Zijn werk te doen, Zijn werk zal vreemd zijn; en om Zijn daad te doen, Zijn daad zal vreemd zijn!” (1 Thess. 5:3, 7, NW; Jes. 28:21) Het oordeel zal over deze spotters komen. Thans is het weliswaar hun tijd voor brasserij, maar binnenkort zullen de rollen worden omgekeerd, en Jehovah zal dit door bemiddeling van zijn gezalfde Koning doen. Zij zullen worden gestraft voor hun boze daden. „Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het rechtvaardig is van Gods zijde verdrukking terug te betalen aan hen die verdrukking voor u veroorzaken, maar, voor u die verdrukking lijdt, verademing tezamen met ons bij de openbaring van de Here Jezus uit de hemel met zijn machtige engelen in een vlammend vuur, wanneer hij verdiende bestraffing brengt over hen die God niet kennen en hen die het goede nieuws over onze Here Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen de straf betalen van eeuwige vernietiging, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte, wanneer hij komt om te worden verheerlijkt in verband met zijn heiligen en om in die dag met verwondering aanschouwd te worden in verband met allen die geloof hebben geoefend” (2 Thess. 1:6-10, NW). Zij hebben de steen van Zion, Gods gezalfde Koning, die zij belijden te dienen en te aanbidden, verworpen. „Ziet, Ik zende Mijn engel [boodschapper], die voor Mijn aangezicht den weg bereiden zal; en snellijk zal tot Zijn tempel komen die Here, Dien gijlieden zoekt, te weten de Engel [boodschapper] des verbonds, aan Denwelken gij lust hebt; ziet, Hij komt, zegt de HERE [Jehovah] der heirscharen. Maar wie zal den dag Zijner toekomst verdragen, en wie zal bestaan, als Hij verschijnt? Want Hij zal zijn als het vuur van een goudsmid, en als zeep der vollers.” „Want ziet, die dag komt, brandende als een oven, dan zullen alle hoogmoedigen, en al wie goddeloosheid doet, een stoppel zijn, en de toekomstige dag zal ze in vlam zetten, zegt de HERE [Jehovah] der heirscharen, Die hun noch wortel, noch tak laten zal.” — Mal. 3:1, 2; 4:1.
12. Hoe wordt de profetie ’het gericht naar het richtsnoer, en de gerechtigheid naar het paslood’ in deze tijd toegepast en vervuld? Met welk gevolg voor de hedendaagse Efraïmieten?
12 Het oordeel begint bij de belijdende Christenen, zowel bij hen die binnen als bij hen die buiten Gods organisatie zijn, en de bepalende factor voor het begin van het oordeel is: het volledig leggen van de steen in Zion. ’Het gericht is het richtsnoer, en gerechtigheid het paslood.’ Jehovah is nauwkeurig en juist in al zijn handelingen, en het optrekken van het gebouw op de hoeksteen zal met minutieuze nauwkeurigheid worden verricht. Het gebouw zal de juiste hoogte en breedte hebben; ook zullen alleen de uitverkoren stenen worden gebruikt. Er zal geen plaats zijn voor smaders, verachters en spotters, en stellig niet voor de hedendaagse „dronkenen van Efraïm”. Alleen zij die in absolute en volledige overeenstemming met Jehovah’s voornemens zijn en zich naar zijn rechtvaardige vereisten richten, zullen tot dat gebouw behoren. Jehovah’s gebouw is een waar toevluchtsoord, terwijl het gebouw waarin de „dronkenen” hun vertrouwen stellen, onjuist is en niet zuiver is opgetrokken met behulp van het gericht als richtsnoer of gerechtigheid als paslood. In plaats daarvan hebben zij leugens en onwaarheid gebruikt. Niets in de structuur van hun organisatie is aan de Schrift getoetst, terwijl in Jehovah’s gebouw de „levende stenen” worden afgemeten overeenkomstig het ware en zekere fundament en hierop haaks en waterpas worden aangebracht. De organisatie van deze aanhangers der valse religie staat daarom geheel en al uit het lood en is veroordeeld. Haar wacht de vernietiging. Het is een vaststaand feit dat zij in 1919 wat Gods voornemens betreft zo uit het lood stonden, dat zij liever de Volkenbond als „de politieke uitdrukking van het koninkrijk Gods op aarde” aanvaardden dan Jehovah’s gezalfde Koning.
13. Kan dezelfde schriftuurplaats van toepassing worden gebracht op hen die met Jehovah’s organisatie zijn verbonden, en indien dit zo is, op welke wijze?
13 Het oordeel kwam niet alleen over de hedendaagse „dronkenen van Efraïm” maar ook over de Christenen binnen Gods zichtbare organisatie, want in 1918 was ook daar grote beroering. Velen die luidkeels verklaarden volgelingen te zijn, die in de voetstappen van de Heer traden, bleken in het geheel niet in overeenstemming te zijn met de afmetingen, er niet aan te voldoen, en zij waren besloten hun eigen weg te gaan en de rechtvaardige vereisten van de Heer volkomen te negeren. Zij werden afgekeurd en een verdere gelegenheid om verbonden te blijven met hen die waarlijk tot de Koninkrijksklasse behoorden, werd hun ontzegd. Wij leven nog steeds in de oordeelsdag en het lot van allen wordt bepaald door de wijze waarop wij thans handelen. Het gezalfde overblijfsel dat in deze tijd leeft, zal, wanneer het tenslotte is goedgekeurd, worden beloond met een plaats in de eeuwige hoofdstad van het universum, met Christus Jezus en de apostelen en allen die er sedert hun tijd blijk van hebben gegeven getrouw te zijn. De leden van de gezalfden die onwaardig worden geoordeeld, zullen geen plaats in de hemelse stad hebben, doch wanneer zij de dood ingaan, zullen zij voor eeuwig sterven en hun gedachtenis zal worden vergeten.
DE VOORNAAMSTE HOEKSTEEN
14. (a) Verklaar in het kort de achtergrond van Zacharia 4:7-10. (b) Op welke wijze is Christus Jezus de volledige hoofdsteen?
14 Gods gezalfde Koning is niet alleen de hoeksteen van het fundament maar hij is ook de voornaamste hoofdsteen, en deze steen moet voortgebracht en geplaatst worden. „Zo zal hij de hoofdsteen voortbrengen, met donderend gejuich Heerlijk! Heerlijk! is deze. Toen kwam het woord van Yahweh tot mij, zeggende: De handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest en Zijn handen zullen het voltooien. Zo zult gij weten dat Yahweh der heirscharen mij tot u heeft gezonden. Want wie heeft de dag der kleine dingen veracht? Toch zullen zij zich verheugen wanneer zij het paslood in de hand van Zerubbabel zien” (Zach. 4:7-10, Ro). Dit is de steen die de kroon zet op het gebouw. De Here Jezus vormt niet alleen de basis, doordat hij als degene die een begin heeft gegeven aan ons geloof en die er de auteur en leider van is, voorziet in alle dingen welke van fundamenteel belang zijn, maar hij is ook de volmaker, de schoonheid die de kroon zet op alles, hij die „gans liefelijk” is, de grootse en geheel glorierijke Koning van Zion, en Jehovah’s heerlijkheid rust op hem. „Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen; genade is uitgestort in Uw lippen; daarom heeft U God gezegend in eeuwigheid.” „Jezus Christus, ’de Getrouwe Getuige’, ’De eerstgeborene uit de dood’ en ’De Heerser van de koningen der aarde’. Aan hem die ons liefheeft en ons van onze zonden heeft bevrijd door zijn bloed.” — Ps. 45:3; Openb. 1:5, NW. Zie ook Openb. 5:9, 12, 13, NW.
15. Waarom waren in Israëls tijd de bouwers gelukkig toen de hoofdsteen werd gelegd?
15 Zij die deze koninklijke majesteit in zijn verheven positie zien, worden grotelijks gezegend en met blijdschap vervuld, want zij weten dat hij thans regeert en de tijd voor de Koninkrijksheerschappij is aangebroken. Daar zij op de hoogte zijn met deze heilige waarheden, eren zij de gezalfde Koning derhalve met „gejuich” wanneer hij als de hoofdsteen wordt gelegd. Thans is het de tijd dat hij „met donderend gejuich” moet worden aangekondigd. „Zo zal hij de hoofdsteen voortbrengen, met donderend gejuich Heerlijk! Heerlijk! is deze” (Zach. 4:7, Ro). Toen in de tijd van Zerubbabel de hoofdsteen werd gelegd, weerklonk er gejuich op gejuich. En waarom niet? Was Israël niet zeventig jaar lang in gevangenschap geweest? Waren zij nu niet terug in hun land en werd hun tempel niet herbouwd te midden van hevige tegenstand? Geen wonder dat zij, nu de laatste hand er aan werd gelegd, zich „met donderend gejuich” uitten!
16. Hoe ging de profetie in Jezus’ tijd in vervulling? en hoe gaat ze thans in vervulling en met „donderend gejuich”?
16 Hetzelfde was het geval in de dagen van Christus Jezus: „Terwijl hij voortreed, bleven zij hun bovenklederen op de weg spreiden. Zodra hij nabij de weg kwam die van de Olijfberg naar beneden leidt, begon de gehele menigte der discipelen vol vreugde God met een luide stem te loven om alle machtige werken die zij hadden gezien, zeggende: ’Gezegend is Hij die komt als de Koning in Jehovah’s naam! Vrede in de hemel, en glorie in de hoogten boven!’” „De meesten der schare spreidden hun bovenklederen op de weg, terwijl anderen takken van de bomen begonnen af te snijden en ze op de weg spreidden. Aangaande de scharen, zij die voor hem uit gingen en zij die hem volgden, bleven uitroepen: ’Wij bidden, red de Zoon van David! Gezegend is hij die komt in Jehovah’s naam! Wij bidden, red hem in de hoogten boven!’ Toen hij nu Jeruzalem inging, werd de gehele stad in beroering gebracht, zeggende: ’Wie is deze?’” Deze profetie gaat thans in het groot en volledig in vervulling, en is wonderbaarlijk voor hen die in deze tijd de ’Koning in Zijn schoonheid’ zien (Jes. 33:17). Heden ten dage wordt de gezalfde Koning Christus Jezus „MET DONDEREND GEJUICH” als de voornaamste steen van Zion aangekondigd. Wat roepen zij uit? Zij maken luidkeels bekend: „Heerlijk! Heerlijk! is deze.” Voor hen die tot Gods organisatie behoren, is de verheven positie van Christus als het werk dat op alles de kroon zet, inderdaad mooi. Merk nu op hoe in de tegenwoordige tijd het gejuich sterker, moediger, ondubbelzinniger en nadrukkelijker is dan toen het in 1922 begon. Het is jaar na jaar toegenomen, zodat er in dit jaar meer dan 400.000 stemmen gezamenlijk juichen.
17. Op welke wijze wordt in deze tijd het zichtbare deel van Gods organisatie in het lood gebracht?
17 De Koning wordt niet alleen boven iedere naam verheven maar het paslood is in zijn hand en gelukkig zijn zij die het zien, want het volk van Jehovah wordt als nimmer tevoren in het lood gebracht of met Zijn rechtvaardige vereisten in overeenstemming gebracht. Gezegend zijn zij die zich naar die vereisten schikken, er mede in overeenstemming blijven en voortgaan te zingen: „Heerlijk! Heerlijk! is deze.” „Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des HEREN [van Jehovah]! Wij zegenen ulieden uit het huis des HEREN [van Jehovah].” — Ps. 118:26.
GELUKZALIGHEID VOOR ZION
18. In welk opzicht is de hoeksteen kostbaar? Wat wordt vereist van hen die tot de gelukzaligheid van Zion willen geraken?
18 De apostel Petrus schreef onder inspiratie: „Want er staat in de Schrift: ’Zie! ik leg in Zion een uitverkoren steen, een kostbare hoeksteen van het fundament; en hij die zijn geloof er op grondt, zal geenszins teleurgesteld worden’” (1 Petr. 2:6, NW). Hoe waar is het dat „hij die zijn geloof er op grondt, . . . geenszins teleurgesteld [zal] worden”! Voor u is hij derhalve kostbaar omdat gij gelovigen zijt. Ja, kostbaar is hij voor hen die tot Zion, de hemelse stad, behoren, en kostbaar is hij ook voor hen die zich bij de gezalfden Gods hebben aangesloten en onderdanen van de glorierijke Koning worden. Van hen die de hemelse hoop hebben en van hen die de aardse hoop hebben, wordt dezelfde mate van loyaliteit en getrouwheid vereist. Volledige wijding van alles wat men heeft, wordt vereist van allen die de gelukzaligheid van Gods organisatie willen genieten. Het is een door Jehovah geschonken eer bevoorrecht te zijn deze wonderbaarlijke voornemens van de Heer in deze dagen verwezenlijkt te zien. Wij weten dat Zion in de hemelen is bevestigd en dat Jehovah de „levende stenen” daar heeft geplaatst zoals het hem behaagt; dat zijn gezalfde Koning Christus Jezus de hoeksteen van het fundament en ook de hoofdsteen is, en dat dit gebouw voor eeuwig Jehovah’s woonplaats is. Hij is Koning geworden. „Te dien dage zal de HERE [Jehovah] der heirscharen tot een heerlijke Kroon en tot een sierlijken Krans zijn den overgeblevenen Zijns volks; en tot een geest des oordeels dien, die ten oordeel zit, en tot een sterkte dengenen, die den strijd afkeren tot de poort toe” (Jes. 28:5, 6). Hij is waarlijk de Gever van gerechtigheid en sterkte aan zijn volk.
19. Op welke wijze verwerven de gezalfden en de „andere schapen” vertrouwen en geluk door de wetenschap dat de hoeksteen is gelegd en op zijn plaats ligt?
19 De „andere schapen” des Heren zullen gelukkig zijn omdat zij weten dat de aardse organisatie van Jehovah, waartoe zij behoren, onder het onmiddellijke toezicht van de hemelse organisatie staat, en zij zullen de nieuwe maatschappij der aarde vormen onder de heerschappij van Zions Koning. Er moet een groot werk worden verricht voordat de overige „levende stenen” van het hemelse Zion volledig beproefd en goedgekeurd zijn en voordat de valse aanbidders van Jehovah God, de „dronkenen van Efraïm”, volkomen zijn verwijderd. Maar de voornemens van de Schepper zullen verwezenlijkt worden omdat hij de Allerhoogste en de Almachtige is, en niemand kan verhinderen dat hij volbrengt wat hij zich voorneemt te doen. Misschien duurt het, voor enkelen langer dan zij hadden verwacht, maar dit dient reden te geven tot verheuging en blijdschap wegens hetgeen zij zien geschieden. Wij verkeren niet in twijfel omtrent waarheen wij gaan, wat wij doen, en waarom wij het doen. Het feit is: het Koninkrijk is opgericht, Christus Jezus is Koning, de „andere schapen” worden bijeenvergaderd, en de valse aanbidders worden bijeengebracht voor de vernietiging. Allen dienen er aan te denken dat de gehele bewoonde aarde moet weten dat de hemelse Koning van Zion thans aan de macht is en regeert. De tempel in de hemel is vrijwel voltallig. In werkelijkheid is hij reeds geopend. De hoeksteen is volledig gelegd en het oordeel is aan de gang. De ongelovigen zullen worden verdelgd maar de gelovigen zullen worden gered, beschermd en voor eeuwig worden gezegend. Aanschouw daarom uw Koning en wees gelukkig, gij die in hem gelooft. Eer de Koning en verheugt u ten volle. Waarlijk, de tijd waarin Gods volk gezegend wordt, is aangebroken.